ECLI:NL:TADRARL:2023:54 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-909/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:54
Datum uitspraak: 30-01-2023
Datum publicatie: 14-03-2023
Zaaknummer(s): 22-909/AL/MN
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij in een internationaalrechtelijke familiekwestie in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 30 januari 2023
in de zaak 22-909/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over
verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 16 november 2022 met kenmerk Z 1851994/FB/SD, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 10. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de nagekomen stukken van klager van 2 december 2022.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is verwikkeld (geweest) in geschillen met zijn ex-partner (hierna: de vrouw) rondom de beëindiging van hun relatie. Verweerster staat de vrouw sinds 2017 bij.
1.2 Een van de geschilpunten ziet op het eigendomsrecht en het gebruiksrecht van een woning in Guinee. Klager is in Guinee tegen de vrouw een procedure gestart tot ontruiming van deze woning en heeft daarin tevens een schadevergoeding gevorderd.
1.3 Op 3 april 2019 heeft verweerster namens de vrouw een verzoekschrift ingediend waarin wordt gevraagd om toewijzing van eenhoofdig gezag, wijziging van de omgangsregeling en toekenning van kinderalimentatie. In verband met dat laatste is in het verzoekschrift gesteld dat klager vermogend is en dat hij onroerend goed bezit in Guinee.
1.4 Bij verstekvonnis van 30 juli 2020 van het Gerecht van eerste aanleg in Guinee werd de vrouw bij verstek gelast de woning te ontruimen en schadevergoeding aan klager te betalen met veroordeling in de kosten van het geding.
1.5 De vrouw heeft op 12 januari 2021 in Guinee een rechtsmiddel tegen dit verstekvonnis in gesteld.
1.6 Klager heeft bij dagvaarding van 5 juli 2021 bij de kantonrechter een procedure ingesteld, waarin erkenning van het vonnis van 30 juli 2020 wordt gevorderd. 
1.7 Verweerster heeft op 6 augustus 2021 namens de vrouw een conclusie van antwoord tevens eis in reconventie ingediend. In het stuk is onder meer gesteld dat de vrouw “mede-eigenares van de woning” is. Bij het processtuk is één bijlage gevoegd.
1.8 Op 9 september 2021 heeft verweerster producties 2 tot en met 5 ingediend in de hiervoor in 1.6 bedoelde procedure. Productie 2 bestaat onder meer uit een Nederlandse vertaling van de in 1.5 bedoelde dagvaarding waarmee in Guinee het rechtsmiddel is ingesteld. Productie 4 bestaat uit een Nederlandse vertaling van een stuk dat in verband met het geschil over de woning en het verstekvonnis van 30 juli 2020 is opgesteld. 
1.9 Op 29 november 2021 heeft klager aangifte gedaan van valsheid in geschrift tegen verweerster.
1.10 De mondelinge behandeling van de in 1.6 bedoelde procedure heeft plaatsgevonden op 5 april 2022. Bij vonnis van 4 mei 2022 heeft de kantonrechter de vordering van klager afgewezen met veroordeling van klager in de proceskosten.
1.11 Op 21 maart 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.
a) Verweerster heeft in een exequaturprocedure gesteld dat de vrouw mede-eigenaar is van een woning in het buitenland, terwijl verweerster wist of behoorde te weten dat dit onjuist was.
Volgens klager heeft verweerster op 3 april 2019 een verzoekschrift ingediend waarin is gesteld dat klager vermogend is en dat hij onroerend goed bezit in Guinee. In een latere procedure heeft verweerster, zonder bewijzen, gesteld dat de vrouw mede-eigenaar is en dat de verdeling “van een zogenaamde huwelijkse gemeenschap in Guinee gaande is”. Verweerster gaat voorbij aan de uitspraak van de rechter in Guinee die de eigendom van klager heeft bevestigd.
b) Verweerster heeft de rechter onjuist geïnformeerd door vertaalde stukken te overleggen. Verweerster wist of behoorde te weten dat de vertaling niet correct was en dat de stukken in de oorspronkelijke taal niet waren overgelegd.
Verweerster heeft stukken overgelegd “die vals zijn opgesteld”. Ze heeft geen beëdigde vertaling overgelegd. Ze heeft daarmee “opzettelijk (…) meegewerkt in het produceren en inbrengen van de valse stukken om de Nederlandse rechter te bedriegen en op het verkeerde spoor te zetten”. Het gaat volgens klager om de producties 2 en 4 die op 9 september 2021 zijn ingediend. Bij de vertalingen “zijn opzettelijk extra teksten valselijk in het voordeel van haar cliënte toegevoegd en voorzien van valse stempels, dus niet van een beëdigde vertaler”. Als verweerster niet medeplichtig is geweest, dan had zij volgens klager moeten opmerken dat de stukken vals waren en had zij moeten vragen om beëdigde vertalingen. 

3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd dat hierna, waar nodig, zal worden besproken.

4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat (1) feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (2) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (1) genoemde beperking moet in ogenschouw worden genomen dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.
Ad klachtonderdeel a)
4.2 Uit de stukken in het klachtdossier blijkt dat klager en de vrouw van mening verschillen over de vraag wie eigenaar is van de woning in Guinee. Het staat verweerster vrij om namens de vrouw het standpunt in te nemen dat de vrouw mede-eigenaar is van onroerend goed in Guinee. Dit is niet onbetamelijk, ook niet als door de rechter zou worden vastgesteld dat uitsluitend klager eigenaar is. Klachtonderdeel a is kennelijk ongegrond.
Ad klachtonderdeel b)
4.3 Verweerster heeft betwist dat zij valse stukken heeft overgelegd. Volgens verweerster heeft zij een deugdelijke vertaling overgelegd van de processtukken. 
4.4 De voorzitter overweegt dat op grond van het gestelde niet kan worden vastgesteld dat verweerster ondeugdelijke vertalingen van stukken heeft overgelegd. Voor zover de vertalingen ondeugdelijk zouden zijn - de voorzitter kan dat niet vaststellen - kan niet worden vastgesteld dat verweerster verantwoordelijk is voor die ondeugdelijke vertalingen of opzettelijk heeft meegewerkt aan het in het geding brengen van ondeugdelijke vertalingen. Klager heeft zijn standpunt onvoldoende feitelijk onderbouwd en klachtonderdeel b is kennelijk ongegrond.
Slotsom
4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46 j Advocatenwet, daarom in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2023.
 
Griffier                                                                                                 Voorzitter

Verzonden d.d. 30 januari 2023