ECLI:NL:TADRARL:2023:380 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-523/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2023:380 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-12-2023 |
Datum publicatie: | 01-02-2024 |
Zaaknummer(s): | 23-523/AL/GLD |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Eigen advocaat. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster niet aangetoond dat klager tijdens een bespreking uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van zijn mogelijkheid om hoger beroep in te stellen. Klager betwist dat dit toen is besproken terwijl verweerster geen schriftelijk stuk heeft overgelegd waaruit haar andersluidende lezing van de gang van zaken blijkt. Naar het oordeel van de raad blijft dat voor risico van verweerster (gedragsregel 16). Voor deze gegronde klacht legt de raad een waarschuwing op. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 18 december
2023
in de zaak 23-523/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 19 september 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 26 juli 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 22/119 van de deken
ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 13 november 2023. Daarbij
waren klager en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op
de inventarislijst genoemde bijlagen. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail
met bijlagen van klager van 22 augustus 2023.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op
de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Bij beschikking van 17 september 2019 heeft de rechtbank tussen klager en de ex-partner
de echtscheiding uitgesproken en onder meer bepaald dat partijen tot (nadere) verdeling
van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap moeten overgaan.
2.2 Klager is hierin vanaf 2020 bijgestaan door verweerster.
2.3 Op 17 maart 2021 heeft een zitting plaatsgevonden bij de rechtbank Gelderland.
2.4 Bij vonnis van 30 juni 2021 heeft de rechtbank de wijze van verdeling van de tussen
partijen bestaande ontbonden huwelijksgoederengemeenschap gelast.
2.5 Op 20 september 2021 heeft klager met verweerster op haar kantoor afgesproken
naar aanleiding van het vonnis van de rechtbank van 30 juni 2021.
2.6 Tegen het vonnis van 30 juni 2021 is door klager geen hoger beroep ingesteld.
2.7 Op 4 september 2022 heeft klager een klacht ingediend bij het kantoor van verweerster.
De interne klachtenprocedure is niet doorlopen.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet (Aw) door:
a) klager niet, althans te laat op de hoogte te stellen van de inhoud van het vonnis
van 30 juni 2021, waardoor klager onvoldoende tijd heeft gehad om af te wegen of hij
in hoger beroep wilde gaan;
b) de opdracht niet zorgvuldig uit te voeren door (i) klager ten onrechte te adviseren
om het voor hem schadelijke convenant te ondertekenen en (ii) klager ten onrechte
van intimiderend of dreigend gedrag te beschuldigen.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
Klachtonderdeel a)
4.2 Volgens verweerster is de uitspraakdatum vijf keer door de rechtbank uitgesteld
en heeft zij klager daarover telkens ingelicht. De laatst aangekondigde uitspraakdatum
stond gepland op 14 juli 2021. Klager gaf haar toen aan dat die datum in zijn vakantieperiode
zou vallen en dat hij het vonnis liever na zijn vakantie persoonlijk met verweerster
wilde bespreken, ook gezien de moeilijkheid van de juridische taal.
4.3 Op vrijdagavond 2 juli 2021 nam verweerster kennis van het al op 30 juni 2021
gewezen vonnis. Op 5 juli 2021, op 9 juli 2021 opnieuw, is geprobeerd om telefonisch
contact met klager te krijgen om een afspraak te maken voor bespreking van dat vonnis.
Ook in de week daarna is het haar secretaresse niet gelukt om contact met klager te
krijgen. Verweerster ging er toen vanuit dat klager onbereikbaar was door zijn aangekondigde
vakantie.
4.4 Tijdens haar vakantie (in augustus 2021) heeft klager haar kantoor gebeld. Op
6 september 2021 is er telefonisch contact geweest met klager. Tijdens dat gesprek
is het vonnis kort met hem besproken en is met hem afgesproken dat op korte termijn
een afspraak zou worden gemaakt voor een uitvoerige bespreking ervan. Klager gaf toen
aan dat hij pas na 16:00 uur beschikbaar was voor overleg en dat hij geen afschrift
van het vonnis voor de bespreking hoefde te ontvangen. Op 20 september 2021 kon de
bespreking plaatsvinden en dat was nog ruim voor het verstrijken van de beroepstermijn.
Verweerster heeft toen meteen op 20 september 2021 aan klager een afschrift van het
vonnis gegeven en samen hebben zij de inhoud daarvan doorgenomen. Tijdens dat overleg
heeft zij klager ook alle voor- en nadelen van het instellen van hoger beroep voorgehouden.
Zij heeft klager de gelegenheid gegeven om daarover na te denken, maar hij liet toen
weten dat hij afzag van hoger beroep.
Klachtonderdeel b)
4.5 Verweerster betwist dat zij klager op ondeskundige wijze heeft bijgestaan of onjuist heeft geadviseerd. Klager heeft zich wel degelijk dreigend en intimiderend opgesteld tijdens een bespreking op kantoor. Omdat dat al eerder was gebeurd, heeft verweerster gebruik gemaakt van een beveiliger.
