ECLI:NL:TADRSGR:2023:255 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-887/DH/DH/TUL
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2023:255 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-12-2023 |
Datum publicatie: | 18-12-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-887/DH/DH/TUL |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Tul |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Ambtshalve beslissing tot tenuitvoerlegging schorsing. |
Ambtshalve beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 18 december 2023 in de zaak 23-887/DH/DH/TUL tot tenuitvoerlegging van de bij beslissing (17-745/DH/DH) van 12 maart 2018 aan:
[naam]
opgelegde voorwaardelijke schorsing op grond van artikel 48e Advocatenwet.
1 FEITEN
1.1 De raad gaat uit van de volgende feiten.
1.2 Bij beslissing van 12 maart 2018 (onder zaaknummer 17-745/DH/DH) heeft de raad
het door de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag ingediende
bezwaar over verweerster gegrond verklaard en aan verweerster een voorwaardelijke
schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie weken opgelegd.
Daaraan is de algemene voorwaarde verbonden dat verweerster zich binnen de proeftijd
niet opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 Advocatenwet bedoelde gedraging.
De raad heeft de proeftijd in deze beslissing gesteld op twee jaren, ingaande na het
onherroepelijk worden van die beslissing en vanaf het tijdstip waarop verweerster
weer op het tableau mocht worden ingeschreven.
1.3 Verweerster heeft tegen de beslissing van 12 maart 2018 geen hoger beroep ingesteld.
De beslissing is op 13 maart 2018 aan verweerster verzonden, zodat deze op 12 april
2018 onherroepelijk is geworden.
1.4 Van 16 december 2017 tot 8 mei 2020 is verweerster uitgeschreven geweest als
advocaat. Op 8 mei 2020 heeft zij zich opnieuw op het tableau laten inschrijven.
1.5 Sinds 1 april 2021 houdt verweerster kantoor in het arrondissement Den Haag.
1.6 Op 7 september 2023 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Den Haag bij de raad een dekenbezwaar ingediend over verweerster. Deze zaak is bij
de raad bekend onder nummer 23-618/DH/D.
1.7 Voornoemd dekenbezwaar ziet op gedragingen van verweerster vanaf 19 januari
2022.
1.8 Bij beslissing van 18 december 2023 is het dekenbezwaar gegrond verklaard.
2 BEOORDELING
2.1 Op de datum van het onherroepelijk worden van de beslissing van de raad van
12 maart 2018 was verweerster niet ingeschreven op het tableau. De proeftijd is als
gevolg daarvan pas ingegaan op het moment dat zij zich weer als advocaat heeft ingeschreven,
te weten 8 mei 2020.
2.2 De proeftijd liep derhalve van 8 mei 2020 tot 8 mei 2022.
2.3 De gedragingen waarop het bij beslissing van 18 december 2023 gegrond verklaarde
dekenbezwaar ziet, hebben deels plaatsgevonden tijdens de proeftijd. Tijdens de mondelinge
behandeling (van 6 november 2023) voorafgaand aan genoemde beslissing van 18 december
2023 is besproken dat de beslissing van 12 maart 2018 ook zag op het niet reageren
door verweerster op vragen van de deken, het niet voldoen aan opleidingsverplichtingen
en het niet voldoen aan financiƫle verplichtingen.
2.4 Op grond van het bovenstaande is komen vast te staan dat verweerster zich gedurende
de bij beslissing van 12 maart 2018 door de raad bepaalde proeftijd heeft schuldig
gemaakt aan een in art. 46 Advocatenwet bedoelde gedraging. De raad zal met toepassing
van artikel 48e Advocatenwet de tenuitvoerlegging gelasten van de bij beslissing van
de raad van 12 maart 2018 voorwaardelijk aan verweerster opgelegde schorsing voor
de duur van drie weken.
BESLISSING
De raad van discipline:
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de raad bij beslissing van 12 maart 2018
opgelegde schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie weken;
- bepaalt dat de schorsing ingaat op 1 januari 2024 met dien verstande dat:
a. de schorsing pas ingaat na afloop van eventueel eerder onherroepelijk geworden
schorsingen;
b. verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd
maar na elkaar ten uitvoer worden gelegd;
c. de schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerster
niet op het tableau staat ingeschreven.
Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, voorzitter, mrs. D.G.M. van den Hoogen, A.B. Baumgarten, J.G. Colombijn-Broersma en M.P. de Klerk, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 december 2023.