ECLI:NL:TADRSGR:2023:125 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-249/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2023:125
Datum uitspraak: 14-06-2023
Datum publicatie: 15-06-2023
Zaaknummer(s): 23-249/DH/RO
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij. Geen sprake van het rechtstreeks benaderen van de wederpartij. Verweerster heeft klagers in haar e-mail geïnformeerd over het contact dat zij zal opnemen met de advocaten in een procedure van klagers tegen hun buren. In die procedure is de cliënte van verweerster geen partij, dus in die zin was de e-mail van verweerster ook niet gericht aan de wederpartij van haar cliënte. Het is verder niet gebleken dat verweerster in haar stukken opzettelijk onwaarheden naar voren heeft gebracht. Verweerster verwoordt in haar stukken het standpunt van haar cliënte en dat heeft zij ook mogen doen in de procedure tussen haar cliënte en klagers op grond van de informatie die zij van haar cliënte heeft gekregen. Tot slot staat het verweerster vrij om in overleg met en in het belang van haar cliënte te besluiten om al dan niet een procedure te starten. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 14 juni 2023 in de zaak 23-249/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

    1. klager
    en
    2. klaagster
hierna samen ook: klagers

over:

    verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de e-mail van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 3 april maart 2023 met kenmerk R 2023/23, door de raad digitaal ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 32. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail met bijlage van 3 mei 2023 en van de e-mail van klagers van 5 mei 2023.

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    Klagers hebben een geschil met hun directe buren over woonoverlast. In het kader van dit geschil heeft de verhuurder van de woning van klagers (hierna: de verhuurder) bij de rechter ontbinding van de huurovereenkomst van klagers gevorderd en ontruiming van hun woning. In deze procedure liep een hoger beroepsprocedure die op 6 april 2023 is geëindigd met een vaststellingsovereenkomst vastgelegd in een proces-verbaal. Klagers zijn hierin bijgestaan door mr. C. en de verhuurder door verweerster.  
1.2    Verder liep of loopt er ook een hoger beroepsprocedure tussen klagers en de heer en mevrouw B., de voormalige buren van klagers. De heer en mevrouw B. worden hierin bijgestaan door mr. V. en klagers door mr. W. In een proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 16 juni 2022 is vermeld dat de heer B. verklaart dat hij geen geluidsoverlast meer van klagers ervaart.
1.3    Ook is sprake (geweest) van een procedure tussen klagers en mevrouw H., een andere voormalige buurvrouw.
1.4    Op 16 augustus 2022 heeft een medewerker van de verhuurder aan mr. V. gemaild dat de overlastklachten, de intimidaties van hun buren en de zorgen om hun gezondheid de reden zijn voor de verhuizing van de heer en mevrouw B. Mr. V. heeft deze e-mail dezelfde dag doorgestuurd naar mr. W., de advocaat van klagers.
1.5    Op 22 augustus 2022 heeft de verhuurder van de heer en mevrouw B. een e-mail ontvangen waarin zij hun besluit te gaan verhuizen nader hebben toegelicht.
1.6    Op 22 augustus 2022 heeft verweerster het volgende aan klagers gemaild:
‘[De verhuurder] heeft mij gevraagd naar aanleiding van uw e-mails van de afgelopen dagen contact op te nemen met mr. V(…) en uw advocaat in de procedure tegen de familie B(…) (ik neem aan mr. B(…)).
U hoeft [de verhuurder] dan ook geen e-mails meer te sturen over deze kwestie. Uw vraag is mij duidelijk en ik zal daarover contact opnemen met uw advocaat en mr. V(…).
Ik kan u wel alvast mededelen dat [de verhuurder] u niet het nieuwe adres van de familie B(…) zal doorgeven. Dat is in strijd met de privacywetgeving.’
Verweerster heeft deze e-mail in cc aan mrs. B. en V. verstuurd.
1.7    Op 24 augustus 2022 hebben klagers bij de deken een klacht over verweerster ingediend. 
1.8    Op 25 augustus 2022 heeft verweerster aan de advocaat van klagers mr. C. gemaild:
‘Geachte collega,
Mijn cliënte heeft mij gevraagd te reageren op de (vele) e-mails van uw cliënten over de verstuurde e-mail(s) omtrent de verhuizing van de fam. B(…). Uw cliënten hebben mijn cliënte hierover rechtstreeks gemaild; dit is niet via één van hun advocaten gegaan. Vandaar dat ik niet de indruk had dat deze kwestie onderdeel uitmaakt van de kwesties die worden behandeld door de advocaten van uw cliënten. U was hierbij ook niet betrokken. Naar mijn idee is dan ook geen sprake van overtreding van gedragsregel 25.
(…)
…en om misverstanden in de toekomst te voorkomen wil ik uw cliënten vragen alleen te communiceren via hun advocaten (en niet rechtstreeks met mijn cliënte) wanneer het kwesties betreft die door advocaten worden behandeld.’

