ECLI:NL:TADRSGR:2023:68 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-095/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2023:68
Datum uitspraak: 12-04-2023
Datum publicatie: 25-04-2023
Zaaknummer(s): 23-095/DH/DH
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over door verweerder genomen executiemaatregelen kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Den Haag van 12 april 2023
in de zaak 23-095/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:

klager


over:

verweerder


De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 31 januari 2023 met kenmerk K012 2022 ia/cw, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijsten genoemde bijlagen 1 tot en met 5 (inhoudelijk) en 1 tot en met 6 (procedureel).  

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    Op 3 januari 2021 heeft verweerder een conclusie van antwoord teven conclusie van eis in reconventie ingediend in een (bodem)procedure van zijn cliënte, een fotograaf, tegen klager. 
1.2    Bij vonnis van 2 juli 2021, in een procedure tussen acht eisers, bijgestaan door verweerder, tegen klager is klager veroordeeld tot nakoming van een eerder gesloten vaststellingsovereenkomst, op straffe van verbeurte van een dwangsom. 
1.3    Op 6 november 2021 heeft de deurwaarder, op verzoek van acht cliënten van verweerder, exploten uitgebracht aan klager waarmee ten laste van klager executoriaal beslag op roerende zaken is gelegd. Ook is derdenbeslag op de bankrekening van klager gelegd. 
1.4    Bij e-mail van 20 november 2021 aan verweerder heeft mr. B, namens klager, vragen gesteld over de exploten van 6 november 2021.
1.5    Verweerder heeft op 26 november 2021 gereageerd en een toelichting gegeven op de gelegde beslagen. 
1.6    Op 3 december 2021 heeft de deurwaarder aan klager laten weten dat hij opdracht heeft gekregen om de executie te vervolgen. 
1.7    Op 17 december 2021 heeft klager de fotograaf in een kort geding gedagvaard. Het gaat om een executiegeschil naar aanleiding van de exploten van 6 november 2021. 
1.8    Op 3 januari 2022 heeft mondelinge behandeling plaatsgevonden in het kort geding tussen klager en de fotograaf. De door verweerder gebruikte pleitaantekeningen vormen onderdeel van het klachtdossier. Ook de op die dag voor verweerder ingediende conclusie van antwoord, waarin een reconventionele vordering is ingesteld, vormt onderdeel van het klachtdossier. 
1.9    Op 12 januari 2022 heeft de deurwaarder het volgende geschreven aan klager:
Op 19 december 2021 ontving ik een whatsappbericht van mijn opdrachtgever met slechts de vraag of de openbare verkoop van uw roerende zaken had plaatsgevonden. Gelet op uw verweer heb ik uw roerende zaken niet verkocht omdat een verkoop niet omkeerbaar is mocht de rechter later anders beslissen. Ik heb nooit opdracht gehad de executie van het vonnis te staken. Ik heb de vordering in handen gekregen om te executeren, waaronder door beslag op uw bankrekening. Binnenkort wordt er een uitspraak gedaan in kort geding over de verschuldigde dwangsommen.
1.10    Bij vonnis van 18 januari 2022 zijn de conventionele en de reconventionele vorderingen in de hiervoor in 1.7 bedoelde procedure afgewezen. 
1.11    Op 23 januari 2022 heeft klager bij de deken de onderhavige klacht ingediend over verweerder. 

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende. 
a)    Verweerder heeft executiemaatregelen getroffen zonder klager daarvan vooraf in kennis te stellen. Het was klager ook niet bekend dat hij een overtreding had begaan. Er was verder geen spoedeisend belang bij het treffen van executiemaatregelen. 
b)    Verweerder heeft een exploot laten betekenen met onvolledige informatie en is na betekening alsnog met nieuwe, ‘gefabriceerde’ bewijzen gekomen. Klager begrijpt niet waarom deze stukken niet direct zijn aangeleverd. 
c)    Verweerder was lastig te bereiken, waardoor klager zich genoodzaakt heeft gevoeld een eigen advocaat in te schakelen. Verweerder was ook slecht bereikbaar voor de advocaat van klager. Dit leidde tot onnodige kosten voor klager. 
d)    Verweerder heeft zich onnodig grievend over klager uitgelaten in een conclusie van antwoord. Pas in onderdeel 25 kwam verweerder ter zake. De eerste 24 onderdelen bevatten “de persoonlijke frustraties” van verweerder en waren voor de procedure niet relevant. De eerste 14 producties die verweerder heeft overgelegd waren ook niet relevant. 
e)    Verweerder heeft de rechtbank onjuist geïnformeerd over zijn eigen handelen. 
Hij heeft genoemd dat hij de deurwaarder die het exploot heeft betekend per sms verzocht zou hebben om de executie uit te stellen tot na de zitting, dit op verzoek van mijn advocaat. Hij zou niet begrijpen hoe 4 dagen voor de zitting er ineens een bedrag van mijn bankrekening zou afgeschreven kon worden. Na de zitting heb ik contact opgenomen met de deurwaarder en deze heeft eenduidig geschreven dat hij “nooit opdracht heeft gehad om de executie te staken”, hij heeft “de vordering in handen gekregen om te executeren”. Graag deel ik u mede dat [verweerder] heeft gelogen in de Rechtbank om er zelf beter uit te komen.
2.2    De stellingen die klager aan de klacht ten grondslag heeft gelegd worden hierna, voor zover van belang, besproken. 

