ECLI:NL:TADRSGR:2023:54 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-525/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2023:54 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-03-2023 |
Datum publicatie: | 28-03-2023 |
Zaaknummer(s): | 22-525/DH/RO |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 27 maart 2023 in de zaak 22-525/DH/RO naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 5 oktober 2022 op de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 18 november 2021 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 9 juni 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2022/48 van de
deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 5 oktober 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van
de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze
beslissing is op 5 oktober 2022 verzonden aan partijen.
1.4 Op 4 november 2022 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van
de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 4 november 2022 ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 13 februari 2023. Daarbij
was klaagster aanwezig. Verweerder is – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet verschenen.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagster zich
met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet
niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet
slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft
rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De raad
is met de voorzitter van oordeel dat het niet tijdig instellen van het hoger beroep
voor rekening en risico van klaagster komt, omdat zij het verzoek in een zeer laat
stadium bij verweerder heeft neergelegd, zonder voorafgaand (mondeling of telefonisch)
contact, terwijl verweerder klaagster in eerste aanleg niet had bijgestaan. Zij mocht
er niet zonder meer vanuit gaan dat verweerder de zaak wel zou aannemen. Verweerders
reactie per e-mail om 14:59 uur op een e-mail van klaagster om 23:01 uur de dag daarvoor,
was tijdig en via het juiste medium. De discussie over de mogelijkheid van het indienen
van een pro forma beroepschrift is daarbij niet meer relevant. De voorzitter heeft
de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. A. van Luijck, voorzitter, mrs. A. Schaberg en M.P. de Klerk,
leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare
zitting van 27 maart 2023.