ECLI:NL:TADRSGR:2023:195 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-609/DH/A/W
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2023:195 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-09-2023 |
Datum publicatie: | 18-09-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-609/DH/A/W |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking |
Beslissingen: | Wraking |
Inhoudsindicatie: | Wraking kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de Wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, plaatsvervangend voor de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 13 september 2023 in de zaak 23-609/DH/A/W naar aanleiding van het verzoek tot wraking van na te noemen tuchtrechters, ingediend door:
verzoekster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam is een verzoek op grond
van artikel 60b Advocatenwet aanhangig (zaaknummer 23-434/A/A). Het verzoek is – na
een eerdere aanhouding – met gesloten deuren behandeld ter zitting van de raad van
6 september 2023 door mr. W. Aardenburg, voorzitter en mrs. A.Ch.H. Franken en L.C.
Dufour, leden. Op die zitting heeft verzoekster de voorzitter en leden (hierna: de
tuchtrechters) gewraakt.
1.2 De tuchtrechters hebben niet berust in de wraking.
1.3 De wrakingskamer van de raad (hierna: de wrakingskamer) heeft bij zijn beslissing
kennisgenomen van:
- het proces-verbaal van de zitting van 6 september 2023;
- het verweer van de tuchtrechters van 12 september 2023, welke diezelfde dag aan
verzoekster is gezonden.
2 BEOORDELING
2.1 Op grond van artikel 47 van de Advocatenwet en artikel 512 van het Wetboek
van Strafvordering is wraking van een tuchtrechter mogelijk op grond van feiten of
omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2 Een gebrek in de subjectieve onpartijdigheid van de rechter komt erop neer
dat de rechter ten opzichte van een partij een vooringenomenheid koestert. Zonder
duidelijke aanwijzingen daarvoor behoort een gebrek in de subjectieve onpartijdigheid
niet te worden aangenomen.
Een gebrek in de objectieve onpartijdigheid van de rechter veronderstelt dat vanuit
het perspectief van de externe waarnemer (the external observer) twijfels over de
onpartijdigheid van de rechter bestaan, welke twijfels objectief te rechtvaardigen
moeten zijn op grond van vaststelbare feiten. Bij dat laatste is ook van belang dat
de schijn van partijdigheid wordt vermeden. Elke tuchtrechter wordt uit hoofde van
zijn aanstelling vermoed onpartijdig te zijn. Dit is alleen anders als zich uitzonderlijke
omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat
de tuchtrechter in kwestie vooringenomen is tegen verzoeker, althans dat de vrees
daarvoor bij verzoeker objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer zal onderzoeken
of dergelijke feiten en omstandigheden door verzoekster zijn gesteld en aannemelijk
zijn geworden.
2.3 Verzoekster heeft de tuchtrechters op de zitting van 6 september 2023 gewraakt.
Uit het proces-verbaal van de zitting volgt dat verzoekster niet ter zitting aanwezig
was, maar op verzoek door de griffier is gebeld en telefonisch aan de zitting heeft
deelgenomen. Verzoekster heeft gemotiveerd verzocht om aanhouding. De deken heeft
zich verzet tegen aanhouding, waarna verzoekster heeft gereageerd op de stellingen
van de deken. In het proces-verbaal is over het vervolg opgenomen:
“De voorzitter zegt dat de eerste zitting (van 21 augustus jl.) best lang van tevoren
was aangekondigd. Toch heeft verweerster kort voor die zitting om aanhouding gevraagd.
De raad heeft dat verzoek ingewilligd. En nu vraagt verweerster de ochtend van
de zitting alsnog weer aanhouding. Verweerster stelt dat zij alles heeft aangeleverd,
maar de deken betwist dit. (…)
De voorzitter schorst de behandeling op zitting, zodat de raad zich kan beraden op
het aanhoudingsverzoek. Na voortzetting van de behandeling belt de voorzitter
verweerster opnieuw.
De voorzitter deelt verweerster en de deken mee dat de raad heeft geluisterd naar
wat er is gezegd en dat de raad hierin geen aanleiding ziet om de zaak aan te
houden.
Verweerster reageert dat zij de raad bevooroordeeld vindt. Zij heeft wel informatie
verstrekt. Zij vraagt de voorzitter hoe de raad dit ziet.
De voorzitter vraagt verweerster welke conclusie de raad hieraan moet verbinden. De
voorzitter antwoordt dat de raad zich niet bevooroordeeld acht.
Verweerster wraakt de raad.
De voorzitter vraagt of zij goed heeft begrepen dat verweerster de hele raad wraakt
en vraagt wat concreet de wrakingsgronden zijn.
Verweerster antwoordt dat zij de hele raad wraakt. Verweerster is van mening dat er
volstrekt onvoldoende rekening wordt gehouden met haar persoonlijke omstandigheden.
De stelling dat zij geen informatie heeft verstrekt is onzin en dat kan zij aantonen.
Zij begrijpt niet dat er een spoedprocedure moet worden gevoerd, terwijl zij al
voorwaardelijk is geschorst. Zij wil dat haar ict-er een toelichting geeft op haar
ict- problemen, maar hij zit nu op Kreta. De datum voor deze zitting is vastgesteld
zonder overleg met haar over de datum. Zij vraagt zich af wat haar ongeschikt
maakt voor het vak.”
2.4 De wrakingskamer stelt voorop dat een onwelgevallige (processuele) beslissing
van de raad (in casu het afwijzen van verzoeksters aanhoudingsverzoek) geen grond
kan vormen voor wraking. Wraking is geen verkapt rechtsmiddel. De wrakingskamer komt
ook geen oordeel toe over de juistheid van de beslissing. Dit is slechts anders indien
de motivering van de beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval
en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde
bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid
van de rechter die haar heeft gegeven. Dat is in dit geval geenszins gebleken, noch
onderbouwd door verzoekster. De raad acht de afwijzende beslissing van het aanhoudingsverzoek
ook overigens voldoende begrijpelijk en voldoende gemotiveerd.
2.5 Het wrakingsverzoek bevat verder ook geen feiten of omstandigheden die erop
wijzen dat de rechterlijke onpartijdigheid van de tuchtrechter schade zou kunnen lijden.
2.6 Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. De wrakingskamer zal, gelet op artikel
4 van het Wrakingsprotocol raden van discipline, het verzoek zonder behandeling ter
zitting afwijzen.
BESLISSING
De wrakingskamer:
- verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond;
- bepaalt dat de behandeling van zaak 23-434/A/A zal worden hervat in de stand waarin
deze zich bevond op het moment dat het wrakingsverzoek werd ingediend.
Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, voorzitter, mrs. A.B. Baumgarten en M.A.M.
Wagemakers, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en in het openbaar
uitgesproken op 13 september 2023.