ECLI:NL:TADRSGR:2023:234 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-611/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2023:234 |
---|---|
Datum uitspraak: | 08-11-2023 |
Datum publicatie: | 15-11-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-611/DH/DH |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een familiekwestie in alle onderdelen kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 8 november 2023 in de zaak 23-611/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van 6 september 2023 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) met kenmerk K039 2023 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5 (inhoudelijk) en 1 tot en met 6 (procedureel).
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is gehuwd geweest en heeft samen met zijn ex-partner (hierna: de vrouw)
een minderjarige zoon.
1.2 De rechtbank heeft in de beschikking van 15 april 2021 de echtscheiding tussen
klager en de vrouw uitgesproken. De rechtbank heeft in de beschikking de inhoud van
het door klager en de vrouw ondertekende convenant (tevens houdende een ouderschapsplan)
opgenomen en partijen veroordeeld na te komen wat zij daarin overeen zijn gekomen.
In het aan de beschikking gehechte echtscheidingsconvenant van partijen is onder meer
opgenomen:
´7.1 Partijen realiseren zich dat de in dit convenant neergelegde afspraken, tevens
inhoudend een ouderschapsplan, mede zijn ingegeven door de huidige situatie, zowel
van hunzelf als die van hun kinderen, en dat die situatie in de toekomst steeds zal
kunnen veranderen. Om die reden erkennen zij nu reeds dat ieder van hen behoefte kan
hebben om opnieuw onder begeleiding van [mw. K], MfN Registermediator of een andere
MfN Registermediator, te overleggen en samen te zoeken naar een passende oplossing
voor de gerezen kwestie. Wie die behoefte heeft zal dit aan de ander kenbaar maken,
waarop de ander bereid zal zijn die mediation zorgvuldig in overweging te nemen, ook
als deze die behoefte zelf niet zo ervaart. (…)
7.2 In geval de partijen in de toekomst van mening verschillen omtrent de interpretatie
of uitvoering van dit convenant zullen zij trachten door middel van onderling overleg
tot een regeling te komen. Voor het geval zij hier niet in slagen dan zullen zij zicht
weden tot [K], MfN Registermediator, of een andere MfN Registermediator, teneinde
te trachten de gerezen geschilpunten door mediation tot een oplossing te brengen.
Pas als deze mediation niet tot resultaat leidt zullen de partijen zich elk tot een
eigen advocaat wenden die dan het geschilpunt eventueel aan de rechter kan voorleggen,
onverlet de bevoegdheid van ieder der partijen om een geschil met spoedeisend belang
aan de voorzieningenrechter in kort geding voor te leggen.”
In het daarbij behorende ouderschapsplan is onder meer opgenomen:
“Artikel 10 Evaluatie/geschillen
De ouders zullen dit ouderschapsplan een jaar na de scheiding en daarna jaarlijks
met elkaar evalueren en waar nodig aanpassen. Indien zij meningsgeschillen hebben
over de uitvoering van dit ouderschapsplan of de invulling van de zorg en opvoeding
zullen zij zich in eerste instantie wenden tot [mw. K], MfN Registermediator of een
andere MfN Registermediator, teneinde de gerezen geschilpunten tot een oplossing te
brengen.”
Het convenant, inclusief ouderschapsplan, maakt onderdeel uit van het klachtdossier.
1.3 Eind 2021 heeft de vrouw zich tot verweerster gewend voor bijstand.
1.4 Op 7 december 2021 heeft verweerster een brief naar klager gestuurd. In de
kop van de brief staat de kantoornaam vermeld, te weten: “[naam verweerster] Advocaten
en Mediation”. In de brief heeft verweerster onder meer geschreven:
“Namens cliënte, [de vrouw], vraag ik uw aandacht voor het volgende. (…)
Met betrekking tot de doordeweekse contactregeling geldt dat u deze niet goed nakomt.
