ECLI:NL:TADRARL:2023:363 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-105/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2023:363 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-12-2023 |
Datum publicatie: | 11-01-2024 |
Zaaknummer(s): | 23-105/AL/GLD |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Klacht over het handelen van een advocaat in een strafzaak ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 18 december
2023
in de zaak 23-105/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 11 augustus 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 2 februari 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K22/104 van de
deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 4 september 2023. Daarbij
waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op
de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Vanaf medio 2019 heeft verweerder klager bijgestaan in verschillende strafrechtelijke
procedures. Klager werd (kortgezegd en met name) verdacht van het plegen van huiselijk
geweld.
2.2 In deze procedures hebben op 20 februari 2020 en 13 augustus 2020 zittingen plaatsgevonden
bij de politierechter, locatie Zutphen. Verweerder is niet aanwezig geweest bij de
zitting op 20 februari 2020. Bij de zitting op 13 augustus 2020 heeft verweerder klager
wel bijgestaan.
2.3 Op 27 augustus 2020 heeft de rechtbank Zutphen naar aanleiding van de zitting
van 13 augustus 2020 vonnis gewezen.
2.4 Op 23 september 2020 heef mr. [J] de behartiging van de belangen van klager overgenomen.
2.5 In (in ieder geval) één van de strafzaken van klager is een multidisciplinair
onderzoek verricht. Ook is een reclasseringsrapport opgesteld.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door gebrekkige en nalatige
diensten klager te verlenen in een aantal strafzaken.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig,
op het verweer ingaan
5 BEOORDELING
5.1 De klacht gaat over het handelen van klagers eigen advocaat. Bij de beantwoording
van de vraag of verweerder, als advocaat, zich betamelijk heeft gedragen als bedoeld
in artikel 46 Advocatenwet hanteert de raad als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede
tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt
geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid
die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en
met keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan.
Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat
als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met
zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep
als professionele standaard geldt. De raad toetst of de beklaagde advocaat heeft gehandeld
met de zorgvuldigheid die van een redelijke bekwame en redelijk handelende advocaat
in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Deze toets geldt omdat er binnen
de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen,
schriftelijk vastgelegde professionele standaarden.
5.2 Klager verwijt verweerder dat hij hem in een aantal stafzaken niet goed heeft
bijgestaan. Als onderbouwing van de klacht heeft klager een aantal punten genoemd.
Het eerste onderdeel van zijn verwijt is dat verweerder niet bereid was om hem op
de zitting van 20 februari 2020 bij te staan, aldus klager. Een ander onderdeel gaat
over het advies van verweerder aan klager om zijn medewerking te verlenen aan het
opstellen van een multidisciplinaire rapportage en een reclasseringsrapportage. Ten
slotte stelt klager dat er fouten in die reclasseringsrapportage stonden, die verweerder
vervolgens niet in de procedure aan de orde zou hebben gesteld.
5.3 De raad is van oordeel dat niet is vast komen te staan dat verweerder klager op
een gebrekkige wijze heeft bijgestaan. Met betrekking tot de zitting van 20 februari
2020 staat vast dat verweerder klager ruim drie weken vóór de zitting heeft bericht
dat hij verhinderd was om op die zitting aanwezig te zijn, waardoor hij hem in die
procedure niet als raadsman kon bijstaan. Verweerder heeft hierover aangevoerd dat
de zitting ging over een vordering wijziging bijzondere voorwaarden die in de ogen
van verweerder zonder meer zou worden toegewezen. De raad is van oordeel dat gelet
op de onderbouwing van klager en de uitleg van verweerder niet is gebleken dat de
beslissing van verweerder om klager niet op deze zitting bij te staan tuchtrechtelijk
verwijtbaar is. Ook in zijn communicatie daarover in de richting van klager is verweerder
niet nalatig geweest.
5.4 Met betrekking tot de over klager opgemaakte rapportages, heeft verweerder verklaard
dat hij klager nooit heeft geadviseerd om hieraan mee te werken. Omdat dat ook niet
uit andere stukken volgt, kan de raad niet vaststellen dat verweerder dat advies heeft
gegeven. Aan een oordeel over de juistheid van dat (door klager gestelde) advies komt
de raad daarom niet toe. Ook het laatste verwijt, inhoudende dat het reclasseringsrapport
fouten zou bevatten die verweerder onvoldoende (op de zitting) aan de orde zou hebben
gesteld, is onvoldoende onderbouwd en is door verweerder (gemotiveerd) betwist. Omdat
een feitelijke onderbouwing van dit verwijt ontbreekt, is de juistheid daarvan niet
komen vast te staan.
5.5 De raad komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat van tuchtrechtelijk
verwijtbaar handelen door verweerder niet is gebleken. Dat betekent dat de klacht
ongegrond wordt verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, voorzitter, mrs. F.EJ. Janzing en C.A.Th. Philipsen, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 december 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 18 december 2023