ECLI:NL:TADRARL:2023:381 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-995/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2023:381 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-12-2023 |
Datum publicatie: | 08-02-2024 |
Zaaknummer(s): | 22-995/AL/GLD |
Onderwerp: | Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarop al eerder is beslist |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Ongegrond verzet. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 18 december
2023
in de zaak 22-995/AL/GLD
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter
van de raad van discipline van 6 maart 2023 op de klacht van:
klaagster
over
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 5 augustus 2022 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 20 december 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 22/101 van de
deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 6 maart 2023 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad
(hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Deze
beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 17 maart 2023 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 13 november 2023. Daarbij
was verweerster aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
(i) ten onrechte heeft de voorzitter overwogen dat zij kennelijk niet ontvankelijk
is in haar klacht omdat over hetzelfde feit al eerder tuchtrechtelijk is geoordeeld
(ne bis in idem-beginsel). Het gaat volgens klaagster om twee verschillende feitencomplexen
terwijl klaagster bovendien niet als partij bij die eerdere klachtzaak was betrokken;
(ii) de voorzitter is uitgegaan van volstrekt verkeerde feiten (onder meer 1.4), heeft
dingen door elkaar gehaald en betrekt omstandigheden van de eerdere klacht (van haar
dochter tegen verweerster) ten onrechte bij de klacht van klaagster. Zo was klaagster
niet alleen van die feiten op de hoogte, klaagster was tot de meerderjarigheid van
haar dochter haar wettelijk vertegenwoordiger en pas na haar 18e haar mentor. Tot
de 18e verjaardag is klaagster bij de afwikkeling van de schade - in 2013 - betrokken
geweest. Daarna is haar dochter cliƫnte van verweerster geworden en heeft klaagster
niets te maken gehad met de schade daarna en evenmin met de incassoprocedure. In strijd
met de privacyregels heeft verweerster zeer persoonlijke informatie van klaagster
zonder haar toestemming gebruikt en gelekt;
(iii) de voorzitter heeft miskend dat klaagster niet bij de incassoprocedure betrokken
is geweest. Dat in 2020 de dagvaarding aan haar woonhuis is betekend, maakt nog niet
dat klaagster daarvan kennis heeft genomen.
2.2 Tegen de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar
de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen;
de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening
gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht
dus terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk bevonden.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, voorzitter, mrs. F.E.J. Janzing en C.A. Th. Philipsen, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 december 2023.
Griffier
Voorzitter
Verzonden d.d. 18 december 2023