3    VERWEER
3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING
Toetsingskader
4.1    De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet in ogenschouw worden genomen dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.
4.2    De voorzitter stelt verder voorop dat de tuchtrechter slechts oordeelt over de vraag of de beklaagde advocaat zich heeft gedragen zoals dat een behoorlijk handelend advocaat betaamt. De tuchtrechter oordeelt niet over de stellingen die zijn ingenomen in de kwestie die aan de klacht ten grondslag heeft gelegen. Dit betekent dat hetgeen over een weer naar voren is gebracht over de geschillen tussen klager en de cliënten van verweerder niet zal worden besproken.
Klachtonderdeel a)
4.3    De voorzitter begrijpt uit het over en weer gestelde dat het beslag en de exploten van 6 november 2021 verband houden met het vonnis van 2 juli 2021. Het stond verweerder vrij om, op verzoek van zijn cliënten, over te gaan tot executiemaatregelen. Dat verweerder dat zonder aankondiging heeft gedaan is niet onbetamelijk jegens klager. De executiemaatregelen hielden immers verband met een onherroepelijk vonnis waarbij de wederpartijen van klager zich op het standpunt stelden dat klager zich daaraan niet hield. Daarnaast was het onwaarschijnlijk dat klager vrijwillig zou overgaan tot betaling van de dwangsommen. De voorzitter heeft bij haar oordeel over dit klachtonderdeel verder de zeer vertroebelde verstandhouding tussen klager en zijn wederpartijen in aanmerking genomen. 
Klachtonderdeel b)
4.4    Dat de exploten niet zijn voorzien van een toelichting of bijlagen valt verweerder niet te verwijten. Het gaat immers om stukken van de deurwaarder. Op de opdrachtgever van de deurwaarder rust niet de plicht om het ertoe te leiden dat een exploot voorzien is van een toelichting en onderbouwing met stukken. Van belang is dat verweerder voortvarend heeft gereageerd op de vragen die de advocaat van klager aan hem heeft gesteld naar aanleiding van de exploten. Deze vragen werden gesteld op (zaterdag) 20 november 2021 en verweerder heeft de vragen op (vrijdag) 26 november 2021 beantwoord. Het antwoord van verweerder is gemotiveerd en voorzien van een onderbouwing met stukken. Verweerder heeft in zoverre niet onbetamelijk gehandeld. 
4.5    De stelling van klager dat verweerder met bewijsmiddelen heeft gesjoemeld slaagt niet. Verweerder mocht afgaan op de juistheid van de stukken en informatie die hem door zijn cliënten werden aangeleverd. Daarbij komt dat de omstandigheid dat met gegevens van het internet gesjoemeld kan worden niet betekent dat dat ook werkelijk is gebeurd. De stelling van klager dat er gesjoemeld is duidt naar het oordeel van de voorzitter meer op wantrouwen van klager jegens anderen, dan op onbetrouwbaarheid van verweerder. Dat klager zich niet kan vinden in de toelichting van verweerder op de executiemaatregelen is verder onvoldoende om te concluderen dat verweerder onbetamelijk heeft gehandeld. Klachtonderdeel b is dan ook kennelijk ongegrond. 
Klachtonderdeel c)
4.6    De exploten zijn op 6 november 2021 betekend. Op 20 november 2021 heeft de advocaat van klager vragen gesteld over de kwestie en deze zijn op 26 november 2021 door verweerder beantwoord. Verweerder heeft naar het oordeel van de voorzitter voortvarend gereageerd en klachtonderdeel c is in zoverre kennelijk ongegrond. 
4.7    De stelling van klager dat verweerder al veel eerder had moeten reageren, heeft hij niet feitelijk onderbouwd. Uit het dossier blijkt bijvoorbeeld niet uitdrukkelijk dat eerder al vragen zijn gesteld aan verweerder over de grondslag van de executiemaatregelen. Ook in zoverre is klachtonderdeel c bij gebrek aan een feitelijke onderbouwing kennelijk ongegrond. 
Klachtonderdeel d)
4.8    Naar het oordeel van de voorzitter stond het verweerder vrij om uitgebreid de achtergrond van het geschil te schetsen in zijn conclusie van antwoord. Verweerder heeft daarbij geen gebruik gemaakt van onnodig grievende of anderszins onbetamelijke bewoordingen. Dat klager het met de uiteenzetting niet eens is en zich daar mogelijk door beledigd voelt, betekent niet dat sprake is van onbetamelijke uitlatingen. Hierbij moet in aanmerking worden genomen dat klager binnen de procedure tegen de fotograaf verweer heeft kunnen voeren tegen de uiteenzetting in de conclusie van antwoord. Klachtonderdeel d is kennelijk ongegrond. 
Klachtonderdeel e)
4.9    Verweerder heeft betwist dat hij de deurwaarder heeft opgedragen de executie te staken. Verweerder heeft ook betwist dat hij heeft gezegd dat hij die opdracht had gegeven aan de deurwaarder. 
4.10    Gelet op het over en weer gestelde kan de voorzitter niet vaststellen wat verweerder wel of niet heeft gezegd. Dit leidt tot de slotsom dat klachtonderdeel e bij gebrek aan een voldoende feitelijke onderbouwing kennelijk ongegrond is. 
Slotsom 
4.11    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46 j Advocatenwet, daarom in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: 
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond

Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 april 2023.