ECLI:NL:TADRSGR:2023:80 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-182/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2023:80
Datum uitspraak: 03-05-2023
Datum publicatie: 03-05-2023
Zaaknummer(s): 23-182/DH/RO
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Geen sprake van het verstrekken van onjuiste informatie. Niet gebleken van nodeloos of op ontoelaatbare wijze schenden van klagers belangen.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 3 mei 2023 in de zaak 23-182/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van 6 maart 2023 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam  (hierna: de deken) met kenmerk R 2023/19 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 14. Ook heeft de voorzitter kennis genomen van de e-mail met bijlagen van verweerster van 21 maart 2023 en de e-mail met bijlage van klager van 26 maart 2023.

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    Klager is verwikkeld (geweest) in een geschil met de eigenaar van een naastgelegen woonboot. Deze eigenaar wordt bijgestaan door verweerster. 
1.2    Op 9 september 2022 heeft het College van B&W beslist op door/namens de eigenaar ingediende bezwaarschriften. De bezwaarschriften zijn niet-ontvankelijk en ongegrond verklaard. 
1.3    Verweerster heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar. In het beroepschrift van 16 november 2022 heeft verweerster onder meer geschreven:
“… kan belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep onder meer bestaan indien wordt gesteld dat schade is geleden ten gevolge van de betrokken bestuurlijke besluitvorming. Daartoe is vereist dat tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt dat dergelijke schade is geleden als gevolg van het besluit. Eisers hebben sterk verminderd woongenot dat zich laat vertalen in vermogensschade. Eisers hebben hypotheeklasten voor hun woonboot en betalen precario. (…)
Hij bewoont de woonboot met zijn vrouw en twee dochters van 10 en 19.”
1.4    Op 17 januari 2023 heeft klager bij de deken een klacht over verweerster ingediend. 
1.5    Op 21 januari 2023 heeft verweerster aan de rechtbank geschreven:
“Onder feiten staat in de gronden van 16 november 2022 dat de dochters van [cliënten verweerster] 10 en 19 zijn. De jongste dochter (…) was op het moment van de verlening van de vergunning 10. Op het moment van het indienen van de gronden van het beroep was zij echter inmiddels 11 geworden.”

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet, doordat zij in strijd met gedragsregel 8 heeft gehandeld. Klager stelt dat verweerster in haar beroepschrift van 16 november 2022 op de volgende punten onjuiste informatie heeft verstrekt: 
a)    Verweerster heeft ten onrechte gesteld dat haar cliënten schade hebben geleden. Klager stelt dat dit in de civielrechtelijke procedure ongegrond is verklaard: de schadevordering op basis van onder meer gederfd woongenot is door de rechtbank afgewezen.
b)    Verweerster heeft ten onrechte gesteld dat de jongste dochter 10 jaar oud is, omdat zij 11 is. Verweerster kiest ervoor om de feiten hier dramatischer te doen lijken dan ze zijn. Verweerster wist de leeftijd op basis van het eerdere beroepschrift van augustus 2018. 

3    VERWEER
3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING
Toetsingskader
4.1    De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet in ogenschouw worden genomen dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.
Beoordeling
4.2    Klager verwijt verweerster onder a dat zij onjuiste informatie heeft verstrekt over de door haar cliënten geleden schade, aangezien deze schade in de civielrechtelijke procedure ongegrond is verklaard. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster zich terecht op het standpunt gesteld dat in de bestuursrechtelijke procedure waar het beroepschrift op ziet sprake is van een andere grondslag, namelijk schade die haar cliënten lijden als gevolg van een mogelijk onrechtmatig besluit. Een verzoek om vergoeding van geleden schade is dan ook tegen de gemeente gericht en niet tegen klager, zoals in de civielrechtelijke procedure het geval was. Klagers verwijzing naar de civielrechtelijke ongegrondverklaring kan hem dan ook niet baten. Het is de voorzitter op grond van het klachtdossier niet gebleken dat verweerster op dit punt onjuiste informatie naar voren heeft gebracht. Dit verwijt is daarom kennelijk ongegrond. 
4.3    Klager verwijt verweerster onder b dat zij onjuiste informatie heeft verstrekt door in haar beroepschrift op te nemen dat de jongste dochter 10 was, terwijl de dochter op het moment van het indienen van het beroepschrift 11 was. Naar het oordeel van de voorzitter mocht verweerster afgaan op de informatie die zij van haar cliënt ontving: zij heeft het processtuk in concept aan haar cliënt voorgelegd en haar cliënt heeft de leeftijd van de jongste dochter niet gecorrigeerd. Daar komt bij dat dit feit van ondergeschikt belang is. Klager heeft niet gesteld of onderbouwd op welke manier dit feit van invloed zou kunnen zijn op de beslissing van de rechters. Het is de voorzitter niet gebleken dat klagers belangen nodeloos of op ontoelaatbare wijze zijn geschaad. Ook dit verwijt is daarom kennelijk ongegrond. 
4.4    Overigens heeft verweerster de rechtbank bij brief van 21 januari 2023 geïnformeerd over de juiste leeftijd van de jongste dochter. Dit betekent echter geenszins dat zij klachtwaardig heeft gehandeld. Zelfs als verweerster dit niet had gedaan, had klager zelf de mogelijkheid gehad de rechtbank daarover te informeren. 
4.5    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, daarom in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING
de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2023.