Van cliënte heb ik namelijk begrepen dat u tot nu toe al drie van de vier middagen
kort van tevoren hebt afgezegd. Cliënte acht dit niet in het belang van [zoon] en
voor haarzelf is het ook erg vervelend dat zij vaak op het laatste moment voor een
oplossing moet zorgen. (…)
Indien ik binnen een week na heden niet anders van u verneem, vertrouw ik u met dit
voorstel akkoord.”
1.5 Klager heeft op 13 december 2021 per e-mail gereageerd en aan verweerster onder
meer geschreven:
“Ik herken (noch erken) het beeld dat uw cliënte schetst m.b.t. het doordeweekse contact
totaal niet. Ten eerste geldt deze regeling al sinds medio mei, hetgeen duidelijk
meer is dan 4 middagen. Ten tweede klopt het ook niet dat ze kort van tevoren op de
hoogte is gesteld indien een middag niet door kon gaan.
Tot slot, wilt u uw cliënte vragen dat zij zich (beter) aan het echtscheidingsconvenant
houdt? Een paar voorbeelden. (…)
- Artikel 2.2., lid B, juncto artikel 10 zorgplan. Wij hebben deze bepalingen opgenomen
omdat het ons inziens in [zoon]’s belang is dat wij er gezamenlijk in goed overleg
uitkomen opdat discussies niet escaleren. Uw cliënt heeft noch een poging gedaan tot
overleg, noch een mediator ingeschakeld.”
1.6 Verweerster heeft op 16 december 2021 in een e-mail aan klager onder meer geschreven:
“Cliënte herkent zich niet in uw opmerkingen dat zij de zorgregeling op bepaalde punten
niet goed zou nakomen. Ik volsta met een betwisting hiervan.
Ik verneem graag uiterlijk volgende week donderdag van u of u inderdaad de zorgregeling
vanaf 1 februari a.s. zult hervatten zoals opgenomen in het ouderschapsplan.”
1.7 Op 22 december 2021 heeft klager per e-mail aan verweerster onder meer geschreven
dat verweersters cliënte zich niet houdt aan de afspraken in het echtscheidingsconvenant
en zorgplan. Klager heeft onder meer geschreven:
“In de artikelen staat duidelijk dat bij onenigheid de eerste stap overleg is, de
tweede stap mediator [K] Registermediator of een andere MfN Registermediator.
Aangezien uzelf mediator bent gezien uw website zullen deze bepalingen u niet onbekend
zijn en dient u derhalve uw cliënte hierop te wijzen.
Kortom, u dient uw mandaat terug te geven aan uw cliënte met een verwijzing naar de
desbetreffende artikelen (…), want anders handelt u mijns inziens klachtwaardig.
Gelet op bovenstaande reageer ik niet verder op uw vragen noch op verdere correspondentie
uwerzijds en wacht een verder voorstel van [de vrouw] af omtrent overleg of mediator.”
1.8 Op 6 juli 2022 heeft de deurwaarder zich per e-mail tot klager gewend en geschreven:
“Wilt u ter voorkoming van executiemaatregelen een bedrag van € 2040,- per omgaande
aan mij voldoen (zie bijlage)”
De bijlage betreft een e-mail van verweerster aan de deurwaarder van 22 juni 2022,
waarin verweerster meldt dat klager een bedrag van € 2.040,- aan de vrouw dient te
voldoen, onder verwijzing naar een e-mail van de fiscalist.
De bijgevoegde e-mail van de fiscalist betreft een e-mail van 22 juni 2022 van mw.
K aan klager (en cc aan de vrouw), waarin onder meer staat:
“Het door jou aan [de vrouw] te vergoeden bedrag is dan € 2.040,- en nadere herrekening
(en kosten) kan dan achterwege blijven. Ik hoor graag of jullie je allebei hierin
kunnen vinden.”
1.9 Klager heeft op 7 juli 2022 gereageerd en aan de deurwaarder (en aan verweerster
in cc) onder meer geschreven:
“Graag ga ik over tot betaling van het bedrag voortkomende uit de belastingaangifte.
