ECLI:NL:TADRSGR:2023:252 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-369/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2023:252
Datum uitspraak: 18-12-2023
Datum publicatie: 18-12-2023
Zaaknummer(s): 23-369/DH/DH
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 18 december 2023 in de zaak 23-396/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 9 augustus 2023 op de klacht van:

1.    [klager 1]
2.    [klager 2]
klagers

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 30 december 2022 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2    Op 7 juni 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K273 2023 van de deken ontvangen. 
1.3    Bij beslissing van 9 augustus 2023 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht, met toepassing van artikel 46g, lid 1 onder a van de Advocatenwet, niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is diezelfde dag verzonden aan partijen.
1.4    Op 25 augustus 2023 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. 
1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 13 november 2023. Daarbij waren klager 1 en verweerder aanwezig.
1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift (met bijlagen).

2    VERZET
2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klagers zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kunnen verenigen. Klagers stellen dat hun verzet niet is gericht tegen de niet-ontvankelijkheid, maar tegen het feit dat zij van mening zijn dan hun klacht wel gegrond is. Klagers hebben dit gemotiveerd toegelicht.
2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komen klagers in verzet niet op. 

3    FEITEN EN KLACHT
3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING
4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2    De raad is van oordeel dat de door klagers aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Klager 1 heeft ook ter zitting verklaard dat zij de eerste fout (waar deze klacht op ziet) aanvankelijk hebben laten zitten en zich gericht hebben op de tweede fout (waar een eerdere klacht over ging). Klagers wisten dus al in 2016/2017 van het handelen of nalaten van verweerder waar de onderhavige klacht op ziet. De raad is dan ook met de voorzitter van oordeel dat klagers hun klacht te laat hebben ingediend. De voorzitter heeft de klacht dus terecht op grond van artikel 46g lid 1, aanhef en onder a Advocatenwet niet-ontvankelijk geacht.
4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.E.A.M. van Waesberghe, voorzitter, mrs. M.A.M. Wagemakers, F.G.L. van Ardenne, A.N. Kampherbeek en G. Sarier, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 december 2023.