ECLI:NL:TADRARL:2023:61 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-416/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:61
Datum uitspraak: 20-03-2023
Datum publicatie: 20-03-2023
Zaaknummer(s): 22-416/AL/MN
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Kwaliteit dienstverlening. Verweerder heeft echtscheidingsbeschikking niet binnen de daarvoor geldende termijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand en klaagster hier niet over geïnformeerd. Beroepsfout. Dit nalaten van verweerder raakt aan de kernwaarden deskundigheid en integriteit. Bij de bepaling van de op te leggen maatregel zijn de persoonlijke omstandigheden van verweerder, zoals ter zitting besproken, meegewogen, en ook het tuchtrechtelijke verleden van verweerder. Deze beide aspecten baren ernstige zorgen, zowel ten aanzien van verweerder persoonlijk als ten aanzien van zijn beroepsuitoefening als advocaat. Verweerder is, zoals ter zitting is besproken, anderhalf jaar geleden door een ervaren advocaat begeleid bij zijn praktijkvoering, maar die begeleiding heeft niet kunnen voorkomen dat verweerder in het geval van klaagster opnieuw met termijnen de fout in is gegaan. Verder hebben de beperking van het aantal zaken en de hulp van derden, onder wie zijn vrouw, bij de planning en termijnbewaking niet tot verbetering geleid. Verweerder heeft in verband met zijn persoonlijke situatie ter zitting aangegeven dat hij zichzelf ook afvraagt of hij nog wel als advocaat werkzaam moet blijven en of hij niet beter ander werk kan gaan doen. Tot slot weegt mee dat ook de eerder opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen, waaronder twee voorwaardelijke schorsingen, voor vergelijkbaar klachtwaardig handelen, blijkbaar onvoldoende zijn geweest om het tij te keren. De belangen van (toekomstige) cliënten kunnen niet meer aan verweerder worden toevertrouwd. Schrapping.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 20 maart 2023
in de zaak 22-416/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:

klaagster
over:
verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 21 september 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 16 mei 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1524352/FB/SD van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 23 januari 2023. Daarbij waren klaagster, de gemachtigde van klaagster en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.

2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een echtscheidingsprocedure.
2.3 Bij beschikking van 2 december 2020 heeft de rechtbank de echtscheiding uitgesproken.
2.4 Verweerder heeft de beschikking tot echtscheiding niet binnen zes maanden na de uitspraak van de rechtbank ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende:
a) verweerder is afspraken niet nagekomen en heeft zijn werk niet afgemaakt door de echtscheiding, die in december 2020 is uitgesproken, niet uiterlijk op 2 september 2021 in te schrijven bij de gemeente Den Haag. Klaagster is als gevolg hiervan niet gescheiden en er dient opnieuw een verzoek tot echtscheiding bij de rechtbank te worden ingediend. Voor klaagster is dit zeer nadelig, want zij kan hierdoor niet trouwen met haar nieuwe partner;
b) verweerder is voor klaagster niet bereikbaar geweest. Verweerder was na de beschikking van de rechtbank onbereikbaar voor klaagster en hij reageerde niet op contactverzoeken. Verweerder heeft klaagster niet (correct) geinformeerd over de inschrijving. Pas door de indiening van deze klacht is het duidelijk geworden dat verweerder te laat was met het inschrijven van de echtscheidingsbeschikking.
3.2 De raad zal hierna bij de beoordeling, waar nodig, ingaan op de stellingen en stukken van klaagster.

4 VERWEER
4.1 Verweerder vindt de klacht terecht. In dat verband merkt verweerder op dat hij de echtscheidingsbeschikking, waarin de naam van de ex-echtgenoot van klaagster niet juist was gespeld, had moeten inschrijven in de registers van de burgerlijke stand. Volgens verweerder heeft hij te lang gewacht op de wederpartij over de kwestie van de verkeerd gespelde naam. In september 2021 heeft hij met de gemachtigde van klaagster afgesproken de beschikking toch in te schrijven, maar dat bleek niet meer mogelijk te zijn omdat de termijn daarvoor toen al was verstreken, aldus verweerder. Verder merkt verweerder op dat hij het vervelend voor klaagster vindt dat zij zolang op de echtscheiding heeft moeten wachten en dat hij bereid is eventuele schade te vergoeden.
4.2 De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING
5.1 De raad stelt vast dat beide klachtonderdelen gaan over de dienstverlening van verweerder als voormalige advocaat van klaagster. De tuchtrechter heeft mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Die eisen houden in dat zijn werk dient te voldoen aan de professionele standaard binnen de beroepsgroep. Nu binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden, toetst de tuchtrechter of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijke bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

