ECLI:NL:TADRSGR:2023:97 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-111/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2023:97
Datum uitspraak: 19-04-2023
Datum publicatie: 03-05-2023
Zaaknummer(s): 23-111/DH/RO
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat in alle onderdelen ongegrond. Klager meent dat er met camerabeelden is gesjoemeld, maar dat kan niet worden vastgesteld.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 19 april 2023 in de zaak 23-111/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 3 februari 2023 met kenmerk R 2023/13 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 14. Ook heeft de voorzitter kennis genomen van de per e-mail op 17 februari 2023 ontvangen stukken van klager.

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    Klager is verdachte geweest van mishandeling. Klager heeft zich in de strafzaak eerst laten bijstaan door mr. M en vervolgens door mr. R. 
1.2    Half maart 2022 is verweerder de belangen van klager gaan behartigen. Verweerder heeft het strafdossier van mr. R ontvangen. Later is door mr. R, na daartoe strekkend verzoek van verweerder, ook een cd-rom met beelden van een camera op de Zeedijk te Amsterdam aan verweerder overgedragen. 
1.3    Op 21 en 30 maart 2022 heeft verweerder klager bezocht in de PI.
1.4    Bij brief van 31 maart 2022 heeft verweerder aan klager geschreven:
“Het hof had een pro forma zitting ingepland op 19 april 2022. Ik kan die dag niet dus ik heb een andere datum gevraagd. De zitting zal nu plaatsvonden op 22 april 2022 in de ochtend.”
1.5    Op 22 april 2022 heeft een pro forma zitting plaatsgevonden bij het gerechtshof. Verweerders pleitnota voor die zitting maakt onderdeel uit van het klachtdossier. 
1.6    Bij brief van 13 juni 2022 heeft verweerder aan klager onder meer geschreven:
“Jij hebt mij de afgelopen tijd meermaals gebeld aangaande de camerabeelden die onderdeel zijn van het dossier. Deze beelden zijn volgens jou (door de politie) gemanipuleerd en jij geeft aan dat er verschillende versies van de beelden zijn. Jij verzocht mij om beelden ergens op te vragen en/of deze nader te laten onderzoeken om vast te stellen dat deze gemanipuleerd zijn en dat er deep fake op is toegepast. (…)
Ik heb jou ook meermaals laten weten dat de beelden in het dossier mijns inziens niet gemanipuleerd zijn en dat ik verder ook niets van aanvullend onderzoek aangaande de beelden zal doen. (…) Ik heb je ook meermaals aangegeven dat je, als je het toch anders ziet en iets anders wilt, je dan een andere advocaat in de arm kan nemen als jij dat wenst. (…)
Wat ik zelf voorstel is dat wij samen de inhoudelijke behandeling zullen doen, het Hof vragen om de beelden te bekijken en aan te geven dat jij niet diegene bent op die beelden, hetgeen mijns inziens ook niet uit die beelden blijkt omdat ze zeer onscherp zijn en je het incident alleen kunt waarnemen als je heel ver inzoomt om de beschikbare beelden.”
1.7    Op 17 juni 2022 heeft verweerder de zaak overgedragen aan de opvolgend advocaat. 
1.8    Op 23 september 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. 
1.9    Mr. M heeft in een brief van 28 november 2022 onder meer geschreven dat zij op enig moment door verweerder is gebeld met de vraag of zij de beelden nog op haar telefoon had staan, omdat verweerder de beelden niet had ontvangen van mr. R. Zij schrijft dat zij de beelden toen aan verweerder heeft geappt. Deze had zij destijds met haar telefoon opgenomen vanaf de bewuste cd-rom om ze vanaf haar telefoon in de PI aan klager te kunnen laten zien.

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. De klacht van klager draait om camerabeelden, welke onderdeel uitmaakten van het bewijsmateriaal in het strafdossier van klager. Klager meent dat er met die camerabeelden is gesjoemeld en dat er sprake is van deepfake. Klager verwijt verweerder in dat verband het volgende. 
1)    Op de zitting van 14 juli 2022 zijn camerabeelden vertoond in de tegen klager aanhangige strafzaak. De getoonde beelden waren niet dezelfde als de beelden die op de cd-rom staan die in bezit is van verweerder. Klager stelt verweerder hier uitdrukkelijk op te hebben gewezen. Klager verwijt verweerder dat hij op de hoogte was van de vervalsingen van de cd-rom, dat hij klager om de tuin heeft geleid en dat hij klager op de zitting van 22 april 2022 ‘letterlijk voor de bus gegooid’ heeft. 
2)    Verweerder heeft verder de beelden niet gecontroleerd, zoals hem niet alleen door klager maar ook door de politie is gevraagd. Verweerder weigerde dat keer op keer.
3)    Verweerder heeft nagelaten klager in de PI te bezoeken om de beelden op juistheid te controleren, omdat hij geen tijd zou hebben. Verweerder is eenmalig bij klager op bezoek gekomen met camerabeelden wetende dat deze beelden vervalst waren. De beelden konden niet afkomstig zijn van mr. M, want zij had het strafdossier niet meer in haar bezit. 
4)    Verweerder heeft zich (hierdoor) schuldig gemaakt aan ambt schending en valsheid in geschrifte. 
5)    Verweerder heeft zonder klager te raadplegen de zitting laten verplaatsen van 19 april naar 22 april 2022.
6)    Klager stelt dat sprake is van belangenverstrengeling: verweerder werkt samen met (onder meer) het Openbaar Ministerie (OM). Verweerder heeft met twee gezichten gehandeld door in zijn brief aan klager op 13 juni 2022 een ander standpunt over de camerabeelden in te nemen dan hij op de zitting van 22 april 2022 heeft gedaan. 

