ECLI:NL:TADRSGR:2023:66 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-090//DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2023:66
Datum uitspraak: 05-04-2023
Datum publicatie: 17-04-2023
Zaaknummer(s): 23-090//DH/RO
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht kennelijk ongegrond. Enkele feit dat klager is vrijgesproken maakt niet dat sprake is van een door verweerder gedane valse aangifte.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 5 april 2023
in de zaak 23-090/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van 26 januari 2023 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) met kenmerk R 2023/08 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 17. 

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    Op 11 mei 2022 heeft verweerder aangifte tegen klager gedaan van onder meer belediging, bedreiging en (poging tot) dwang. 
1.2    Bij vonnis van 14 september 2022 is klager door de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank vrijgesproken van de feiten die verweerder betreffen. 
1.3    Op 22 oktober 2022 heeft klager bij de deken een klacht over verweerder ingediend. 

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet, door een valse aangifte tegen klager te doen. 
2.2    Klager verwijt verweerder dat hij heeft geprobeerd de ‘niet-bestaande schade’ op klager te verhalen. Klager stelt dat verweerder hem, door het inschakelen van de politie en het doen van valse aangifte ‘via geweld en vrijheidsberoving’ intimideert. Deze handelwijze hoort volgens klager niet thuis in een rechtstaat. 

3    VERWEER
3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING
4.1    Klager verwijt verweerder dat hij een valse aangifte heeft gedaan. De voorzitter overweegt dat het enkele feit dat klager door de meervoudige strafkamer is vrijgesproken van de feiten betreffende verweerder niet maken dat sprake is van een valse aangifte. Ook overigens is uit het klachtdossier niet gebleken dat de aangifte vals is. Klager heeft zijn stelling dat de aangifte vals is onvoldoende onderbouwd. Klagers overige stellingen (onder 2.2) behoeven gelet daarop geen bespreking meer.
4.2    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: 
de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 5 april 2023.