De raad verklaart klachtonderdelen a) en b) gegrond
5.2 Klachtonderdelen a) en b) gaan in de kern over de kwaliteit van de dienstverlening door verweerder. Deze onderdelen lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling.
5.3 De raad stelt op grond van het klachtdossier en de ter zitting afgelegde verklaringen vast dat verweerder niet met de zorgvuldigheid heeft gehandeld die van een redelijke bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Door de echtscheidingsbeschikking niet op tijd in te schrijven in de registers van de burgerlijke stand heeft verweerder een beroepsfout gemaakt. Als gevolg van deze fout is klaagster niet gescheiden van haar ex-echtgenoot en heeft zij via een andere advocaat een nieuwe echtscheidingsprocedure moeten starten om alsnog te kunnen scheiden. Verder is verweerder, nadat de rechtbank de echtscheidingsbeschikking had gegeven, niet dan wel onvoldoende bereikbaar geweest voor klaagster en hij heeft klaagster niet geïnformeerd over het niet tijdig inschrijven van de echtscheidingsbeschikking. Verweerder heeft de beroepsfout, zijn onbereikbaarheid en het niet informeren van klaagster erkend. Klachtonderdelen a) en b) zijn dan ook gegrond.

6 MAATREGEL
De raad legt aan verweerder een schrapping op
6.1 Verweerder heeft niet gehandeld zoals dat een behoorlijk handelende advocaat betaamt door de echtscheidingsbeschikking niet op tijd in te schrijven in de registers van de burgerlijke stand en door onvoldoende bereikbaar te zijn voor klaagster en haar niet over zijn beroepsfout te informeren. Dit nalaten van verweerder raakt aan de kernwaarden deskundigheid en integriteit en dat rekent de raad verweerder zwaar aan. De aard en ernst hiervan rechtvaardigen daarom de oplegging van een maatregel. Bij de bepaling van de op te leggen maatregel heeft de raad de persoonlijke omstandigheden van verweerder, zoals ter zitting besproken, meegewogen, en ook het tuchtrechtelijke verleden van verweerder. Deze beide aspecten baren de raad ernstige zorgen, zowel ten aanzien van verweerder persoonlijk als ten aanzien van zijn beroepsuitoefening als advocaat. Verweerder is, zoals ter zitting is besproken, anderhalf jaar geleden door een ervaren advocaat begeleid bij zijn praktijkvoering, maar die begeleiding heeft niet kunnen voorkomen dat verweerder in het geval van klaagster opnieuw met termijnen de fout in is gegaan. Verder hebben de beperking van het aantal zaken en de hulp van derden, onder wie zijn vrouw, bij de planning en termijnbewaking niet tot verbetering geleid. Verweerder heeft in verband met zijn persoonlijke situatie ter zitting aangegeven dat hij zichzelf ook afvraagt of hij nog wel als advocaat werkzaam moet blijven en of hij niet beter ander werk kan gaan doen. Tot slot weegt de raad mee dat ook de eerder opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen, waaronder twee voorwaardelijke schorsingen, voor vergelijkbaar klachtwaardig handelen, blijkbaar onvoldoende zijn geweest om het tij te keren.
6.2 Op grond van de in 6.1 genoemde omstandigheden is de raad van oordeel dat de belangen van (toekomstige) cliënten niet meer aan verweerder kunnen worden toevertrouwd. De raad ziet zich dan ook genoodzaakt om verweerder te schrappen van het tableau.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster dient binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door te geven.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- aan forfaitaire reiskosten van klaagster,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klaagster. Klaagster zal binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 0790 00, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in beide onderdelen gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van een schrapping op, ingaande op de tweede dag na het onherroepelijk worden van deze beslissing;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klaagster, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, voorzitter, mrs. E.J.C. de Jong en M.W. Veldhuijsen, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2023.

Griffier Voorzitter

Verzonden d.d. 20 maart 2023