ECLI:NL:TADRARL:2023:66 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-894/AL/NN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2023:66 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-03-2023 |
Datum publicatie: | 28-03-2023 |
Zaaknummer(s): | 22-894/AL/NN |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft per e-mail aan de ex-schoonfamilie van klager om informatie verzocht en daarbij gevoelige informatie (onder meer over klagers geestelijke gezondheid) over klager gedeeld. Verweerder heeft in die e-mail niet vermeld dat hij de advocaat van de wederpartij van klager was. Daarmee heeft verweerder in strijd met gedragsregel 9 gehandeld. In het nadeel van verweerder houdt de raad er rekening mee dat verweerder op de zitting geen inzicht in het verwijtbare van zijn handelen heeft getoond en hij tweemaal eerder door de tuchtrechter is veroordeeld. Rekening houdend met alle feiten en omstandigheden is de raad van oordeel dat de oplegging van een berisping passend en geboden is. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 27 maart
2023
in de zaak 22-894/AL/NN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 18 augustus 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 10 november 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2022KNN078/ 2054354
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 3 februari 2023. Daarbij
waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op
de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op
de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Klager woonde tot begin 2018 in Australië en is daarna naar Nederland verhuisd.
Vanaf 31 maart 2018 heeft hij een appartement in het huis van mevrouw [S] gehuurd.
2.2 Klager stelt slachtoffer te zijn geworden van een koolmonoxidevergiftiging in
de gehuurde woning en heeft in verband hiermee tegen [S] een procedure bij de rechtbank
aangespannen. Klager is in deze procedure bijgestaan door mr. [A]. [S] is door verweerder
bijgestaan.
2.3 Op 3 december 2020 heeft verweerder aan de Australische ex-werkgever en tevens
de ex-schoonfamilie van klager de volgende e-mail gestuurd:
Dear Mr. and Mrs. [T],
At the court of Groningen (the Netherlands) we are conducting legal proceedings where
– known by you – [M] ([M]) de [B] has been involved with. Recently [M] tried
to end his life. (..) In 2018 [M] de [B] returned to The Netherlands and momentarily
he is getting treatment/therapy at WLZ de [N]. This is an organization which
helps individuals with a non-innate brain injury. We are trying to track down/figure
out
what the reason is of his behavior.
I want to provide the court with information about [M] de [B] and because of that
I would kindly ask you to answer the following questions:
• Was [M] (to the best of your knowledge) sick when he lived for you?
• What was the reason of him leaving your company?
• Do you know why he left Australia?
• The statutory declaration states he was married to your daughter, is this still
the
case?
• What was the reason of their (potential) divorce?
• Do you still have contact with [M]? And if yes, what does this contact look like?
I hope to hear from you as soon as possible and with that I hope to find some clarity
about the period of time that [M] de [B] stayed/lived with you and your family
which hopefully also results in some clarity about his situation now in the Netherlands.
Kind regards,
P.G.H. van [D]
Lawyer
2.4 Klager heeft bovenstaand mailbericht op 7 december 2020 aan zijn advocaat gestuurd met de volgende tekst:
Zojuist kreeg ik een telefoontje uit Australië van mijn ex schoonvader met het opmerkelijke bericht, namelijk dat mijn advocaat mijn schoonouders gemaild heeft met het verzoek voor informatie omtrent mijn verblijf, huwelijk, gezondheid etc. (…)
2.5 Op 17 november 2021 heeft verweerder van zijn cliënte een brief gekregen die klager
aan haar had gestuurd. In die brief staat onder andere dat klager zich van het leven
zou beroven.
2.6 Bij e-mail van 17 november 2021 heeft verweerder daarover het volgende aan mr.
[A] geschreven:
(..) Bijgevoegde brief ontving mijn cliënte hedenmiddag per gewone post. Mag ik hieruit opmaken dat het dossier hiermee gesloten kan worden? Informeert u nog even de rechtbank? Mocht uw cliënt zich onderweg bedacht hebben en mocht de zitting wel doorgang vinden, dan wil ik de rechtbank graag in kennis stellen van de inhoud hiervan. (..)