Helaas is dat nog niet mogelijk daar ik nog steeds wacht op de beantwoording van een
tweetal vragen door uw cliënte. (…)
Hoewel ik mogelijk er van uit kan gaan dat zij akkoord is aangezien ze haar advocate
en daarmee u heeft ingeschakeld, wil ik dat wel graag van haar vernemen opdat ik dit
ook gewoon kan afsluiten. (…)
Echter, niet de gehele voorlopige teruggave lijkt gestort te zijn op de gezamenlijke
rekening. Als dat niet het geval is dan zal dat dus verrekend dienen te worden. Heeft
uw cliënte dit wel gedaan dan hoeft er verder niets verrekend te worden t.o.v. het
resulterend bedrag mits zij daarop akkoord geeft (punt 1).
Voorts: We hebben afgesproken de kosten met betrekking tot de aangifte van de inkomstenbelasten
te verdelen. Ik heb nog een aantal facturen liggen die daaronder vallen. Deze zou
ik graag verrekenen met de gehele post opdat alles is afgehandeld en afgesloten kan
worden. (…)
U ziet dat ik niets aan haar heb kunnen overmaken doordat zij én nog niet akkoord
is gegaan (daarmee is er dus simpelweg geen bedrag vastgesteld en valt er dus niets
over te maken, behalve de door mij gemaakte kosten) én geen informatie heeft aangeleverd
over de samenstelling van het bedrag. Graag ontvang ik derhalve akkoord en informatie
zodat dit afgerond kan worden.”
1.10 Op 12 juli 2022 is namens verweerster aan klager en de deurwaarder gemotiveerd
gereageerd op klagers e-mail van 7 juli 2022. Namens verweerster is onder meer geschreven:
“U geeft aan dat cliënte de voorlopige teruggave – al dan niet een deel daarvan –
op de gezamenlijke rekening heeft gestort en dat dit bedrag in haar inkomstenbelasting
verrekend is.
Cliënte merk op dat zij weldegelijk de gehele teruggave op de gezamenlijke rekening
heeft gestort. (…)
Hierbij merkt cliënte nog op dat uw lidmaatschap voor de ANWB ten onrechte van de
gezamenlijke rekening was afgeschreven. Het ging om een bedrag van € 103,50. (…)
Ik vertrouw erop dat al uw vragen hiermee zijn beantwoord. Ik zou u dan ook vriendelijk
willen verzoeken om het bedrag van € 2.040,- zo spoedig mogelijk aan cliënte over
te maken. ”
1.11 Op 2 augustus 2022 heeft klager op deze mail gereageerd in een e-mail aan
de vrouw en aan haar onder meer geschreven dat hij over zal gaan tot betaling van
de € 2.040,-, maar dat hij daarop een aantal posten corrigeert, waardoor het door
klager te betalen bedrag op € 1.745,90 komt. Dit bedrag is die dag door klager aan
de vrouw betaald.
1.12 Op 5 augustus 2022 heeft de deurwaarder, op verzoek van de vrouw, de beschikking
van de rechtbank van 15 april 2021 aan klager betekend.
1.13 Op 30 december 2022 heeft verweerster in een e-mail aan klager onder meer
geschreven:
“Namens cliënte vraag ik uw aandacht voor het volgende.
U heeft samen met cliënte afspraken gemaakt ten aanzien van de vakantieverdeling van
uw zoon (…).
U heeft aan cliënte aangegeven [zoon] niet conform bovenstaande regeling te zullen
terugbrengen. Cliënte verzoekt u dan ook dringen om bovengenoemde afspraken in acht
te nemen.”
1.14 Klager heeft diezelfde dag gereageerd en onder meer geschreven dat verweersters
cliënte het convenant foutief leest en dat zij zich op meerdere vlakken niet houdt
aan het convenant.