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijten verweerster het volgende:
a)     verweerster heeft klagers op 22 augustus 2022 rechtstreeks per e-mail benaderd over het geschil tussen klagers en de heer en mevrouw B. waarin verweerster geen partij is. Volgens klagers is dit op grond van gedragsregel 25 niet toegestaan. Ook heeft verweerster de advocaten van klagers mr. C. en mr. W. benaderd en zij waren daar niet van gediend;
b)    verweerster heeft in strijd met gedragsregel 8 opzettelijk schriftelijk onwaarheden naar voren gebracht door te stellen dat de heer en mevrouw B. gaan verhuizen, terwijl uit de memorie van grieven van mr. V. blijkt dat daar geen sprake van is. Verweerster heeft dit niet gerectificeerd. Verder stellen klagers dat verweerster de verhuurder erop had moeten wijzen dat de heer B. geen geluidsoverlast van klagers ondervindt, zoals in een proces-verbaal van de comparitie van partijen is vermeld;
c)     verweerster heeft zich in haar e-mails in strijd met gedragsregel 7 onnodig grievend uitgelaten;
d)    verweerster heeft ten onrechte doorgeprocedeerd. Volgens klagers gaat verweerster niet zoveel mogelijk kostenbesparend te werk en handelt zij niet in het belang van partijen.
2.2    Klagers hebben in het kader van hun klacht verder nog gewezen op gedragsregels 9 (kenbaarheid hoedanigheid advocaat), 12 (zorgvuldigheid) en 16 (informatieplicht).
2.3    De voorzitter zal hierna bij de beoordeling, waar nodig, ingaan op de stellingen en stukken van klagers.

