ECLI:NL:TADRSGR:2023:253 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-541/DH/RO/D

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2023:253
Datum uitspraak: 18-12-2023
Datum publicatie: 18-12-2023
Zaaknummer(s): 23-541/DH/RO/D
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Gegrond dekenbezwaar. Verweerder is gedurende langere tijd ernstig tekort geschoten in zijn communicatie met de deken. Verweerder heeft herhaaldelijk niet of (veel) te laat gereageerd op berichten en verzoeken van de deken, waardoor verweerder de deken belemmert in zijn taakuitoefening en hij het toezicht van de deken op een behoorlijke beroepsuitoefening door advocaten onmogelijk maakt. Het baart de raad ernstig zorgen dat verweerder niet te bereiken is voor de deken, toezeggingen niet nakomt en zich ook afzijdig houdt voor de raad. In het (recente) verleden diverse tuchtrechtelijke maatregelen opgelegd. Schrapping.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 18 december 2023 in de zaak 23-541/DH/RO/D naar aanleiding van het dekenbezwaar van:

de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam
deken

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 1 augustus 2023 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een dekenbezwaar over verweerder ingediend.
1.2    Het dekenbezwaar is behandeld op de zitting van de raad van 13 november 2023. Daarbij was de deken aanwezig. Verweerder is – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet ter zitting verschenen.
1.3    De raad heeft kennisgenomen van het dekenbezwaar (met kenmerk R 2023/53) en de daarbij gevoegde bijlagen 1 tot en met 11. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail van de deken van 27 oktober 2023.

2    FEITEN
2.1    Voor de beoordeling van het bezwaar gaat de raad, gelet op het bezwaar en de op de zitting afgelegde verklaring, uit van de volgende feiten.
2.2    Op 26 augustus 2021 heeft de deken per e-mail aan verweerder de analyse van verweerders jaarstukken van de Unit Financieel Toezicht Advocatuur (FTA) gezonden. In de e-mail schrijft de deken dat verweerder een concreet plan dient op te stellen, waarin hij opneemt hoe de bestaande verliezen zullen worden weggewerkt en tot een financieel gezonde praktijk zal worden gekomen.. De deken adviseert verweerder met klem een (concept) plan op te stellen en dat binnen drie maanden aan de deken te zenden.
2.3    Op 22 december 2021 heeft de deken in een e-mail aan verweerder geschreven dat hij geen reactie heeft ontvangen en hem verzocht het (concept) plan binnen drie weken alsnog aan de deken toe te zenden.
2.4    Op 18 januari 2022, 10 februari 2022 en 15 maart 2022 heeft de deken gelijkluidende e-mails aan verweerder gezonden, steeds met een nadere termijn voor het indienen van het (concept) plan. In de e-mail van 15 maart 2022 heeft de deken vermeld dat hij tuchtrechtelijke stappen overweegt indien hij het (concept) plan niet binnen de termijn ontvangt. 
2.5    Bij beslissing van 16 mei 2022 heeft de Raad van Discipline aan verweerder een schorsing in de uitoefening van de praktijk opgelegd voor de duur van twaalf weken, waarvan acht weken voorwaardelijk (zaaknummer 22-047/DH/RO). 
2.6    Op 5 juli 2022 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen verweerder en de deken, waarbij de deken met verweerder de aan verweerder opgelegde schorsing en de financiële positie van zijn kantoor heeft besproken.
2.7    Op 29 december 2022 heeft de deken in een e-mail aan verweerder onder meer geschreven:
“Op 5 juli 2022 hadden wij een bespreking over zowel de opgelegde onvoorwaardelijke schorsing als de financiële positie van uw kantoor. Daarbij gaf u aan een coach te zullen gaan zoeken die u zou kunnen ondersteunen bij (onder andere) de bedrijfsvoering. U zou mij daarvan op de hoogte houden. Sindsdien mocht ik echter niet meer van u vernemen, terwijl ik deze week constateerde dat u – in ieder geval op 18 december 2022 – de huidige uitvraag kengetallen (over 2021 en 2020) nog niet heeft ingevuld. 
Graag verzoek ik u mij binnen twee weken na heden een update te geven over de stand van zaken.”
2.8    Op 19 januari 2023 heeft de deken in een e-mail aan verweerder geschreven dat hij geen reactie heeft ontvangen en hem verzocht uiterlijk op 26 januari 2023 alsnog te reageren.
2.9    Op 8 februari 2023 en 27 februari 2023 heeft de deken aan verweerder geschreven dat hij nog geen reactie heeft ontvangen en heeft geconstateerd dat verweerder ook niet is overgegaan tot het invullen van de uitvraag kengetallen die hem in juli 2022 is toegezonden. 
2.10    Op 24 mei 2023 heeft de deken in een e-mail aan verweerder onder meer geschreven:
“Bij e-mail van 27 februari 2023 zond ik u een laatste herinnering met betrekking tot het geven van duidelijkheid over het aanzoeken van een coach en wees ik u op het indienen van de financiële kengetallen. Uiteindelijk heb ik u een last onder dwangsom moeten aanzeggen voor wat betreft het indienen van de uitvraag kengetallen alvorens u daartoe bent overgegaan, terwijl ik nog altijd geen reactie van u heb mogen ontvangen over uw coaching/de stand van zaken binnen uw kantoor. 
Ik verzoek u mij alsnog hierover binnen twee weken na heden duidelijkheid te geven, bij gebreke waarvan ik mij genoodzaakt zie een dekenbezwaar tegen u in te dienen wegens het langdurig niet reageren op de door mij gezonden e-mails.”
2.11    Op 1 augustus 2023 heeft de deken dit dekenbezwaar ingediend.

