ECLI:NL:TADRARL:2023:366 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-241/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:366
Datum uitspraak: 18-12-2023
Datum publicatie: 11-01-2024
Zaaknummer(s): 23-241/AL/MN
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzetbeslissing. De voorzitter heeft geoordeeld over de klachtonderdelen zoals die in de aanbiedingsbrief van de deken zijn opgenomen. Op grond van de tot het klachtdossier behorende stukken, waaronder door de gekozen bewoordingen vaak lastig leesbare en moeilijk te begrijpen stukken van klager, heeft de voorzitter naar het oordeel van de raad de in de aanbiedingsbrief  geformuleerde klachtonderdelen zo kunnen en mogen begrijpen als zij heeft gedaan. Op de mondelinge behandeling heeft klager verklaard dat alleen klachtonderdelen c) en f) als klachtonderdeel hebben en hadden te gelden en dat de overige in de beslissing vermelde klachtonderdelen enkel ter illustratie dienden. Wat daar ook van zij, op de klachtonderdelen c) en f) is door de voorzitter beslist en daartegen heeft klager geen verzetsgronden aangevoerd of anderszins argumenten aangedragen die tot de conclusie zouden kunnen leiden dat de voorzitter een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd of van onjuiste of onvolledige feiten is uitgegaan. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 18 december 2023
in de zaak 23-241/AL/MN
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 5 juni 2023 op de klacht van:

klager
over
verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 21 juni 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 31 maart 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 19844102 HH/SD van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 5 juni 2023 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 5 juni 2023 verzonden aan partijen.
1.4 Op 6 juni 2023 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Op 12 juni 2023 heeft klager via e-mail een aanvulling op het verzetschrift aan de raad gezonden. Op 4 oktober 2023 heeft klager via e-mail een nadere aanvulling op het verzetschrift aan de raad gezonden.
1.5 Op 13 oktober 2023 heeft klager de raad een pleitnota toegezonden. Daarover is op de mondelinge behandeling door klager verklaard dat die inmiddels is achterhaald en hij heeft deze dan ook niet voorgedragen. De raad heeft de pleitnota daarom niet aan het klachtdossier toegevoegd.
1.6 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 23 oktober 2023. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.
1.7 Klager heeft nog een andere klacht tegen verweerder ingediend die betrekking heeft op dezelfde onderliggende zaak. Die klachtzaak is bij de raad geadministreerd onder zaaknummer 23-242/AL/MN en ook die klacht is door de voorzitter kennelijk ongegrond verklaard. Van die beslissing is klager ook in verzet gekomen. Die verzetzaak is gelijktijdig behandeld met deze verzetzaak.
1.8 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift en aanvullingen daarop van klager.

2 FEITEN
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
2.2 Over de daarin vermelde feiten in de punten 1.7 en 1.9 heeft klager in het zijn verzetschrift van 6 juni 2023 een enkele opmerking gemaakt. Ten aanzien van punt 1.7 stelt klager: In ‘voorzittersbeslissing’ is onder 1.7 sprake van getuigenverhoor raadsheer-commissaris; aldus viel buiten de opgave ‘getuige’ bij instellen het hoger beroep als te ‘horen ter zitting’. Het is de raad niet duidelijk wat klager hiermee bedoelt. Ten aanzien van punt 1.9 stelt klager: anders dan in ‘voorzittersbeslissing’ 1.9 is nimmer verklaard dat beklaagde niet meer als ‘raadsman’ mag optreden; alleen de eventuele ‘volmacht in afwezigheid’ is ingetrokken.
2.3 Met betrekking tot de in de beslissing van de voorzitter opgenomen klachtonderdelen verklaarde klager op de mondelinge behandeling dat alleen de daarin opgenomen klachtonderdelen c) en f) daadwerkelijk (een deel van) zijn klacht omvatten. De overige klachtonderdelen zijn enkel ter illustratie opgevoerd en bevatten geen verwijten aan verweerder.

3 VERZET
Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4 BEOORDELING
4.1 De raad twijfelt er niet aan dat de beslissing van de voorzitter juist is. In de beslissing is onder 4.1 de maatstaf (toetsingsnorm) opgenomen waarlangs de voorzitter de klacht heeft beoordeeld, te weten de normen omschreven in artikel 46 van de Advocatenwet. Dat is de juiste maatstaf.
4.2 De voorzitter heeft geoordeeld over de klachtonderdelen zoals die in de aanbiedingsbrief van de deken zijn opgenomen. Op grond van de tot het klachtdossier behorende stukken, waaronder door de gekozen bewoordingen vaak lastig leesbare en moeilijk te begrijpen stukken van klager, heeft de voorzitter naar het oordeel van de raad de in de aanbiedingsbrief  geformuleerde klachtonderdelen zo kunnen en mogen begrijpen als zij heeft gedaan. Op de mondelinge behandeling heeft klager verklaard dat alleen klachtonderdelen c) en f) als klachtonderdeel hebben en hadden te gelden en dat de overige in de beslissing vermelde klachtonderdelen enkel ter illustratie dienden. Wat daar ook van zij, op de klachtonderdelen c) en f) is door de voorzitter beslist en daartegen heeft klager geen verzetsgronden aangevoerd of anderszins argumenten aangedragen die tot de conclusie zouden kunnen leiden dat de voorzitter een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd of van onjuiste of onvolledige feiten is uitgegaan.  
4.3 De raad zal het verzet ongegrond verklaren en komt dus niet meer toe aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. P.Th. Mantel en C.A.Th. Philipsen, leden, bijgestaan door mr. H.P.J. Meijerink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 december 2023.

Griffier                                                                                                                         Voorzitter

Verzonden d.d. 18 december 2023