ECLI:NL:TADRSGR:2023:183 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-098/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2023:183 |
---|---|
Datum uitspraak: | 04-09-2023 |
Datum publicatie: | 04-09-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-098/DH/DH |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 4 september 2023 in de zaak 23-098/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 12 april 2023 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 7 november 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 31 januari 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K234 2022 van
de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 12 april 2023 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook:
de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op diezelfde
datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 14 april 2023 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 24 juli 2023. Daarbij
waren klager en verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de nagekomen stukken van
klager van 10 en 15 mei 2023.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich
met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen.
Volgens klager is de behandeling van zijn klacht niet transparant verlopen. De voorzitter
heeft daarnaast vele feiten niet betrokken in zijn oordeel, of documenten niet gelezen.
Klager wijst op drie klachtbrieven die hij heeft ingediend, twee brieven van 13 december
2022, de beslissing van de Raad uit 2003, brieven van advocaten die klager via het
Juridisch Loket heeft benaderd en de brieven die verweerder naar de verzekeringsmaatschappij
heeft gestuurd. Verweerder heeft de zaak van klager te lang laten liggen, terwijl
hij nooit een standpunt over de zaak heeft ingenomen. Verweerder had een rapport moeten
maken over de materiële schade die klager heeft geleden. Hij heeft echter pas een
standpunt ingenomen gedurende het onderzoek dat de deken heeft uitgevoerd naar aanleiding
van de klacht van klager, terwijl de termijn daarvoor al was afgelopen. Klager wordt
ten onrechte van verraad beschuldigd door verweerder.
2.2 In het verzetschrift uit klager verder diverse verwijten aan de voorganger
van verweerder, advocaat Meijer, de Raad van Discipline, het Bureau van de Orde van
Advocaten in Rotterdam, het Juridisch Loket, enkele advocaten die samenwerkten met
het Juridisch Loket, het gehele rechtssysteem in Nederland, zijn huisarts, de fysioassistente,
de klachtencommissie van zijn huisarts en de Rechterlijke macht. Het onderhavige tuchtrecht
ziet enkel op de klacht over het handelen van de advocaat van klager, in casu: verweerder.
De Raad gaat daarom nu alleen in op de verzetgronden van klager voor zover die gericht
zijn tegen de voorzittersbeslissing aangaande het handelen van verweerder.
2.3 Tegen de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad volgt klager niet in zijn betoog dat de voorzittersbeslissing van onjuiste
feiten is uitgegaan. Klager heeft niet onderbouwd welke klachtbrieven hij bedoelt.
Om die reden kan niet worden vastgesteld dat bepaalde brieven niet zijn meegenomen.
De brieven van 13 december 2022 bevinden zich in het dossier en zijn ook zelf door
klager ingediend. Ditzelfde geldt voor de correspondentie van klager met de advocaten
via het Juridisch Loket. De raad leidt uit de inhoud van de brieven niet af dat het
oordeel van de voorzitter onjuist is. De beslissing van de raad uit 2003 en de correspondentie
met de verzekeringsmaatschappij bevinden zich niet in het dossier. Dat de voorzitter
niet op die informatie – los van de relevantie- c.q. ontvankelijkheidsvraag – is ingegaan,
is dan ook logisch.
4.3 Klager herhaalt verder dat verweerder ten onrechte zijn zaak lang heeft laten
liggen. Klager onderbouwt niet waarom het oordeel van de voorzitter dienaangaande
onjuist zou zijn.
4.4 De raad is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat de door klager aangevoerde
verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf
toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van
het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk
ongegrond bevonden. Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder
geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de
klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, mrs. G. Sarier en M.A.M. Wagemakers, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 september 2023.