ECLI:NL:TADRSGR:2023:238 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-672/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2023:238
Datum uitspraak: 29-11-2023
Datum publicatie: 29-11-2023
Zaaknummer(s): 23-672/DH/RO
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Gelet op de voorgeschiedenis en context acht de voorzitter de gewraakte e-mail niet onbetamelijk.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 29 november 2023 in de zaak 23-672/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 3 oktober 2023 met kenmerk R 2023/62 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 25. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van klager van 19 oktober 2023 en de e-mail van verweerder van 9 november 2023.

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    Klager heeft in het verleden een geschil gehad met zijn VvE. Verweerder heeft toen opgetreden voor de VvE.
1.2    De heer R (hierna: R) en mevrouw V (hierna: V) zijn verwikkeld in verschillende juridische procedures over een winkel. Verweerder staat sinds 2020 R bij. 
1.3    Klager is bevriend met V. In november en december 2022 heeft hij V een geldbedrag geleend. 
1.4    Op 2 mei 2023 heeft een kort geding zitting plaatsgevonden bij de rechtbank in de kwestie tussen R en V. Ook klager was daarbij aanwezig. 
1.5    Verweerder heeft vervolgens in een e-mail (datum niet bekend) aan klager onder meer geschreven:
“Deze ochtend spraken wij elkaar telefonisch na elkaar laatst (ook) te hebben gezien (opeens) op de zitting van (…) en [V]. 
Waarom spraken wij elkaar deze ochtend? U belde naar de receptie met kennelijk schreeuwen tot gevolg, zonder naam achter te laten, maar wel een mobiel nummer.
Ik geef u het volgende mee. 
Alle kwesties met en tegen u zijn al lange tijd geleden afgerond, er is dus geen enkele reden meer om mij te benaderen. 
Uit het feit dat u nog steeds contact met mij zoekt en mij nog steeds benaderd en mij zelfs opzoekt of aanwezig bent bij zittingen waar u werkelijk niets mee te maken heeft kan ik niet anders concluderen dan dat u bewust ervoor kiest om mij lastig te vallen en probeert mij (of mijn kantoor) schade te berokkenen.
Ik geef u daarom een ultimatum: Dit is de laatste keer dat u met ons kantoor (of met mij) contact opneemt of anderszins in mijn buurt komt.
Voldoet u daar niet aan, dan zal daarvan direct aangifte worden gedaan bij de politie (zoals wij u ook eerder hebben toegezegd).
Ik hoop dat u zich daaraan houdt.”
1.6    Op 5 mei 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. 

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende. 
a)    Verweerder heeft gedreigd met een valse aangifte op basis van aantoonbare onjuistheden. Klager meent dat verweerder zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging (art. 285 Sr) met ‘een misdrijf met gevaar voor de algemene veiligheid van een persoon’, te weten het doen van valse aangifte (art. 188 Sr). Klager stelt dat verweerder zelfs een begin van uitvoering heeft gemaakt van die valse aangifte (art. 45 en 47 Sr).
b)    Klager vermoedt dat verweerder(s kantoor) optreedt voor een softwarebedrijf. Klager probeert al maanden met het bedrijf te onderhandelen, maar het bedrijf weigert dit. De wijze waarop het bedrijf klager bejegent, geeft hem de overtuiging dat verweerder hun juridisch adviseur is. Klager herkent het wangedrag van het bedrijf als de modus operandi van verweerder. 
2.2    Klager stelt dat hij op de zitting van 2 mei 2023 aanwezig was en wijst daarbij op de overeenkomst van geldlening met V. Verweerder verstoorde de procesgang door tegen de voorzitter over klager te beginnen terwijl klager ‘even zoet, braaf, lief als mooi zat te zwijgen op de publieke tribune’. Klager stelt dat hij op een vraag van de voorzitter heeft geantwoord dat hij aanwezig was ter emotionele ondersteuning van V en omdat ‘ik wel bekend ben met de smerige truukjes’ van verweerder. Klager stelt verder dat hij verweerder telefonisch slechts heeft meegedeeld dat V ongeneselijk ziek is, dat het totaal ongepast is hoe verweerder handelt en dat daarbij niet is geschreeuwd. Klager meent dat verweerder hem intimideert op aantoonbaar valse gronden met dreigement van valse aangifte. 
2.3    Klager stelt dat verweerder V al jarenlang juridisch terroriseert met zijn gebruikelijke leugens, sadisme en zogenaamde ‘slordigheden’ zoals de volgorde van processtukken telkens aanpassen. Klager vindt verweerder een blamage voor de advocatuur, spreekt van aanhoudend wangedrag van en misbruik van recht door verweerder. Klager noemt ook dat er een vermoeden bestaat dat verweerder iets te maken heeft gehad met het in onderzoek zetten van het adres van V. Klager vermoedt dat ‘de kliek van’ R en verweerder ook iets hebben gedaan met de laptop van V. Klager stelt verder dat verweerder zijn cliënten adviseert op basis van misleiding. 
2.4    Klager heeft in zijn aanvulling van 19 oktober 2023 onder meer verwezen naar de VvE-kwestie waarbij klager en verweerder betrokken waren. Klager stelt dat verweerder in die kwestie onder meer een verkeerde voorstelling van zaken voor de rechter heeft gegeven en zich schuldig heeft gemaakt aan bedrog. Klager stelt dat verweerder telkens de grens van het onbetamelijke over is gegaan en zowel civiel- als strafrechtelijke grenzen overschrijdt alsof het niets is. Volgens klager liggen er vier procedures ter beoordeling voor aan de tuchtrechter, te weten twee VvE-kwesties, de kwestie over de winkel en de meest recente zaak waarin verweerder zich schuldig heeft gemaakt aan een begin van uitvoering van het doen van valse aangifte. 