1.15 Op 24 januari 2023 heeft verweerster klager een brief gestuurd. In deze brief
heeft zij onder meer geschreven:
“Namens cliënte, [de vrouw], vraag ik uw aandacht voor het volgende.
Er bestaat, zo begrijp ik van cliënte, momenteel geregeld discussie tussen uw beiden
over de gemaakte afspraken. Cliënte wenst hierin verandering te brengen en ervoor
te zorgen dat de afspraken u beiden duidelijk zijn en niet meer vatbaar zijn voor
discussie.
Om deze reden heeft cliënte een overzicht gemaakt met de verdeling per dag van de
zorg voor uw zoon [naam], inclusief de tijden en locaties van overdracht (bijlage
1). In dit overzicht zijn de reguliere zorgregeling, de vakanties, de feestdagen en
de vrije vrijdagen opgenomen. (…) Deze uitwerking is conform de gemaakte afspraken
en staat daarmee niet ter discussie.
Cliënte stemt er op uw verzoek mee in dat het weekend van 20 januari tot en met 22
januari 2023 zal worden gewisseld voor het weekend van 27 januari tot en met 29 januari
2023 (…).
Ten tweede stemt cliënte er op uw verzoek mee in om de even en oneven weekend vanaf
eind februari om te wisselen. (…)
Cliënte zal geen nieuwe kindrekening openen. Er blijken hiervan onterechte onttrekkingen
te zijn gedaan.
Met voorgaande toelichting en bijgaande uitwerking per dag voor geheel 2023 gaat cliënte
ervan uit dat de, in haar optiek, zinloze discussies over het ouderschapsplan hiermee
vanaf nu verleden tijd zijn. Cliënte rekent erop dat u zich vanaf nu zult houden aan
de gemaakte afspraken. Mocht u dit niet doen, dan zal ik cliënte adviseren om een
procedure bij de rechtbank op te starten. Zij acht dit echter niet in het belang van
[zoon] maar ook deze discussies zijn dat niet waardoor zij meent in dat geval geen
andere keuze te hebben.
Ten slotte merk ik nog op dat ik optreed in hoedanigheid van advocaat van cliënte
en niet als mediator. Mocht u inmiddels een eigen advocaat hebben benaderd dan verzoek
ik u deze brief aan uw advocaat te overhandigen en staat het mij niet meer vrij om
rechtstreeks contact met u op te nemen.”
1.16 Op 15 februari 2023 heeft klager bij de deken een klacht over verweerster
ingediend.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. Klager verwijt verweerster
het volgende, waarbij de voorzitter zoveel mogelijk heeft aangesloten bij de klachtbrief
d.d. 15 februari 2023.
a) Overtreding gedragsregel 5. Verweerster heeft niet naar een minnelijke oplossing
gezocht, maar heeft escalerend opgetreden.
Klager stelt dat verweerster deze zaak nooit had mogen opnemen, gelet op de bepaling
in het echtscheidingsconvenant waarin is opgenomen dat partijen zich eerst moeten
wenden tot een mediator. Klager heeft verweerster hierop gewezen, maar zij heeft hier
verder niet op gereageerd. Klager meent dat verweerster haar mandaat terug zou moeten
geven aan haar cliënte. Van verweerster mag worden verwacht dat zij zich welwillend
opstelt en meewerkt aan pogingen om een geschil in der minne op te lossen.
Klager wijst verder op het feit dat ‘out of the blue’ een deurwaarder op hem is afgestuurd.
Klager meent dat dit escalerend optreden is.