2.7 De kantonrechter heeft klager op 24 mei 2022 in het gelijk gesteld en voor recht verklaard dat [S] aansprakelijk is voor de schade van klager als gevolg van blootstelling aan koolmonoxide tijdens de periode dat klager in het pand van [S] woonachtig was. [S] heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) op 3 december 2020 de schoonfamilie van klager te mailen met het verzoek om informatie,
waarbij verweerder de schoonfamilie zonder toestemming van klager mededeelde dat klager
een suïcidepoging had ondernomen en de e-mail schreef alsof hij de advocaat was van
klager, in plaats van de advocaat van de wederpartij;
b) zich schokkend, beledigend en enorm kwetsend te gedragen en de ellende van klager
te misbruiken in de e-mail van verweerder d.d. 17 november 2021;
c) bewust de rechtbank te misleiden door:
- een foto in te brengen van de nieuwe gaskachel en de nieuwe koolmonoxidemeter en
te doen alsof dit de oude situatie was;
- te stellen dat de gezondheidsproblemen van klager te wijten zijn aan veelvuldig
CBD-gebruik, terwijl dit onjuist en ongefundeerd is;
- maar twee van de drie huurcontracten in te brengen waarbij hij de data van de huurcontracten
had verwijderd zodat klager niet onder de huurbeschermingswet zou vallen;
d) onrechtmatig het medisch dossier van klager op te vragen en zonder toestemming
te gebruiken in de procedure en door toegang te verkrijgen tot de aantekeningen van
de griffier van de rechtbank of de griffier opdracht te hebben gegeven om de tekst
te veranderen van schuldig naar onschuldig.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig,
op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De raad stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van de advocaat
van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline
komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt
te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid
is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig
grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs
kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging
van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig
schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.
5.2 Naar vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline dient de tuchtrechter bij
de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten
handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen,
onder andere inhoudende dat advocaten zich dienen te onthouden van enig handelen of
nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Artikel 10a van de Advocatenwet
bevat de kernwaarden die advocaten bij de uitoefening van hun beroep in acht dienen
te nemen. De gedragsregels, beogen invulling te geven aan de eisen die mogen worden
gesteld aan een goede taakuitoefening door een behoorlijk advocaat. De tuchtrechter
toetst aan de norm van artikel 46 van de Advocatenwet en niet aan de gedragsregels,
waarbij de gedragsregels overigens zo nodig wel van betekenis kunnen zijn bij bedoelde
toets.
5.3 Het optreden van verweerder dient aan de hand van deze maatstaf beoordeeld te
worden.
Klachtonderdeel a)
5.4 De vraag die de raad bij dit klachtonderdeel moet beantwoorden, is of verweerder
met het versturen van de onder 2.5 genoemde e-mail van 3 december 2020 tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld. Bij dat oordeel is in het bijzonder gedragsregel 9 van
belang. Die gedragsregel bepaalt dat een advocaat tegenover zijn cliënt en in zijn
contacten met derden ervoor zorg moet dragen dat geen misverstand kan bestaan over
de hoedanigheid waarin hij in een gegeven situatie optreedt. In de toelichting bij
deze gedragsregel staat dat een advocaat naar buiten toe duidelijkheid moeten verschaffen
over de hoedanigheid waarin hij acteert en wordt (als voorbeeld) genoemd dat een advocaat
die voor zijn cliënt een feitenonderzoek uitvoert, steeds aan betrokkenen duidelijk
moeten maken of hij dat doet als advocaat van die cliënt of in een andere hoedanigheid.
5.5 De raad is van oordeel dat verweerder met het versturen van zijn e-mail niet de
vereiste duidelijkheid over zijn hoedanigheid als advocaat van de wederpartij heeft
gegeven. Hij heeft die e-mail immers afgesloten met ‘lawyer’ en nergens genoemd dat hij optrad voor de advocaat van de wederpartij van klager.
Ook uit de inhoud van de e-mail, waarin hij klager bij zijn voornaam noemt en stelt
dat ‘we are conducting legal proceedings where – known by you – [M] ([M]) de [B] has been
involved with’, zal de ontvanger eerder de indruk hebben gekregen dat verweerder optrad als advocaat
van klager en niet als advocaat van de wederpartij van klager. Dat die onjuiste indruk
daadwerkelijk bij de ex-schoonfamilie is ontstaan, blijkt uit de e-mail van klager
(aan zijn advocaat) waarin hij aangeeft dat zijn ex-schoonvader hem heeft laten weten
dat hij was benaderd door klagers advocaat met het verzoek om informatie over klagers
verblijf, huwelijk en gezondheid. De raad acht bij de beoordeling van dit klachtonderdeel
verder van belang dat verweerder niet alleen informatie over klager heeft gevraagd,
maar met die e-mail ook gevoelige en vertrouwelijke informatie over klager, waaronder
zijn zelfmoordpoging, aan zijn ex-schoonfamilie heeft doorgegeven, waarvan zij kennelijk
nog niet op de hoogte waren.