5 BEOORDELING
Maatstaf
5.1 Bij de beantwoording van de vraag of een advocaat zich betamelijk heeft gedragen
als bedoeld in artikel 46 Aw hanteert de raad als uitgangspunt dat de tuchtrechter
mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover
wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met
de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak
behandelt en met keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen
te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan
de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld
en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep
als professionele standaard geldt. De raad toetst of de beklaagde advocaat heeft gehandeld
met de zorgvuldigheid die van een redelijke bekwame en redelijk handelende advocaat
in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Deze toets geldt omdat er binnen
de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen,
schriftelijk vastgelegde professionele standaarden.
5.2 Bij deze beoordeling betrekt de raad de in artikel 46 Aw omschreven normen, waaronder
ook de kernwaarden die in artikel 10a Aw zijn uitgewerkt. De tuchtrechter is niet
gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen als invulling van de in artikel
46 Aw genoemde behoorlijkheidsnorm wel van belang zijn. Of sprake is van tuchtrechtelijk
verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter
per geval beoordeeld.
5.3 In de relatie met de cliënt is onder meer gedragsregel 16 en vaste rechtspraak
daarover van belang. Daaruit volgt dat het de taak van de advocaat is om belangrijke
informatie en afspraken schriftelijk aan de cliënt te bevestigen. Als de advocaat
dit nalaat en daarover ontstaat achteraf onduidelijkheid of een misverstand bij de
cliënt, dan is dat voor risico van de advocaat.
5.4 De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Klachtonderdeel a); communicatie
5.5 Vaststaat dat als gevolg van vakanties over en weer eerst op 20 september 2021
een bespreking tussen klager en verweerster op haar kantoor heeft plaatsgevonden en
dat toen is gesproken over de inhoud van het vonnis van 30 juni 2021. Aannemelijk
is dat verweerster toen aan klager een afschrift van dat vonnis heeft overhandigd
om het te bespreken, zoals verweerster dat tijdens de zitting van de raad heeft verklaard.
Met nog tien dagen voor het verstrijken van de hogerberoeptermijn had verweerster
naar het oordeel van de raad nog voldoende tijd om daarna voor klager indien gewild
hoger beroep in te stellen. In de dagvaardingsprocedure kan immers een summier hoger
beroepschrift, op nader aan te voeren gronden, worden ingediend. In zoverre heeft
verweerster de belangen van klager op zorgvuldige wijze behartigd.
5.6 Verweerster heeft verder aangevoerd dat zij tijdens de bespreking op 20 september
2021 met klager heeft doorgenomen wat de voor- en nadelen van het instellen van hoger
beroep voor hem zouden zijn en dat klager toen uitdrukkelijk van hoger beroep heeft
afgezien. Klager bestrijdt dat dit zo is gegaan. Volgens hem is de mogelijkheid van
hoger beroep tijdens dat overleg niet aan hem voorgehouden door verweerster zodat
hij met die mogelijkheid niet bekend was. De raad is van oordeel dat verweerster niet
heeft aangetoond dat zij klager geïnformeerd heeft. Het had op haar weg gelegen om
deze belangrijke informatie dat klager uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van zijn
mogelijkheid om hoger beroep in te stellen, mede gelet op de besproken afwegingen
en de complexiteit van de materie, schriftelijk aan klager te bevestigen. Gedragsregel
16 schrijft dat voor. Bij de stukken heeft de raad echter geen e-mails daarover van
verweerster aan klager aangetroffen. Tijdens de zitting heeft verweerster nog verwezen
naar haar gespreksaantekeningen van 20 september 2021 maar daarover beschikt de raad
niet. Verweerster is naar het oordeel van de raad dan ook tekortgeschoten in haar
informatieplicht richting klager. Daarmee heeft zij niet de zorgvuldigheid betracht
die een behoorlijk advocaat betaamt in de zin van artikel 46 Aw en heeft zij tuchtrechtelijk
verwijtbaar richting klager gehandeld. De raad zal dan ook klachtonderdeel (deels)
a) gegrond verklaren.
Klachtonderdeel b); onvoldoende zorgvuldige uitvoering van de opdracht
5.7 De raad kan de juistheid van dit verwijt, tegenover de betwisting daarvan door verweerster, niet vaststellen. Klager heeft dat onvoldoende concreet onderbouwd met feiten zodat klachtonderdeel b) ongegrond wordt verklaard.
6 MAATREGEL
De maatregel van waarschuwing wordt opgelegd bij wijze van zakelijke terechtwijzing.
Gelet op de aard en de ernst van de verweten gedraging enerzijds en het geringe tuchtrechtelijke
verleden van verweerster (één gegrondverklaring met een waarschuwing) anderzijds acht
de raad de maatregel van waarschuwing passend en geboden.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerster op grond
van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,-
aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden.
Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer
schriftelijk aan verweerster door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van
artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a) en
b) genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden,
overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 0790 00, BIC: INGBNL2A, Nederlandse
Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline”
en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdeel a) deels gegrond en deels ongegrond, zoals hiervoor overwogen;
- verklaart klachtonderdeel b) ongegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager,
op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.1;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse
Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3.
Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, voorzitter, mrs. F.E.J. Janzing en C.A. Th. Philipsen, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 december 2023.
griffier
voorzitter
Verzonden d.d. 18 december 2023