ECLI:NL:TADRSGR:2023:261 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-755/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2023:261
Datum uitspraak: 20-12-2023
Datum publicatie: 20-12-2023
Zaaknummer(s): 23-755/DH/DH
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de eigen advocaat in een familiezaak. Gebleken dat het verweerschrift wel is ingediend. Vertraging in het treinverkeer niet tuchtrechtelijk verwijtbaar aan verweerster, bovendien was zij desondanks op tijd voor de zitting. Niet kan worden vastgesteld dat klaagsters belangen onvoldoende zijn behartigd op de zitting. Dat een kantoorgenoot en niet verweerster het verweerschrift heeft opgesteld, is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar omdat klaagster daarmee akkoord was. Geen plicht om voorafgaand aan de zitting te wijzen op openstaande facturen. Niet gebleken van excessief declareren. 

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 20 december 2023 in de zaak 23-755/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 1 november 2023 met kenmerk K158 2022, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventaris genoemde bijlagen 1 tot en met 9 (inhoudelijk) en 1 tot en met 27 (procedureel). 

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    Verweerster heeft klaagster bijgestaan in een complexe grensoverschrijdende familierechtelijke procedure over een zorgregeling over haar zoon.
1.2    Op 16 februari 2022 heeft verweerster aan klaagster een opdrachtbevestiging verstuurd met afspraken over het honorarium.
1.3    Verweerster heeft op 11 mei 2022 een verweerschrift, opgesteld door een kantoorgenoot van verweerder, ingediend dat door klaagster is goedgekeurd. Klaagster heeft diezelfde dag de ontvangst van het definitieve processtuk bevestigd.
1.4    Verweerster heeft op 18 mei 2022 een pleitnota voorgelegd aan klaagster. Klaagster heeft op 19 mei 2022 gereageerd op de pleitnota.
1.5    Op 19 mei 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. Klaagster en verweerster hebben afgesproken dat zij om 13:45 uur op de rechtbank zouden zijn om de zitting voor te bespreken. Verweerster is uiteindelijk door vertraging in het treinverkeer, waarvan zij klaagster om 13:23 uur heeft geïnformeerd, om 14:00 uur op de rechtbank aangekomen. Verweerster heeft de advocaat van de wederpartij begroet alvorens naar klaagster te gaan. De zitting die om 14:15 uur zou aanvangen is door uitloop van de eerdere zaak later van start gegaan en heeft circa 2,5 uur geduurd. 
1.6    Op 8 juni 2022 heeft de rechtbank een beschikking afgegeven, die voor klaagster nadelig is. In de beschikking is onder meer vermeld dat op 12 mei 2022 een verweerschrift is ontvangen.
1.7    Tussen klaagster en verweerster is nadien een geschil ontstaan over de betaling van de laatste drie facturen van in totaal € 4.858,89,-. Dit heeft onder meer geleid tot een interne kantoorklachtprocedure. De klachtenfunctionaris heeft de klacht op 12 juli 2022 afgewezen en gewezen op de mogelijkheid om de kwestie aan de Geschillencommissie Advocatuur voor te leggen. 
1.8    Op 13 juli 2022 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster. 

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende. 
a)    Verweerster heeft het verweerschrift niet bij de rechtbank ingediend;
b)    Verweerster verscheen te laat voor de zitting van 19 mei 2022 om de zaak nog met klaagster te bespreken en liep toen direct naar de advocaat van de wederpartij, wat klaagster als zeer onplezierig ervaart;
c)    Verweerster heeft de belangen van klaagster onvoldoende behartigd op de zitting van 19 mei 2022 bij de rechtbank Amsterdam die heeft geleid tot een ongunstige uitspraak, doordat zij de belangrijkste omstandigheden niet voldoende onder de aandacht van de rechter heeft gebracht op de zitting ondanks het verzoek van klaagster om dat te doen;
d)    Verweerster heeft ondanks het verzoek van klaagster daartoe niet alleen aan de zaak gewerkt;
e)    Verweerster heeft niet van tevoren en ook niet op de dag van de zitting aangegeven dat er nog een openstaande rekening was;
f)    Verweerster eist meer geld dan is afgesproken;