5.6 Gelet op het vorengaande is de raad van oordeel dat verweerder heeft gehandeld
in strijd met artikel 46 Advocatenwet, zoals (onder meer) uitgewerkt in gedragsregel
9. De raad zal dit klachtonderdeel gegrond verklaren.
Klachtonderdeel b)
5.7 Klager klaagt over de schriftelijke reactie van verweerder op zijn e-mail aan
de cliënte van verweerder, waarin hij onder meer heeft geschreven dat hij zich van
het leven zal beroven. De raad begrijpt dat klager deze reactie van verweerder als
kwetsend heeft ervaren. De raad acht deze reactie op dit wanhoopsbericht van klager
ongepast, niet respectvol en ongevoelig. De raad is echter van oordeel dat verweerder
hiermee niet de grenzen van de hem toekomende (grote) vrijheid heeft overschreden.
Daarbij is mede in aanmerking genomen dat ook de e-mail van klager aan de cliënte
van verweerder beledigend en kwetsend is en de reactie van verweerder is gericht aan
de advocaat van klager en niet aan klager zelf. Dit betekent dat dit klachtonderdeel
ongegrond wordt verklaard.
Klachtonderdeel c)
5.8 In dit klachtonderdeel stelt klager dat verweerder het hof (de raad begrijpt op
grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dat dit de rechtbank moet zijn)
heeft misleid. De raad stelt voorop dat het niet de taak van de tuchtrechter is om
in een civielrechtelijk geschil een oordeel te geven. Dat is voorbehouden aan de civiele
rechter, tenzij duidelijk is dat de verwerende advocaat de hierboven onder 5.1 genoemde
maatstaf heeft overtreden. Daarvan is echter niet gebleken. De kern van het verwijt
van klager is dat verweerder in de procedure een foto van de nieuwe gaskachel en de
nieuwe koolmonoxidemeter heeft ingebracht/getoond en heeft gedaan alsof dat de oude
situatie was. Op grond van de stukken in het klachtdossier en de (gemotiveerde) betwisting
daarvan door verweerder – is de raad van oordeel dat dat onvoldoende vast is komen
te staan. Ook ten aanzien van de andere door klager genoemde punten - waaronder het
verwijderen van een datum in een huurovereenkomst en de ingekomen stellingen over
klagers gezondheid - is niet eenduidig vast komen te staan dat verweerder de rechtbank
heeft proberen te misleiden. Dat betekent dat dit klachtonderdeel ongegrond wordt
verklaard.
Klachtonderdeel d)
5.9 Klager stelt dat verweerder (op onrechtmatige wijze) het medische dossier van
klager heeft opgevraagd en in de procedure zonder toestemming van klager informatie
uit dat dossier heeft gebruikt. Volgens klager kan de door verweerder in de procedure
naar voren gebrachte informatie alleen uit het medische dossier van klager komen.
Verder heeft klager dit verwijt niet toegelicht of onderbouwd. Verweerder betwist
dat hij het medische dossier heeft gebruikt en heeft verklaard dat hij enkel informatie
naar voren heeft gebracht die hij uit de door klager ingebrachte stukken heeft gehaald.
Bij deze stand van zaken kan de raad niet vaststellen of de stelling van klager juist
dan wel onjuist is. Ook de juistheid van het verwijt van klager dat verweerder het
proces-verbaal van een zitting zou hebben gewijzigd of laten wijzigen, is tegenover
de betwisting daarvan door verweerder niet vast komen te staan. Dit betekent dat dit
klachtonderdeel ongegrond wordt verklaard.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft per e-mail aan de ex-schoonfamilie van klager om informatie verzocht
en daarbij gevoelige informatie (onder meer over klagers geestelijke gezondheid) over
klager gedeeld. Verweerder heeft in die e-mail niet vermeld dat hij de advocaat van
de wederpartij van klager was. Daarmee heeft klager in strijd met gedragsregel 9 gehandeld.
In het nadeel van verweerder houdt de raad er rekening mee dat verweerder op de zitting
geen inzicht in het verwijtbare van zijn handelen heeft getoond en hij tweemaal eerder
door de tuchtrechter is veroordeeld. Rekening houdend met alle feiten en omstandigheden
is de raad van oordeel dat de oplegging van een berisping passend en geboden is.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerder op grond
van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,-
aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden.
Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer
schriftelijk aan verweerder door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van
artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- aan forfaitaire reiskosten van klager,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier weken
nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft
binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk
aan verweerder door.
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en
c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden,
overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 0790 00, BIC: INGBNL2A, Nederlandse
Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline"
en het zaaknummer 22-894/AL/NN.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdeel a) gegrond;
- verklaart klachtonderdelen b), c) en d) ongegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van berisping op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager, op
de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse
Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.
Aldus beslist door mr. M. Jansen, voorzitter, mrs. S.H.G. Swennen en H.J. Voors, leden,
bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 maart
2023.
Griffier
Voorzitter
Verzonden d.d. 27 maart 2023