ECLI:NL:TADRSGR:2023:25 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-014/DH/NH/W

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2023:25
Datum uitspraak: 01-02-2023
Datum publicatie: 06-02-2023
Zaaknummer(s): 23-014/DH/NH/W
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
Beslissingen: Wraking
Inhoudsindicatie: Wrakingsverzoek kennelijk ongegrond.

Beslissing van de Wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, plaatsvervangend voor de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 1 februari 2023 in de zaak 23-014/DH/NH/W 
naar aanleiding van het verzoek tot wraking van de na te noemen tuchtrechters, ingediend door:

verzoeker

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (hierna: de raad) is een klachtzaak aanhangig onder nummer 22-746/A/A met verzoeker als klager. De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 december 2022 door onder meer mrs. C.S. Schoorl, voorzitter, en N.M.K. Damen, lid. Bij bericht van 27 december 2022 heeft verzoeker deze tuchtrechters gewraakt.
1.2    De tuchtrechters hebben niet berust in de wraking. 
1.3    De wrakingskamer van de raad (hierna: de wrakingskamer) heeft bij zijn beslissing kennisgenomen van de volgende stukken:
-    de e-mail van 15 december 2022 van klager aan de griffie en de reactie daarop van de griffier van 16 december 2022;
-    het proces-verbaal van de zitting van 16 december 2022 in zaak 22-746/A/A;
-    de e-mail van de griffie aan klager van 19 december 2022;
-    het wrakingsverzoek van 27 december 2022, en de twee aanvullingen daarop van 5 januari 2023;
-    de berichten van mr. Schoorl van 10 januari 2023 en 12 januari 2023 (verweerschrift);
-    de berichten van mr. Damen van 10 januari 2023 en 12 januari 2023 (verweerschrift).


2    FEITEN
2.1    Op 15 december 2022 heeft verzoeker aan de raad onder meer laten weten dat hij wegens gezondheidsredenen niet bij de zitting aanwezig zal zijn. In zijn bericht heeft verzoeker ook geschreven dat hij niet denkt dat hij “ooit hier in Nederland eerlijk en onafhankelijk rechtspraak recht zal spreken”. 
2.2    Op 16 december 2022 heeft de griffier aan verzoeker laten weten dat zijn bericht aan de mr. Schoorl is voorgelegd en dat de behandeling van de zaak die dag door zal gaan. 
2.3    Op 19 december 2022 heeft de griffier aan verzoeker laten weten dat de beslissing in zaak 22-746/A/A zal worden uitgesproken op 30 januari 2023. 


3    BEOORDELING
3.1    Op grond van artikel 47 Advocatenwet en artikel 512 Wetboek van Strafvordering is wraking van een tuchtrechter mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. 
3.2    Van dergelijke feiten en omstandigheden kan sprake zijn door de subjectieve instelling van de tuchtrechter ten opzichte van een partij of van het voorliggend geschil. Wraking is verder mogelijk als feiten en omstandigheden betreffende de persoon van de tuchtrechter, los van diens subjectieve instelling, een partij in objectieve zin grond geven te vrezen dat de tuchtrechter niet onpartijdig is. Bij dat laatste is ook van belang dat de schijn van partijdigheid wordt vermeden. Elke tuchtrechter wordt uit hoofde van zijn aanstelling vermoed onpartijdig te zijn. Dit is alleen anders als zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de tuchtrechter in kwestie vooringenomen is tegen verzoeker, althans dat de vrees daarvoor bij verzoeker objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer zal onderzoeken of dergelijke feiten en omstandigheden door verzoeker zijn gesteld en aannemelijk zijn geworden.
3.3    Verzoeker heeft zakelijk weergegeven, aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat:
“(…) Wil deze zaak wraken of liever verdagen. Heb al gedeeltelijk mijn bezwaren gemeld. Naast dat ik niet aanwezig kon zijn. Heb ook mijn bezwaar tegen twee leden..! Mevrouw Schoorl vanwege haar werkzaamheden bij het SSR, die door derden al een tijd wordt belemmerd. En tegen mevrouw Damen, vanwege betrokken N(…) A(…) Damen oftewel N(…), wat ik eerder al aangaf door bij verstek verkregen vonnissen voor niet geleverde diensten. Waarbij SSR en Kluwer steeds naar voren komt. Denk niet dat dat er gezien alle processen en mensen die betrokken zijn dat het CRVB nog onafhankelijk beslissingen kan nemen. Dat door derden (oud rechters en oud directie)die van begin af de boel op een dwaalspoor zet, en dit blijven doen!! (…)”
3.4    Verzoeker heeft hieraan nog toegevoegd dat uit het proces-verbaal blijkt dat er inhoudelijk te weinig is besproken. 
3.5    De beslissing van mr. Schoorl om de zitting ondanks de afwezigheid van verzoeker door te laten gaan is een procedurele beslissing. Een procedurele beslissing kan geen grond vormen voor toewijzing vaneen wrakingsverzoek, tenzij de procedurele beslissing niet anders kan worden verstaan dan als een blijk van vooringenomenheid van de tuchtrechter die de beslissing heeft genomen. Van deze uitzondering is naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake. 
3.6    Mr. Damen heeft verklaard dat zij geen familie is van de heer N.A. Damen en hem ook niet kent. De wrakingskamer kan gelet hierop niet vaststellen dat sprake is van partijdigheid of vooringenomenheid op dit punt.
3.7    Aan de andere door verzoeker gestelde wrakingsgronden valt naar het oordeel van de wrakingskamer ook niet de gevolgtrekking te verbinden dat de rechterlijke onpartijdigheid van de tuchtrechters schade zou kunnen lijden. Werkzaamheden van mr. Schoorl voor SSR brengen geen vooringenomenheid met zich. Zonder uitleg, die heeft verzoeker niet gegeven, acht de wrakingskamer de verwijzing naar Kluwer en de Centrale Raad van Beroep onbegrijpelijk. De stelling dat de zaak onvoldoende inhoudelijk is besproken is dat daaruit vooringenomenheid van de tuchtrechters blijkt slaagt niet bij gebrek aan feitelijke onderbouwing. De wrakingskamer stelt op grond van het proces-verbaal vast dat tamelijk uitvoerig over de zaak is gesproken, in aanmerking genomen dat verzoeker/klager op de zitting niet aanwezig was. Verzoeker heeft niet gesteld welke onderwerpen nog (nader) besproken hadden moeten worden. 
3.8    Het wrakingsverzoek bevat verder ook geen feiten of omstandigheden die erop wijzen dat de rechterlijke onpartijdigheid van de tuchtrechters schade zou kunnen lijden. 
3.9    Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. De wrakingskamer zal, gelet op artikel 4 van het Wrakingsprotocol raden van discipline, het verzoek zonder behandeling ter zitting afwijzen.

BESLISSING
De wrakingskamer:
- verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond.
- bepaalt dat de behandeling van de hoofdzaak, zaaknummer 22-746/A/A, zal worden hervat in de stand waarin deze zaak zich bevond.
    
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. R. de Haan en W. Arema, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2023.