3    VERWEER
3.1    Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. 
3.2    Verweerder stelt dat er een voorgeschiedenis met klager bestaat en heeft die toegelicht. Klager mengde zich ineens in de kwestie tussen R en V door zonder vooraankondiging op de zitting te zijn. Verweerder stelt dat klager op een vraag van de rechter heeft gezegd dat verweerder moest ophouden met zijn spelletjes en dat klager verweerders ondergang graag tegemoet ging zien. Omdat klager zich opeens in de kwestie mengde en verweerder een herhaling zag van eerder, heeft verweerder klager gewezen op het feit dat verweerder klaar was met het gedrag en (indien klager daarmee doorging) hij aangifte jegens klager zou doen. Pas sinds de indiening van deze klacht is verweerder bekend met de geldlening van klager aan V. 
3.3    Verweerder stelt dat hij niet optreedt voor het softwarebedrijf.
3.4    Met betrekking tot de VvE-kwestie heeft verweerder aangevoerd dat deze niet ter beoordeling voor kan liggen, nu de klacht van klager daarover (van 24 juni 2020) destijds door de deken is behandeld en klager – ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld – het griffierecht niet heeft voldaan.
3.5    De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING
Inleidende overwegingen
4.1    Volgens klager liggen er vier procedures ter beoordeling voor aan de tuchtrechter (zie 2.4). Dat is echter niet het geval. Alleen de kwestie over verweerders aankondiging aangifte tegen klager te zullen doen, alsmede een verwijt over verweerders (vermoedelijke) optreden voor een softwarebedrijf zijn in deze klachtzaak aan de orde. De overige kwesties – twee VvE-kwesties en de kwestie over de winkel – zijn pas in het aanvullend schrijven van klager van 19 oktober 2023 als klacht naar voren gebracht. Dit staat op gespannen voet met artikel 46c van de Advocatenwet, waarin wordt bepaald dat klachten worden ingediend bij de deken en dat de deken daarnaar onderzoek instelt. Nu deze verwijten pas na afronding van het dekenonderzoek naar voren zijn gebracht, zal de voorzitter deze buiten beschouwing laten. Overigens lijkt klager (een van) de VvE-kwestie(s) al aan de deken te hebben voorgelegd. 
4.2    De klacht bevat verder een veelheid van verwijten aan verweerder, deels persoonlijk, deels in de relatie tussen V en verweerder als advocaat van de wederpartij van V (zie 2.3). Voor zover klager verweerder verwijten maakt die zien op de relatie tussen verweerder en V, geldt dat hij daarbij geen rechtstreeks belang heeft. De voorzitter zal die verwijten daarom buiten beschouwing laten. Datzelfde geldt voor de verwijten die klager maakt aan anderen, waaronder de advocaat van V en de deurwaarder. 
Toetsingskader
4.3    De voorzitter zal de onder a en b genoemde klachtonderdelen inhoudelijk beoordelen aan de hand van het volgende toetsingskader. Een advocaat dient zich te onthouden van handelingen waardoor het vertrouwen in de advocatuur of zijn beroepsuitoefening wordt geschaad, en dient zich te allen tijde te onthouden van een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt (art. 46 Advocatenwet).
Klachtonderdeel a)
4.4    Dit verwijt ziet op de (onder 1.5 genoemde) e-mail van verweerder aan klager. Deze e-mail volgde op klagers aanwezigheid bij de zitting van 2 mei 2023 en zijn daaropvolgende telefonische contact met verweerders kantoor. 
4.5    De voorzitter overweegt dat verweerder in zijn e-mail fel is in zijn bewoordingen richting klager. Gezien de door verweerder geschetste voorgeschiedenis, die klager niet heeft betwist, acht de voorzitter dat echter niet onbegrijpelijk. Verweerder heeft bovendien onbetwist gesteld dat hij pas na indiening van deze klacht op de hoogte raakte van het zakelijke belang van klager bij de kwestie (zijn geldlening aan V). De voorzitter ziet ook geen noodzaak voor het telefonisch contact van klager met verweerder, nu V door een advocaat wordt bijgestaan en deze advocaat namens V contact kon opnemen met verweerder. Gelet op de voorgeschiedenis en context acht de voorzitter de e-mail van en de daarin aangekondigde aangifte door verweerder niet onbetamelijk. Van intimidatie of onheus bejegenen is geen sprake. De voorzitter verklaart dit klachtonderdeel daarom kennelijk ongegrond. 
Klachtonderdeel b)
4.6    De voorzitter overweegt dat dit verwijt alleen is gebaseerd op vermoedens van klager. Verweerder heeft bovendien betwist advocaat van het softwarebedrijf te zijn. Dit verwijt is daarom kennelijk ongegrond.
Tot slot
4.7    De voorzitter overweegt nog dat klager (met name) in zijn aanvullende stuk van 19  oktober 2023 grote woorden gebruikt en vergaande verwijten en beschuldigingen uit aan het adres van verweerder. De voorzitter acht het misplaatst dat klager zo fel uithaalt naar verweerder, terwijl iedere feitelijke onderbouwing van de verwijten ontbreekt.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: 
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 november 2023.