ECLI:NL:TADRSGR:2023:206 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-897/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2023:206 |
---|---|
Datum uitspraak: | 12-06-2023 |
Datum publicatie: | 06-10-2023 |
Zaaknummer(s): | 22-897/DH/DH |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 12 juni 2023 in de zaak 22-897/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 18 januari 2023 op de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 8 oktober 2021 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 9 november 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K226 2021 van
de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 18 januari 2023 heeft de voorzitter van de raad (hierna
ook: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing
is op 18 januari 2023 verzonden aan partijen.
1.4 Op 15 februari 2023 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van
de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 15 februari 2023 ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 12 juni 2023. Daarbij
was klaagster aanwezig. Verweerder was – na bericht van verhindering – niet aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift.
1.7 De raad heeft op de zitting van 12 juni 2023 mondeling uitspraak gedaan.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagster zich
met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen.
Klaagster heeft gewezen op een volgens haar vergelijkbare situatie waarbij het griffierecht
ook slechts één dag te laat is betaald en waarbij een hardheidsclausule is toegepast.
Klaagster heeft uitgelegd wat de redenen zijn voor de te late betaling. Zij verzoekt
toepassing van de hardheidsclausule van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.2 Tegen de vaststaande feiten komt klaagster in verzet niet op.
3 FEITEN
3.1 Voor de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de voorzittersbeslissing juist is en in stand kan
blijven. In aanvulling op deze beslissing overweegt de raad het volgende.
4.3 Op grond van artikel 46 e van de Advocatenwet liep de wettelijke termijn voor
betaling van het griffierecht tot en met 26 augustus 2022. Klaagster heeft het griffierecht
een dag te laat, namelijk op 27 augustus 2022, betaald. Het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering is niet van toepassing op een tuchtrechtprocedure. Onder heel bijzondere
omstandigheden kan -ook in het tuchtrecht- een termijnoverschrijding verschoonbaar
zijn, maar van zulke bijzondere omstandigheden is de raad niet gebleken. Klaagster
heeft aangevoerd dat zij te laat heeft betaald, omdat haar betaalopdracht bij de bank
op de laatste dag van de termijn niet was uitgevoerd. Hoe vervelend dat ook is, dat
komt voor rekening van klaagster. De termijnoverschrijding is dus niet verschoonbaar.
Ondanks dat de deken de klacht van klaagster had doorgestuurd naar de raad, heeft
de voorzitter terecht beslist dat de raad de klacht dus niet inhoudelijk kan beoordelen.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. A. van Luijck, voorzitter, mrs. E.A.L. van Emden en W. Knoester, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 juni 2023.