3    VERWEER
3.1    Verweerster voert verweer tegen de klacht en betwist dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerster voert aan dat zij klagers in opdracht van de verhuurder, heeft gemaild in verband met de e-mails die klagers bleven sturen naar de verhuurder over de reden van de verhuizing van de heer en mevrouw B. Volgens verweerster betrof haar e-mail van 22 augustus 2022 slechts de kennisgeving dat zij beide advocaten in de procedure waarbij haar cliënte geen partij is zou benaderen en dat klagers daarvoor geen e-mails meer naar de verhuurder hoefden te sturen. Ten aanzien van de andere klachtonderdelen voert verweerster aan dat een aantal stellingen al bij een eerdere klacht van klagers aan de orde is geweest en dat zij het betreurt dat klagers haar handelen niet kunnen plaatsen in het licht van de belangen van haar cliënte. 
3.2    De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING
De voorzitter verklaart de klacht ontvankelijk 
4.1    In de op 6 april 2023 tussen klagers en de heer en mevrouw B. gesloten vaststellingsovereenkomst is onder meer opgenomen dat klagers lopende procedures dan wel klachten tegen verweerster uiterlijk per 14 april 2023 zullen intrekken. Naar aanleiding daarvan heeft verweerster de raad verzocht om de klacht niet verder in behandeling te nemen dan wel de klacht niet-ontvankelijk te verklaren. 
4.2    De voorzitter stelt op grond van de e-mail van klagers van 5 mei 2023 vast dat klagers hun klacht niet hebben ingetrokken, zodat op de klacht moet worden beslist. Het enkele feit dat in een civiele procedure afspraken zijn gemaakt over het intrekken van een tuchtrechtelijke klacht betekent niet dat er geen inhoudelijk oordeel over de klacht meer mogelijk is als de klacht toch niet is ingetrokken. De klacht van klagers is dan ook ontvankelijk. Dit betekent dat de voorzitter de onderdelen van de klacht hierna inhoudelijk zal beoordelen.
De voorzitter toetst de klacht over verweerster aan artikel 46 Advocatenwet
4.3    Bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht toetst de tuchtrechter het aan de advocaat verweten handelen of nalaten aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Daarbij is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, vanwege ook het open karakter van de wettelijke norm, daarbij wel van belang zijn (direct of analoog). Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.
4.4    De voorzitter stelt vast dat de klacht gaat over het handelen van verweerster als advocaat van de verhuurder, de wederpartij van klagers. Uitgangspunt is dat deze advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van haar cliënte te behartigen op de wijze als haar in overleg met haar cliënte goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan zij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van haar cliënte de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van haar cliënte dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat haar cliënte haar verschaft, en dat zij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor haar cliënte wil bereiken met de middelen waarvan zij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van haar cliënte strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
De voorzitter verklaart klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond
4.5    Met klachtonderdeel a) verwijten klagers verweerster dat zij hen op 22 augustus 2022 rechtstreeks per e-mail heeft benaderd over het geschil tussen klagers en de heer en mevrouw B. waarin verweerster geen partij is. Volgens klagers is dit op grond van gedragsregel 25 niet toegestaan. Ook heeft verweerster de advocaten van klagers mr. C. en mr. W. benaderd en zij waren daar niet van gediend.
4.6    Het is de voorzitter op grond van het klachtdossier niet gebleken dat verweerster de grenzen van het betamelijke heeft overschreden. Verweerster heeft op verzoek van haar cliënte, de verhuurder, gereageerd op e-mails die klagers rechtstreeks, dus niet via hun advocaat, aan de verhuurder stuurden over (de reden van) de verhuizing van de heer en mevrouw B. Uit de inhoud van haar e-mail van 22 augustus 2022 blijkt dat verweerster klagers daarin alleen informeert over het contact dat zij met beide advocaten in de procedure tussen klagers en de heer en mevrouw B. zal opnemen, zodat klagers daarover geen e-mails meer naar de verhuurder hoeven te sturen, en dat de verhuurder het nieuwe adres van de heer en mevrouw B. niet zal doorgeven. Daarbij heeft verweerster de e-mailadressen van mr. V. en van mr. B., de voorganger van mr. C., in cc gezet. Verder betrekt de voorzitter hierbij dat de verhuurder geen partij is bij de procedure tussen klagers en de heer en mevrouw B., dus in die zin was de e-mail van verweerster ook niet gericht aan de wederpartij van haar cliënte. Klachtonderdeel a) is in zoverre dan ook kennelijk ongegrond.