3    VERWEER
3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING
Algemene opmerkingen
4.1    De voorzitter stelt vast dat de klacht in zeer grote mate betrekking heeft op de achterliggende familierechtelijke procedure over de zorgregeling. Klaagster kan zich niet met de uitkomst daarvan verenigen. Voor zover klaagster het niet eens is met de beschikking van de rechtbank, had zij in hoger beroep kunnen gaan. Het is niet de taak van de tuchtrechter om daarover te oordelen. Klaagsters bezwaren tegen de beschikking van de rechtbank, de verwijten die zij jegens de vader maakt en haar opmerkingen op het door de griffier van de rechtbank opgestelde proces-verbaal, worden hierna dan ook niet meegenomen.
4.2    Klaagster lijkt in het dossier ook aan de raad te verzoeken om een nieuwe behandeling van de zitting van 19 mei 2022 of om de beschikking van de rechtbank te herzien. Klaagster miskent daarmee de bevoegdheden van de tuchtrechter. De tuchtrechter oordeelt enkel over het handelen van advocaten en is niet bevoegd om te oordelen over familierechtelijke geschillen.
Toetsingskader
4.3    De voorzitter stelt vast dat de klacht betrekking heeft op het optreden van de eigen advocaat. De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening door de eigen advocaat in volle omvang. Daarbij wordt rekening gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft bij de manier waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor hij bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt. Deze vrijheid wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Volgens deze eisen dient zijn werk te voldoen aan de binnen de beroepsgroep geldende professionele standaard. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De voorzitter zal de klacht aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Indienen verweerschrift
4.4    Verweerster wordt verweten dat zij het verweerschrift niet bij de rechtbank heeft ingediend. De voorzitter stelt vast dat in de beschikking van de rechtbank is opgenomen dat op 12 mei 2022 een verweerschrift namens klaagster is ontvangen. Het verweerschrift is dus wel ingediend bij de rechtbank. Klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond.
Te laat aankomen voor de zitting
4.5    Klaagster en verweerster hebben afgesproken om op 19 mei 2022 om 13:45 uur aanwezig te zijn, voorafgaand aan de zitting van 14:15 uur, om de zaak nog samen door te nemen. Verweerster is kennelijk door vertraging in het treinverkeer, waarvan zij klaagster – onbetwist – tijdig op de hoogte heeft gebracht, om 14:00 uur op de rechtbank aangekomen. Verweerster was dus op tijd voor de zitting. Dat daardoor minder tijd over was om de zaak door te nemen is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar; het komt nu eenmaal voor dat een trein vertraging heeft en verweerster is op tijd vertrokken om niet te laat te komen op de zitting. Dat daardoor minder tijd beschikbaar was om de zaak nog op de gang te bespreken, acht de voorzitter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Verweerster heeft onweersproken gesteld dat zij de zaak de dag voor de zitting al telefonisch met klaagster heeft besproken. Vervolgens heeft zij verweerster de concept-pleitnota gestuurd, waarop klaagster op de dag van de zitting om 10.35 uur heeft gereageerd. Bovendien heeft verweerster onbetwist naar voren gebracht dat de zitting niet op tijd begon zodat er ruimschoots tijd was voor overleg. 
4.6    Evenmin is het tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerster bij de aankomst op de rechtbank, alvorens naar klaagster te gaan, eerst de advocaat van de wederpartij heeft begroet. Het is gebruikelijk dat advocaten elkaar voorafgaand aan een zitting begroeten. Dat klaagster het zeer onplezierig vond, maakt dit nog niet klachtwaardig.
4.7    Klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond.
Optreden ter zitting
