ECLI:NL:TADRSGR:2023:216 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-790/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2023:216 |
---|---|
Datum uitspraak: | 30-10-2023 |
Datum publicatie: | 30-10-2023 |
Zaaknummer(s): | 22-790/DH/DH |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 30 oktober 2023 in de zaak 22-790/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 7 december 2022 op de klacht van:
klager
mr. J.J.J.M.D. Maas
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 19 oktober 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht over verweerster ingediend.
1.2 Op 4 oktober 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K255 2021 ia/cw
van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 7 december 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van
de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard.
1.4 Op 5 januari 2023 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de
voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 18 september 2023. Daarbij
waren klager met zijn gemachtigde en verweerster aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De grond van het verzet houdt, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter bij
de beoordeling van de klacht te veel aandacht heeft besteed aan de handelwijze van
verweerster in de bodemprocedure en te weinig aan die in de voorlopige voorzieningenprocedure.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet
niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad kan op basis van de zich in het dossier bevindende stukken en stellingen
van partijen niet vaststellen dat verweerster in de voorlopige voorzieningenprocedure
(of in de bodemprocedure) stukken in het geding heeft gebracht waarvan zij aan de
authenticiteit moest twijfelen en is derhalve van oordeel dat de door klager aangevoerde
verzetgrond niet slaagt. De voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf
toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van
het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk
ongegrond bevonden.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. T. Hordijk en M.A.M. Wagemakers, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 oktober 2023.