Klager stelt verder dat verweerster een te grote inbreuk heeft gemaakt op zijn belang
en het belang van de zoon van partijen. Klager wijst op de brief van verweerster van
24 januari 2023, waarin zij schrijft dat zij haar cliënte iets zal adviseren wat niet
in het belang van de zoon is.
b) Overtreding gedragsregel 6. Klager stelt dat in het convenant is opgenomen dat
conflicten via mediation worden opgelost. Ondanks klagers aandringen is verweerster
daar nooit op teruggekomen. Klager stelt verder dat de strijd met advocaten (2 stuks)
duurder is dan mediation (1 persoon). Ook gaat verweerster er vanuit dat klager een
advocaat in de arm heeft genomen; dit geeft aan dat het haar verwachting is dat het
klager een stuk meer kost dan de openstaande en al betaalde medationafspraak.
c) Overtreding gedragsregel 8. Verweerster heeft feiten gesteld waarvan ze weet
of redelijkheid kan weten dat die in strijd met de waarheid zijn. Klager wijst op:
- de kwestie met de deurwaarder,
- verschillende stellingen in haar brief van 7 december 2021 en
- verschillende stellingen in haar brief van 24 januari 2023.
Klager stelt verder dat verweerster de feiten heeft verdraaid in haar e-mails van
12 juli 2022, 30 december 2022 en 24 januari 2023.
d) Overtreding gedragsregel 7 juncto 8. Klager verwijst naar de kwestie rondom
de deurwaarder en meent dat de uitlatingen richting de deurwaarder niet eerlijk zijn
en dus ook onnodig grievend. Klager meent dat sprake is van laster.
e) Overtreding gedragsregel 9. Verweerster heeft pas later duidelijk gemaakt dat
zij als advocaat optrad en niet als mediator, zoals tussen klager en de vrouw was
afgesproken in het convenant. Klager wijst onder meer op het feit dat de brief van
7 december 2021 afkomstig was van “[naam verweerster] Advocaten en Mediation” en het
feit dat tussen klager en de vrouw was afgesproken dat geschillen aan een mediator
zouden worden voorgelegd. Klager stelt dat verweerster pas in haar brief van 24 januari
2023 schrijft dat zij optreedt als advocaat.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 Voorop staat dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen
van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt.
Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de
advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat
geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen,
(c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van
de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij
geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de
hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen
mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is
de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te
wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan
hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt.
Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd
zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken,
onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
Klachtonderdeel a) – niet gezocht naar een minnelijke oplossing
4.2 Klager stelt dat verweerster niet naar een minnelijke oplossing heeft gezocht,
maar juist escalerend heeft opgetreden.
4.3 Gedragsregel 5 bepaalt dat een advocaat voor ogen dient te houden dat een regeling
in der minne veelal de voorkeur verdient boven een proces. In de toelichting bij deze
gedragsregel is opgenomen dat dit geen absolute verplichting behelst: het gaat erom
dat een advocaat zich voldoende inzet om tussen partijen tot een oplossing te komen.
Een wederpartij kan dus niet verlangen dat een advocaat in elke situatie tracht een
regeling in der minne te treffen. Dit is ter vrije beoordeling van de advocaat en
de cliënt.
4.4 De voorzitter overweegt dat klager en de vrouw in het echtscheidingsconvenant
en bijbehorend ouderschapsplan een mediationbeding overeengekomen zijn. In beginsel
zijn klager c.q. de vrouw gehouden een geschil aan een mediator voor te leggen. Uit
jurisprudentie volgt echter dat dit niet zonder meer betekent dat, als dit niet gebeurt,
een geschil niet aan de rechter kan worden voorgelegd en aldus dat een van de partijen
zich laat bijstaan door een advocaat. Mediation is gebaseerd op, en heeft ook alleen
kans van slagen bij, vrijwilligheid en vrijblijvendheid. Dit is in overeenstemming
met het oordeel van de Hoge Raad in het arrest van 20 januari 2006, ECLI:NL:2006:AU3724,
waaruit volgt dat het beide partijen, gelet op de aard van het middel van mediation,
te allen tijde vrij staat hun medewerking daaraan te onthouden, dan wel die om hen
moverende redenen te beëindigen. Dat deze uitspraak niet van toepassing is, zoals
klager stelt, volgt de voorzitter niet. Dat het echtscheidingsconvenant aan de beschikking
van de rechtbank is gehecht, maakt niet dat partijen verplicht zijn het door hen overeengekomen
mediationbeding te volgen. Klager stelling dat verweerster deze zaak nooit had mogen
aannemen c.q. dat zij haar mandaat had moeten teruggeven, volgt de voorzitter daarom
niet.
