ECLI:NL:TADRARL:2023:355 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-514/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2023:355 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-11-2023 |
Datum publicatie: | 05-01-2024 |
Zaaknummer(s): | 22-514/AL/MN |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet. De raad verklaart het verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 20 november
2023
in de zaak 22-514/AL/MN
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter
van de raad van discipline van 19 september 2022 op de klacht van:
klager
over
verweerder
gemachtigde: mr. [Van der V]
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 26 augustus 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 29 juni 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1510019/FB/SD van
de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 19 september 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van
de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard.
1.4 Op 11 oktober 2022 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 4 september 2023. Daarbij
waren klager en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde, aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift van klager. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met
bijlage van verweerder van 24 augustus 2023.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.
- Verweerder heeft verschillende uitlatingen gedaan die in samenhang bezien beledigend,
grievend en escalerend zijn. Verweerder heeft deze uitlatingen niet teruggenomen of
daarvoor zijn excuses gemaakt. De voorzitter heeft bovendien miskend dat de verdeling
van de garage waarop het voorstel van klager betrekking had, geen onzin was en niet
door klager zelf was bedacht.
- Door niet te reageren op de klacht, is het geschil onnodig verder geëscaleerd.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet
op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar
de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 Klager heeft in een viergesprek over de (financiële) afwikkeling van de echtscheiding
voorgesteld om een op naam van de kinderen gestelde garagebox in de verdeling te betrekken.
Verweerder heeft daarop - kort gezegd - geantwoord dat dat onbegrijpelijk en verwerpelijk
is omdat een ouder geen bezit aan zijn kind mag onttrekken in het kader van de echtscheiding
om in zijn eigen financiële behoeftes te voorzien.
4.3 Net als in de voorzittersbeslissing benadrukt de raad dat in familierechtelijke
kwesties de advocaat er voor moeten waken dat - zeker als er, zoals in het onderhavige
geval, belangen van minderjarige kinderen in het spel zijn - de verhoudingen tussen
partijen escaleren. Dan mag van de advocaat een zekere terughoudendheid worden verwacht
in het doen van uitlatingen over de wederpartij die deze naar redelijke verwachting
als kwetsend zal ervaren. Gelet op dit uitgangspunt had verweerder beter andere -
minder harde - bewoordingen had kunnen kiezen. Het is voorstelbaar dat klager zich
door deze woorden gekwetst voelde. De raad is echter van oordeel dat deze door verweerder
gebruikte woorden niet dusdanig beledigend of grievend zijn dat verweerder daarmee
de grenzen heeft overschreden van de (grote) vrijheid die hij als advocaat van de
wederpartij heeft. Dat betekent dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet
slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft
rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Ook met
betrekking tot het verwijt dat verweerder niet op de klacht zou hebben gereageerd,
volgt de raad het oordeel van de voorzitter. Verweerder was in deze omstandigheden
niet gehouden om op de brief van klager te reageren.
4.4 De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond
bevonden. Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, voorzitter, mrs. F.E.J. Janzing en C.A.Th. Philipsen, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 november 2023.
Griffier
Voorzitter
Verzonden d.d.20 november 2023