ECLI:NL:TADRARL:2023:377 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-167/AL/OV 23-168/AL/OV
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2023:377 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-12-2023 |
Datum publicatie: | 31-01-2024 |
Zaaknummer(s): |
|
Onderwerp: | Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Op grond van de stukken staat vast dat verweerder 2. - net als klaagster - actief is in de beddenbranche. Klaagster vreest dat hierdoor de onafhankelijkheid van verweerders in gevaar komt en dat er sprake is van belangenverstrengeling. De raad is van oordeel dat de in de klacht genoemde normen geen normen zijn die in de eerste plaats klaagster, de wederpartij, beogen te beschermen. Dat klaagster door de betrokkenheid van verweerster 2. in de beddenbranche, dan wel door zijn handelen in de procedure tegen klaagster, rechtstreeks in haar belangen is getroffen, is gelet op de onderbouwing van de klacht niet gebleken. Voor zover er vanwege de gestelde onregelmatigheden in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure zou zijn vereist, heeft op grond van artikel 46f Advocatenwet alleen de deken de bevoegdheid deze tegen een advocaat gerezen bezwaren ter kennis van de raad te brengen. De raad verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klachten. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 18 december
2023
in de zaken 23-167/AL/OV en 23-168/AL/OV
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
gemachtigde: mr. [Z 1]
over
verweerder 1.
gemachtigde: mr. [B R]
en
verweerder 2.
gemachtigde: mr. [B R]
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 26 augustus 2022 en 7 september 2022 heeft klaagster bij de deken van de Orde
van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend
over verweerders.
1.2 Op 28 februari 2023 heeft de raad het klachtdossier van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 25 september 2023. Daarbij
waren namens klaagster de heren [Van R] en [Van der L] (beiden werkzaam bij klaagster),
bijgestaan door mrs. [Z 1] en [Z 2], aanwezig. Ook waren verweerders, bijgestaan door
mr. [B R] aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op
de inventarislijst genoemde bijlagen. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail
met bijlage van klaagster van 7 september 2023 en de e-mail met bijlagen van verweerders
van 11 september 2023.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op
de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Verweerders treden op voor LBC c.s. waarvan de firma [Y] de bedden produceert
in Turkije en de vennootschap LBC B.V. deze bedden en toebehoren verkoopt in Nederland
onder de merknaam ‘Serta’.
2.2 Verweerder 1. is werkzaam bij het advocatenkantoor [A] & partners te [plaats],
waarvan verweerder 2. eigenaar is. Naast UBO van [A] & partners, is verweerder 2.
ook UBO van AA Holding B.V., die in ieder geval twee beddenzaken met de naam Slaapwereld,
onder zich heeft. Deze beddenzaken verkopen bedden en andere slaapkamerproducten van
het merk Serta.
2.3 LBC c.s. constateert medio februari 2022 dat klaagster bezig is om onder de naam
Norma een collectie boxsprings en accessoires te laten produceren en op de markt te
brengen die een 1-op-1 kopie zouden zijn van de Serta-collectie.
2.4 Overleg tussen LBC c.s. en klaagster heeft niet tot een oplossing geleid.
2.5 Op 28 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter op verzoek van LBC c.s. verlof verleend
om ten laste van klaagster bewijsbeslag te leggen bestaande uit het maken van een
gedetailleerde beschrijving door middel van het maken van foto’s en video-opnamen
(door de deurwaarder) van alle zaken die mogelijk behoren bij de Norma collectie.
Op 7 juli 2022 heeft de deurwaarder deze beelden gemaakt, waarvan proces-verbaal is
opgemaakt. Desgevraagd heeft klaagster geen toestemming gegeven om een afschrift van
de door de deurwaarder gemaakte beschrijving aan LBC c.s. te verstrekken.
2.6 LBC heeft in kort geding gevorderd om primair te bepalen dat LBC c.s. recht heeft
op afschrift van het door de deurwaarder opgemaakte proces-verbaal en alle foto’s
en video-opnamen en subsidiair de veroordeling van klaagster toe te staan en te gedogen
dat de deurwaarder het opgemaakte proces-verbaal en alle foto’s en video-opnamen aan
LBC c.s. ter beschikking stelt.
2.7 Bij beslissing van 16 september 2022 heeft de kortgedingrechter het primair gevorderde
afgewezen en het subsidiair gevorderde toegewezen..
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster vreest dat de onafhankelijkheid
van verweerders in de uitoefening van hun beroep in gevaar komt. Naast de werkzaamheden
als advocaat-ondernemer is verweerder 2 ook actief in de beddenbranche. Aangezien
verweerder 2 zelf een belang heeft bij de verkoop van producten van Serta, vreest
klaagster dat verweerders, dan wel het gehele kantoor, niet voldoende afstand kunnen
betrachten voor eventueel te voeren schikkingsonderhandelingen en hun cliënten daarover
dus niet onafhankelijk kunnen adviseren. Verweerder 2. (en in het verlengde verweerder
1.) heeft als klant van LBC c.s. en indirecte concurrent van klaagster een eigen belang
in dit geheel naast zijn rol als advocaat. Er is sprake van belangenverstrengeling.
4 VERWEER
4.1 Verweerders hebben tegen de klachten verweer gevoerd. Verweerder hebben primair
betoogd dat klaagster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat zij niet rechtstreeks
in haar belang is of kan worden getroffen.
5 BEOORDELING
5.1 De raad zal eerst onderzoeken of klaagsters een voldoende eigen en rechtstreeks
belang hebben bij hun klachten. Uitgangspunt is dat het in de Advocatenwet voorziene
recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat niet aan eenieder toekomt, maar
slechts aan degene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks
in zijn belang is of kan worden getroffen.
5.2 Op grond van de stukken staat vast dat verweerder 2. - net als klaagster - actief
is in de beddenbranche. Klaagster vreest dat hierdoor de onafhankelijkheid van verweerders
in gevaar komt en dat er sprake is van belangenverstrengeling. De raad is van oordeel
dat de in de klacht genoemde normen geen normen zijn die in de eerste plaats klaagster,
de wederpartij, beogen te beschermen. Dat klaagster door de betrokkenheid van verweerder
2. in de beddenbranche, dan wel door zijn handelen in de procedure tegen klaagster,
rechtstreeks in haar belangen is getroffen, is gelet op de onderbouwing van de klacht
niet gebleken. Voor zover er vanwege de gestelde onregelmatigheden in het algemeen
belang een tuchtrechtelijke procedure zou zijn vereist, heeft op grond van artikel
46f Advocatenwet alleen de deken de bevoegdheid deze tegen een advocaat gerezen bezwaren
ter kennis van de raad te brengen.
5.3 Het voorgaande betekent dat de klachten geen verdere inhoudelijke bespreking behoeven.
De raad verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klachten.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klachten.
Aldus beslist door mr. G.F. van den Berg, voorzitter, mrs. M.W. Veldhuijsen, E.H. de Vries, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 december 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 18 december 2023