4.7    Bij de klacht over het benaderen van mr. C. en mr. W. hebben klagers geen rechtstreeks eigen belang. Het is aan deze advocaten om hierover met verweerster dan wel de deken contact op te nemen als zij er bezwaar tegen hebben dat verweerster hen benadert. Klachtonderdeel a) is in zoverre dan ook niet-ontvankelijk.  
De voorzitter verklaart klachtonderdeel b) kennelijk ongegrond
4.8    Met klachtonderdeel b) verwijten klagers verweerster dat zij in strijd met gedragsregel 8 opzettelijk schriftelijk onwaarheden naar voren heeft gebracht door te stellen dat de heer en mevrouw B. gaan verhuizen, terwijl uit de memorie van grieven van mr. V. blijkt dat daar geen sprake van is. Verweerster heeft dit niet gerectificeerd. Verder stellen klagers dat verweerster de verhuurder erop had moeten wijzen dat de heer B. geen geluidsoverlast van klagers ondervindt, zoals in een proces-verbaal van de comparitie van partijen is vermeld.
4.9    Het is de voorzitter op grond van het klachtdossier niet gebleken dat verweerster opzettelijk in haar schriftelijke stukken onwaarheden naar voren heeft gebracht over (de reden van) de verhuizing van de heer en mevrouw B. Verweerster verwoordt in haar stukken het standpunt van haar cliënte, de verhuurder, en dat heeft zij ook mogen doen in de procedure tussen de verhuurder en klagers op grond van de informatie die zij van haar cliënte heeft gekregen. Het is de voorzitter daarbij niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerster deze informatie had moeten controleren, zoals klagers hebben gesteld. Het enkele feit dat in stukken van een andere advocaat in de procedure tussen klagers en de heer en mevrouw B. staat dat laatstgenoemden niet gaan verhuizen, betekent niet meteen dat verweerster opzettelijke onjuistheden namens haar cliënte naar voren heeft gebracht. Uit de stukken, waaronder de e-mails van 16 en 22 augustus 2022 (zie 1.4 en 1.5), blijkt immers dat inderdaad sprake is van een verhuizing van de heer en mevrouw B. Verweerster is dan ook niet gehouden tot rectificatie van haar stukken. Verder is de voorzitter van oordeel dat verweerster ook niet gehouden was om haar cliënte te wijzen op de verklaring van de heer B. zoals vastgelegd in het proces-verbaal van 16 juni 2022. Uit de stukken, waaronder de e-mail van 22 augustus 2022 van de heer en mevrouw B., blijkt dat zij andere oorzaken dan geluidsoverlast noemen als reden voor hun verhuizing. Verweerster mocht ook op dit punt uitgaan van de informatie die zij van haar cliënte kreeg. Verweerster valt tuchtrechtelijk niets te verwijten. Klachtonderdeel b) is dan ook kennelijk ongegrond.    
De voorzitter verklaart klachtonderdeel c) kennelijk ongegrond
4.10    Met klachtonderdeel c) verwijten klagers verweerster dat zij zich in haar e-mails onnodig grievend heeft uitgelaten. 
4.11    Klager hebben niet met feiten onderbouwd dat verweerster zich in haar e-mails onnodig grievend over hen heeft uitgelaten en het is de voorzitter op grond van de overgelegde stukken ook niet gebleken dat daarvan sprake is. Klachtonderdeel c) is dan ook kennelijk ongegrond.
De voorzitter verklaart klachtonderdeel d) kennelijk ongegrond
4.12    Met klachtonderdeel d) verwijten klagers verweerster dat zij ten onrechte heeft doorgeprocedeerd. Volgens klagers gaat verweerster niet zoveel mogelijk kostenbesparend te werk en handelt zij niet in het belang van partijen.
4.13    De voorzitter is van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Het staat verweerster vrij om in overleg met en in het belang van haar cliënte te besluiten om al dan niet een procedure te starten. Het stond verweerster dan ook vrij om in het belang van de verhuurder hoger beroep in te stellen tegen het vonnis in de procedure tegen klagers over de ontbinding van hun huurovereenkomst. Daarbij is het de voorzitter niet gebleken dat verweerster de belangen van klagers onevenredig heeft geschaad door in het belang van haar cliënte te procederen. Bij de hoger beroepsprocedure tussen klagers en de heer en mevrouw B. was de verhuurder geen partij en verweerster was daar ook niet bij betrokken, dus dat hoger beroep kan haar niet worden verweten. Klachtonderdeel d) is dan ook kennelijk ongegrond.

BESLISSING
De voorzitter:
- verklaart klachtonderdeel a), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, voor een deel kennelijk ongegrond en voor een deel kennelijk niet-ontvankelijk;
- verklaart klachtonderdelen b), c) en d), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2023.