3    BEZWAAR
3.1    Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet omdat hij zich naar de deken onvoldoende coöperatief heeft opgesteld door niet, althans te laat te reageren op de inhoud van e-mailberichten die de deken hem heeft gestuurd, na oplegging van maatregelen over vergelijkbare gedragingen. Daarnaast komt verweerder expliciete toezeggingen aan en aanwijzingen van de deken niet na, waardoor hij het toezicht van de deken op een behoorlijke beroepsuitoefening door advocaten onmogelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft hierdoor herhaaldelijk in strijd met gedragsregel 29 gehandeld. 
3.2    Volgens de deken springt in het oog dat verweerder in de afgelopen jaren een patroon van niet, te laat of in het geheel niet reageren heeft ontwikkeld. Herhaaldelijk zijn hem hiervoor maatregelen opgelegd. Verweerder geeft blijk van onvoldoende zelfreflectie, althans zet dit niet om in handelend optreden. 
3.3    De deken vermeldt nog dat hem is gebleken dat verweerder in vrijwel elk dossier eerst na toezending van een (of meerdere) herinnering(en) reageert en dat dit onder de voorgangers van de deken helaas ook al voorkwam. In zijn aanvulling van 27 oktober 2023 vermeldt de deken nog dat ook in een recent behandelde klacht (over het uitblijven van adequate respons van verweerder op vragen van een cliënt) geen enkele reactie van verweerder is ontvangen, ondanks herhaalde rappellering.