4.5 De voorzitter overweegt verder dat verweerster zich in december 2021 namens
haar cliënte tot klager heeft gewend met een voorstel. Daarover is vervolgens door
klager en verweerster gecorrespondeerd, waarop klager op 22 december 2021 aan verweerster
heeft laten weten dat hij niet verder zal reageren op correspondentie van verweerster.
Klager wenste alleen met de vrouw in gesprek te gaan, al dan niet via mediation. De
vrouw heeft er echter op dat moment voor gekozen om via verweerster met klager te
communiceren en verweerster heeft geprobeerd tot afspraken te komen. Het verwijt dat
verweerster niet naar een minnelijke oplossing heeft gezocht, is daarmee onterecht.
In zoverre is dit klachtonderdeel dan ook kennelijk ongegrond.
4.6 Dat op een later moment klager en de vrouw alsnog afspraken hebben gemaakt,
al dan niet via mediation, betekent niet dat verweerster de mediation heeft tegengewerkt
of anderszins klachtwaardig heeft gehandeld.
Klachtonderdeel a) - deurwaarder
4.7 Klager verwijt verweerster ook dat er ‘out of the blue’ een deurwaarder op
hem is afgestuurd. De voorzitter overweegt dat de fiscalist op 22 juni 2022 naar klager
en de vrouw een e-mail heeft gestuurd met als voorstel dat klager € 2.040,- aan de
vrouw zou betalen. Klager is kennelijk niet op dit voorstel ingegaan. Verweerster
heeft vervolgens namens haar cliënte de deurwaarder ingeschakeld. Dat stond haar vrij.
Het stond verweerster eveneens vrij (nogmaals) de deurwaarder in te schakelen op het
moment dat klager slechts een deel van het bedrag betaalde, nu verweersters cliënte
zich op het standpunt stelde dat zij recht had op het volledige bedrag. Dat verweerster
in de correspondentie met de deurwaarder standpunten heeft ingenomen waarvan zij wist
dat die onjuist waren, kan de voorzitter niet vaststellen. Verweerster heeft zich
in haar berichtgeving gebaseerd op de informatie van haar cliënte en het bericht van
de fiscalist. Ook dit deel van de klacht is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel a) - inbreuk belangen klager/zoon
4.8 Klager stelt verder nog dat verweerster een te grote inbreuk heeft gemaakt
op klagers belang en dat van de zoon. Klager wijst met name op verweersters brief
van 24 januari 2023, waarin is opgenomen dat verweerster haar cliënte zal adviseren
een procedure te starten, terwijl dit niet in het belang van de zoon is. De voorzitter
stelt echter vast dat verweerster in de volgende zin heeft vermeld dat ook de discussies
tussen partijen niet in het belang van de zoon zijn, waardoor de vrouw meent geen
andere keuze te hebben.
4.9 De voorzitter overweegt dat duidelijk is dat op dat moment al geruime tijd
discussie was tussen klager en de vrouw over het ouderschapsplan. Het stond verweerster
vrij haar cliënte te adviseren een procedure bij de rechtbank te starten. Dat verweerster
klagers belangen of de belangen van de zoon met voeten heeft getreden, is de voorzitter
niet gebleken. Het ‘dreigen met juridische stappen’ zoals klager dit noemt, is niet
onbetamelijk en betekent evenmin dat ongeoorloofde druk wordt uitgeoefend. Ook dit
deel van de klacht is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel a) - overig
4.10 Klager verwijt verweerster verder dat zij (onder meer) afspraken verhaspelt,
leugens en beschuldigingen opneemt, dreigt met een rechtszaak, onwaarheden en halve
waarheden poneert en haar interpretatie van de afspraken als enige waarheid presenteert.