4.8    Klaagster verwijt verweerster dat zij op de zitting de belangrijkste punten niet voldoende naar voren heeft gebracht en dat de zaak daarom is verloren. Verweerster wijst erop dat deze omstandigheden al in het verweerschrift, 131 pagina’s inclusief producties, zijn opgenomen en waar klaagster haar akkoord op heeft gegeven. Ook wijst zij erop dat het niet nodig was te herhalen wat al in het verweerschrift was opgenomen, omdat de rechter dit voorafgaand aan de zitting al heeft gelezen en herhaling van processtukken doorgaans onwenselijk vindt. De voorzitter constateert dat klaagster aangeeft dat deze belangrijke punten goed door de kantoorgenoot van klaagster zijn opgenomen in het verweerschrift. Daarmee staat vast dat de punten dus voorafgaand aan de zitting bekend zijn gemaakt bij de rechter. Ook in de pleitnota staat verweerster opnieuw stil bij een groot deel van de omstandigheden die klaagster belangrijk vindt. Dat verweerster op de zitting niet heeft gemeld aan de rechter dat klaagster die ochtend opnieuw haar baan was verloren, valt onder de vrijheid die verweerster heeft bij de behandeling van de zaak. Kennelijk vond zij dit argument niet opportuun om aan te voeren. De voorzitter ziet evenmin in dat klaagster daarmee in haar belangen is geschaad.
4.9    De voorzitter kan verder niet constateren of verweerster – zoals klaagster stelt – zeer verlegen was op de zitting en of zij daarmee de belangen van klaagster onvoldoende heeft behartigd. Onweersproken is door verweerster naar voren gebracht dat de zitting 2,5 uur heeft geduurd. Uit het proces-verbaal blijkt dat verweerster in ieder geval meerdere keren het woord heeft gevoerd op de zitting, net als dat klaagster zelf aan het woord is geweest. Dat klaagster geëmotioneerd is geraakt op de zitting is begrijpelijk gelet het belang dat zij aan de zaak hechtte, maar de voorzitter acht dit niet tuchtrechtelijk te verwijten aan verweerster. Dat, tot slot, de rechter op basis van de overgelegde informatie niet tot de beslissing is gekomen die klaagster wenste, betekent echter niet dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klachtonderdeel c) is kennelijk ongegrond.
Alleen werken aan de zaak
4.10    Verder verwijt klaagster dat verweerster niet alleen aan de zaak heeft gewerkt, maar een kantoorgenoot heeft ingeschakeld om te helpen. De voorzitter constateert echter ook dat klaagster heeft aangegeven dat, hoewel zij eerst wilde dat alleen verweerster zich bezig zou houden met haar zaak, zij uiteindelijk wel akkoord ging met het voorstel dat de kantoorgenoot het verweerschrift zou opstellen. Verweerster heeft aangegeven dat haar kantoorgenoot het concept heeft opgesteld vanwege de omvang van de zaak en om de kosten voor klaagster te beperken en dat dit al vanaf het eerste gesprek is aangegeven aan klaagster. Verweerster heeft steeds alle concepten bekeken en er is geen dubbel werk verricht. Klaagster uit zich bovendien meerdere malen positief over het verweerschrift dat de kantoorgenoot heeft opgesteld, zodat het de voorzitter niet duidelijk is wat klaagster met dit klachtonderdeel wil bereiken. Klachtonderdeel d) is kennelijk ongegrond.
Tijdig aangeven openstaande rekeningen
4.11    Verweerster wordt verder verweten niet voorafgaand en op de dag van de zitting te hebben aangegeven dat er nog openstaande rekeningen waren. De voorzitter acht dit niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Er geldt geen plicht om voorafgaand aan een zitting te wijzen op openstaande facturen. Klachtonderdeel e) is kennelijk ongegrond.
Geschil over declaratie
4.12    Klaagster verwijt verweerder tot slot dat zij ondanks een prijsafspraak van € 5.000,- een extra bedrag van € 4.858,89 declareert voor enkel het opstellen van een pleitnota. Verweerster betwist dat een prijsafspraak is gemaakt onder verwijzing naar de opdrachtbevestiging en stelt ook dat zij voor zulke omvangrijke zaken nooit een prijsafspraak zou maken. Het nog verschuldigde bedrag bestaat volgens verweerster ook uit werkzaamheden voor het verweerschrift, besprekingen en uitgebreide correspondentie met klaagster. Zij heeft daarop al bijna 23 uur aan werkzaamheden gematigd.
4.13    De voorzitter stelt voorop dat de tuchtrechter niet de bevoegdheid heeft declaratiegeschillen te beslechten, doch slechts waakt tegen excessief declareren. Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerster excessief heeft gedeclareerd. Anders dan klaagster stelt, bestaan de resterende facturen uit meer werkzaamheden dan enkel het opstellen van de pleitnota. De voorzitter heeft geen aanknopingspunt gevonden dat deze bedragen excessief zijn, mede gelet op de aanzienlijke matiging van 23 uur. Over de vraag of sprake is van een prijsafspraak, kan de tuchtrechter alleen opmerken dat dit niet blijkt uit de opdrachtbevestiging. Of er nadere afspraken zijn gemaakt, daarover kan de tuchtrechter zich verder niet uitlaten. Klachtonderdeel f) is kennelijk ongegrond.  
Conclusie
4.14    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond. 

Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 december 2023.