4    VERWEER 
4.1    Verweerder heeft niet gereageerd op het bezwaar.

5    BEOORDELING
Toetsingskader
5.1    De raad stelt voorop dat de tuchtrechter naar vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht of dekenbezwaar het aan de advocaat verweten handelen of nalaten dient te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen.
5.2    De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien het open karakter van artikel 46 Advocatenwet, daarbij wel van belang zijn. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld. 
5.3    Gedragsregel 29 bepaalt dat bij een tuchtrechtelijk onderzoek of een verzoek om informatie van de deken dat met een mogelijk tuchtrechtelijk onderzoek of een aan de deken opgedragen controle verband houdt, de advocaat tegen wie het onderzoek of de controle is gericht, verplicht is alle gevraagde inlichtingen aanstonds te verstrekken, behoudens bijzondere gevallen.
Beoordeling bezwaar
5.4    Uit de hiervoor weergegeven feiten volgt dat verweerder gedurende langere tijd herhaaldelijk niet heeft gereageerd op diverse verzoeken van de deken en daarmee het dekenaal toezicht onmogelijk maakt. Alleen op 5 juli 2022 heeft er, na talloze vergeefse contactpogingen van de deken, een bespreking plaatsgevonden tussen verweerder en de deken, waarna het patroon van niet reageren door verweerder zich heeft herhaald. Ook is verweerder zijn toezegging dat hij de deken op de hoogte zou houden van de zoektocht naar of bijstand van een coach niet nagekomen. De raad is van oordeel dat verweerder hierdoor heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 29. Verweerder heeft de deken herhaaldelijk, ernstig en langdurig belemmerd in zijn toezichthoudende taak. De raad verklaart het bezwaar dan ook gegrond.

6    MAATREGEL
6.1    Verweerder is gedurende langere tijd ernstig tekort geschoten in zijn communicatie met de deken. Verweerder heeft herhaaldelijk niet of (veel) te laat gereageerd op berichten en verzoeken van de deken, waardoor verweerder de deken belemmert in zijn taakuitoefening en hij het toezicht van de deken op een behoorlijke beroepsuitoefening door advocaten onmogelijk maakt. Het baart de raad ernstig zorgen dat verweerder niet te bereiken is voor de deken, toezeggingen niet nakomt en zich ook afzijdig houdt voor de raad. Verweerder is correct op de hoogte gesteld van het dekenbezwaar, alsmede van de zitting van de raad, maar hij heeft op geen enkele manier gereageerd en is – zonder verder bericht – ter zitting niet verschenen. Daardoor en ook anderszins is de Raad niet gebleken van feiten en/of omstandigheden die kunnen afdoen aan het oordeel in rov. 5.4.
6.2    De raad neemt bij het bepalen van de maatregel in aanmerking dat verweerder in het (recente) verleden diverse tuchtrechtelijke maatregelen zijn opgelegd. In 2016 is hem achtereenvolgens een berisping, een schorsing van 4 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en een waarschuwing opgelegd. In 2021 is opnieuw een waarschuwing aan verweerder opgelegd en in 2022 een berisping én een schorsing van 12 weken, waarvan 8 weken voorwaardelijk. In al deze zaken ging het (onder meer) om niet reageren door verweerder, hetzij richting de cliënt, hetzij richting de deken. De opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen hebben verweerder kennelijk niet tot het inzicht gebracht dat hij zijn communicatie moet verbeteren. 
6.3    De raad is gezien het voorgaande elk vertrouwen in het functioneren van verweerder als advocaat verloren. Verweerder onttrekt zich aan het toezicht van de deken, waardoor hij het onmogelijk maakt te beoordelen of sprake is van een verantwoorde praktijkvoering. De raad acht het bovendien niet langer verantwoord dat (potentiële) cliënten zich tot verweerder wenden voor bijstand en dan geconfronteerd worden met een advocaat die (al dan niet na een door hem ontvangen voorschot) niet thuis geeft. De maatregel van schrapping van verweerder van het tableau is nu dan nog de enige passende maatregel.

7    KOSTENVEROORDELING 
7.1    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat. 
7.2    Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.1 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING
De raad van discipline:
-    verklaart het dekenbezwaar gegrond;
-    legt aan verweerder de maatregel van schrapping op, ingaande op de tweede dag na het onherroepelijk worden van deze beslissing;
-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.2.

Aldus beslist door mr. A.E.A.M. van Waesberghe, voorzitter, mrs. M.A.M. Wagemakers, F.G.L. van Ardenne, A.N. Kampherbeek en G. Sarier, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 december 2023.