4.11 De voorzitter overweegt dat verweerster optreedt als partijdig belangenbehartiger
van klagers wederpartij. Zij heeft het standpunt van de vrouw weergegeven in het geschil
tussen klager en de vrouw. Dat klager het met verweersters stellingen niet eens is,
maakt niet dat verweerster klachtwaardig heeft gehandeld. Verweerster heeft een ruimte
mate van vrijheid om de belangen van de vrouw te behartigen. Dat zij die vrijheid
te buiten is gegaan, is de voorzitter niet gebleken. Dat verweerster zich niet welwillend
heeft opgesteld en/of niet heeft meegewerkt aan pogingen om het geschil in der minne
op te lossen, kan de voorzitter niet vaststellen. Van schending van gedragsregel 5
is de voorzitter niet gebleken.
4.12 Klachtonderdeel a is dan ook kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel b) – ondoelmatigheid en onnodige kosten
4.13 Gedragsregel 6 bepaalt dat een advocaat een doelmatige behandeling van de
zaak nastreeft en in het oog houdt dat ook ten laste van de wederpartij of andere
betrokkenen geen onnodige kosten worden gemaakt.
4.14 Klager stelt allereerst dat in het convenant is opgenomen dat conflicten worden
opgelost via mediation. De voorzitter is reeds hierop ingegaan (hierboven onder 4.4).
Dat verweerster zich namens haar cliënte tot klager heeft gewend, maakt niet dat sprake
is van ondoelmatig handelen. Dat uiteindelijk toch via mediation afspraken zijn gemaakt
tussen klager en de vrouw, betekent evenmin dat eerder ondoelmatig is gehandeld.
4.15 Klager wijst verder op -volgens hem- onnodige kosten, omdat twee advocaten
duurder zijn dan één mediator. Dat (on)nodige kosten zijn gemaakt, is door klager
echter niet gesteld en is de voorzitter ook verder niet gebleken. Dat klager (mogelijk)
kosten heeft gemaakt, betekent niet dat verweerster ondoelmatig heeft gehandeld. De
voorzitter kan niet vaststellen dat verweerster gedragsregel 6 heeft geschonden. Ook
dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel c) - verstrekken onjuiste informatie
4.16 Gedragsregel 8 bepaalt dat een advocaat zich zowel in als buiten rechte moet
onthouden van het verstrekken van feitelijke informatie waarvan hij weet, althans
behoort te weten, dat die onjuist is. Van schending van deze gedragsregel is, zo volgt
uit de toelichting, geen sprake als blijkt dat de advocaat is uitgegaan van de juistheid
van de stellingen van de cliënt en hij ook geen reden had om daaraan te twijfelen.
4.17 De voorzitter overweegt dat klager en de vrouw op meerdere punten met elkaar
van mening verschilden, waaronder de verrekening van kosten en het ouderschapsplan.
Verweerster heeft als partijdig belangenbehartiger de standpunten van de vrouw, haar
cliënte, naar voren gebracht. Zij is daarbij afgegaan op de informatie die haar cliënte
haar verstrekte. Dat klager het met verweersters stellingen niet eens is, betekent
niet dat verweerster bewust onjuiste informatie heeft verstrekt. Dat verweerster de
haar toekomende ruime mate van vrijheid te buiten is gegaan, is de voorzitter niet
gebleken.
4.18 De voorzitter merkt daarbij op dat het niet aan de tuchtrechter is om te beoordelen
welke interpretatie van de afspraken uit het echtscheidingsconvenant/ouderschapsplan
correct zijn en welke kosten wel of niet verrekend kunnen worden. Het is aan partijen
om hierover afspraken te maken of hun geschil hierover voor te leggen aan de civiele
rechter.