3    VERWEER
3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING
Toetsingskader
4.1    De raad neemt bij de beoordeling van de klacht als uitgangspunt dat, gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet, de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (zie Hof van Discipline 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32).
Klachtonderdeel 1) 
4.2    De voorzitter stelt voorop dat op grond van het klachtdossier niet kan worden vastgesteld dat de camerabeelden zijn vervalst of gemanipuleerd. Dat er een cd-rom met beelden is en (mogelijk ook) een opname van mr. M, maakt dat niet anders. Daarmee mist de stelling dat verweerder op de hoogte was van de valse beelden feitelijke grondslag. 
4.3    De voorzitter overweegt dat verweerder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid moet bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het best gediend zijn. Daarbij dient hij de kernwaarde van onafhankelijkheid niet uit het oog te verliezen. Dit betekent dat verweerder niet verplicht is aan elk verzoek van zijn cliënt, in dit geval klager, te voldoen. Duidelijk is dat klager van mening is dat er gerommeld is met de camerabeelden en dat verweerder heeft geweigerd daar verder onderzoek naar te doen. Verweerder heeft klager duidelijk voorgehouden dat er naar zijn mening geen reden was voor aanvullend onderzoek naar de camerabeelden. Dat stond hem vrij. Het stond klager vervolgens vrij, zoals hij ook heeft gedaan, om daarop een andere advocaat in te schakelen. Verweerder heeft niet klachtwaardig gehandeld door te weigeren aanvullend onderzoek te doen naar de camerabeelden. Van om de tuin leiden is geen sprake: verweerder is duidelijk en consequent geweest in dit standpunt. Evenmin is gebleken van het ‘voor de bus gooien’ van klager op de zitting van 22 april 2022. 
4.4    Dat op de zitting van 14 juli 2022 beelden zouden zijn getoond die niet hetzelfde waren als de beelden op de cd-rom van verweerder, kan -als hiervan al sprake is- niet aan verweerder worden verweten. Hij stond klager op 14 juli 2022 niet meer bij. 
4.5    Gelet op dit alles is dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel 2)
4.6    Uit het klachtdossier blijkt niet dat de politie verweerder (herhaaldelijk) heeft gevraagd de beelden te controleren. Verweerder heeft dit ook uitdrukkelijk betwist. Dit verwijt mist feitelijke grondslag en is daarom kennelijk ongegrond. 
Klachtonderdeel 3)
4.7    Duidelijk is dat verweerder op bezoek is geweest bij klager in de PI en dat zij samen beelden hebben bekeken. Ook hier geldt dat niet is komen vast te staan dat toen sprake was van vervalste of gemanipuleerde camerabeelden al dan niet afkomstig van mr. M. Daarmee mist ook dit verwijt feitelijke grondslag en is daarom kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel 4)
4.8    Dit verwijt is, gelet op de kennelijke ongegrondverklaring van de voorgaande klachtonderdelen en het ontbreken van enige andere grondslag, ook kennelijk ongegrond. 
Klachtonderdeel 5)
4.9    Vast staat dat verweerder de zitting heeft laten verplaatsen van 19 april naar 22 april 2022 en hij hier klager bij brief van 31 maart 2022 van op de hoogte heeft gesteld. Voor zover dat is gebeurd zonder klager te raadplegen, geldt dat dit niet klachtwaardig is, nu noch gesteld noch gebleken is dat klager hierdoor in enig (tuchtrechtelijk) belang is geschaad. Ook dit verwijt is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel 6)
4.10    Ook hier geldt dat de juistheid van de verwijten niet uit het klachtdossier blijkt. Verweerder heeft uitdrukkelijk betwist dat sprake is van belangenverstrengeling of samenwerking met het OM. Klager laat na zijn verwijten goed te onderbouwen. 
4.11    Dat verweerder in zijn pleitnota van 22 april 2022 en in zijn brief van 13 juni 2022 een verschillende visie op de camerabeelden heeft (en dus twee gezichten toont), ziet de voorzitter niet in. Uit de klacht en de onderliggende stukken waar klager naar verwijst, begrijpt de voorzitter dat door verweerder primair bepleit is dat de camerabeelden onscherp zijn en klager hierop niet herkend kan worden, maar is subsidiair een verweer gevoerd op de verweten gedragingen nu die wel kunnen worden waargenomen op de beelden. Dit is niet tegenstrijdig. Dat verweerder met twee gezichten heeft gehandeld valt dan ook geenszins in te zien. Ook dit klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond.
Tot slot 
4.12    Indien en voorzover klager ook nog andere klachten heeft willen voorleggen, geldt dat hij niet heeft voldaan aan zijn plicht als klager om deze klachten duidelijk en ondubbelzinnig te formuleren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: 
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond

Aldus beslist door mr. A. van Luijck, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 april 2023.