4.19 Van schending van gedragsregel 8 is de voorzitter niet gebleken. Dit klachtonderdeel
is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel d ) – ongepaste uitlatingen
4.20 Gedragsregel 7 bepaalt dat de advocaat zich niet onnodig grievend dient uit
te laten. Uit de toelichting bij deze gedragsregel volgt dat volgens vaste jurisprudentie
vrijheid van meningsuiting ook voor advocaten geldt. Wel brengt de bijzondere aard
van het juridische beroep mee dat hun optreden in het openbaar discreet, eerlijk en
waardig dient te zijn (EHRM 30 november 2006, NJ 2007/368, Veraart). In de toelichting
is verder opgenomen dat het enkele feit dat de standpunten van de cliënt van een advocaat
de wederpartij niet welgevallig zijn nog niet betekent dat de advocaat de grenzen
van de aan hem in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid
heeft overschreden.
4.21 Klager wijst ook hier op de kwestie rondom de deurwaarder en de uitlatingen
die verweerster in dat kader heeft gedaan. De voorzitter is hiervoor onder 4.7 al
ingegaan op de kwestie rondom de deurwaarder. De voorzitter herhaalt dat niet is gebleken
dat verweerster in de correspondentie met de deurwaarder standpunten heeft ingenomen
waarvan zij wist dat die onjuist waren. Verweerster heeft steeds het standpunt van
haar cliënte verwoord. Dat klager het hier niet mee eens is, is evident, maar betekent
niet verweerster onjuist heeft gehandeld. Van onnodig grieven, overtreding van gedragsregel
7 en/of laster is geen sprake. Dit klachtonderdeel is dan ook kennelijk ongegrond.
4.22 Voor zover klager stelt dat verweerster hem onder druk heeft gezet door in
haar eerste brief een termijn van een week op te nemen, geldt dat dit niet onbetamelijk
is. Het is gebruikelijk en redelijk om een wederpartij een reactietermijn te geven
en daarover te corresponderen. Ook dit verwijt is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel e) - hoedanigheid verweerster
4.23 Gedragsregel 9 bepaalt dat een advocaat tegenover zijn cliënt en in zijn contacten
met derden ervoor zorg draagt dat geen misverstand kan bestaan over de hoedanigheid
waarin hij in een gegeven situatie optreedt.
4.24 Klager verwijt verweerster dat zij onduidelijkheid heeft laten bestaan over
haar hoedanigheid.
4.25 De voorzitter overweegt dat verweerster zich met haar brief van 7 december
2021 voor het eerst tot klager heeft gewend. In de brief heeft verweerster het consequent
over haar cliënte (de vrouw). Ook heeft zij namens haar cliënte een voorstel gedaan.
Klager heeft op 13 december 2021 gereageerd en gewezen op de in het convenant en ouderschapsplan
opgenomen bepalingen over mediation. Klager heeft daarbij geschreven dat verweersters
cliënte geen poging tot overleg heeft gedaan, noch een mediator heeft ingeschakeld.
De voorzitter stelt op basis daarvan vast dat het voor klager dus duidelijk was dat
verweerster optrad als advocaat van de vrouw en niet als mediator. Hij verwijt de
vrouw immers dat zij geen mediator heeft ingeschakeld. Ook in zijn e-mail van 22 december
2021 heeft klager aan verweerster geschreven dat de vrouw zich niet houdt aan de overeengekomen
bepalingen over mediation. Klagers verwijt dat verweerster onduidelijkheid heeft laten
bestaan over haar hoedanigheid, is daarmee onterecht. Dat op het briefpapier en/of
in de handtekening van verweerster ook het woord mediation is genoemd, maakt dat niet
anders. In dit geval was een uitdrukkelijke vermelding van verweerster dat zij optrad
als advocaat niet vereist. Verweerster was voldoende duidelijk in haar correspondentie
aan klager en uit zijn reacties aan verweerster blijkt evident dat hij wist dat verweerster
optrad als advocaat en niet als mediator. Dit klachtonderdeel is dan ook kennelijk
ongegrond.
Conclusie
4.26 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van
artikel 46j van de Advocatenwet, daarom in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.M. Krans voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 november 2023.