ECLI:NL:TADRARL:2023:334 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-601/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:334
Datum uitspraak: 30-10-2023
Datum publicatie: 21-12-2023
Zaaknummer(s): 23-601/AL/GLD
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht over een advocaat deels niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de klachttermijn en deels kennelijk ongegrond omdat deze klachtonderdelen - kort gezegd - niet vast zijn komen te staan.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 30 oktober 2023
in de zaak 23-601/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:

klaagster
over
verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 30 augustus 2023 met kenmerk K 22/130 en van de in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail van klaagster met bijlagen van 22 september 2023.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Vanaf 2015 tot en met 2017 heeft verweerster verschillende zaken voor klaagster behandeld met betrekking tot een zorgregeling voor de kinderen van klaagster.
1.2 Vanaf september 2017 heeft klaagster een andere advocaat verzocht om haar bij te staan. Verweerster heeft vanaf dat moment geen werkzaamheden meer voor klaagster verricht.
1.3 Op 21 oktober 2022 heeft klaagster een klacht over verweerster ingediend bij de deken. De deken heeft klaagster doorverwezen naar de interne klachtenprocedure van het kantoor van verweerster. Verweerster heeft op 22 november 2022 haar klacht over verweerster ingediend bij het kantoor van verweerster.
1.4 Per brief van 20 december 2022 heeft de klachtenfunctionaris van het kantoor van verweerster zijn oordeel over de klacht kenbaar gemaakt De klachtenfunctionaris is van oordeel dat verweerster niet klachtwaardig heeft gehandeld.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. De klacht bestaat ui de volgende klachtonderdelen.
a) Verweerster heeft klaagster niet goed geïnformeerd. Verweerster heeft klaagster niet geïnformeerd dat de Raad voor Rechtsbijstand een toevoeging kan intrekken. Ook heeft zij klaagster, ondanks herhaaldelijke verzoeken per e-mails van 16 februari, 7 maart en 8 maart 2016, geen informatie verstrekt over de kosten of een urenspecificatie.
b) Verweerster heeft onwaarheden verkondigd.
c) Verweerster heeft zich door de inhoud van de e-mail van de secretaresse van verweerster aan klaagster van 8 augustus 2017, onnodig grievend over klaagster uitgelaten.
d) Verweerster heeft de brieven waarnaar zij in haar verweer in de onderhavige tuchtzaak verwijst, vervalst.

3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING
4.1 Het is vaste rechtspraak van het Hof van Discipline dat een advocaat zich dient te onthouden van handelingen waardoor het vertrouwen in de advocatuur als zodanig wordt geschaad, en zich te allen tijde dient te onthouden van een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Dergelijk handelen is immers in strijd met de in artikel 46 van de Advocatenwet omschreven normen. Uitgangspunt is dat een advocaat moet handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsbeoefenaar mag worden verwacht.

Klachtonderdelen a) en c)

4.2 Op grond van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet wordt een klacht(onderdeel) door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard indien (sub a) de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. In lid 2 is bepaald dat niet-ontvankelijk verklaring op grond van het bepaalde in lid 1 achterwege blijft, indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas na het verstrijken van de driejaartermijn bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van de klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken. Het gaat in artikel 46g lid 1 onder a Advocatenwet om naar objectieve maatstaven aan te nemen aanwezige kennis bij klager van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft en niet om subjectieve wetenschap van dat handelen of nalaten bij klager. De voorzitter zal aan de hand van deze maatstaf beoordelen of klager ontvankelijk is in zijn klacht.
4.3 Klaagster verwijt verweerster dat zij haar niet goed heeft geïnformeerd in de tijd dat verweerster haar als advocaat heeft bijgestaan. Dit gaat over de periode tot september 2017; daarna heeft verweerster haar immers niet meer bijgestaan. Ook klaagt klaagster over de inhoud van een brief van de secretaresse van verweerster van augustus 2017. De voorzitter is van oordeel dat vast is komen te staan dat klaagster in dezelfde periode ook kennis heeft genomen, dan wel redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen, van dit handelen en nalaten waarover zij klaagt. Naar het oordeel van de voorzitter is de in artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet genoemde termijn daarom in elk geval uiterlijk in september 2017 aangevangen. De klacht is echter pas op 21 oktober 2022 door klaagster bij de deken ingediend en daarmee (ruim) buiten de genoemde termijn van drie jaar. Omdat van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verschoonbaar zou kunnen zijn dat de klacht buiten de termijn is ingediend niet is gebleken, zijn deze twee klachtonderdelen op grond van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk. Aan een inhoudelijke beoordeling van deze klachtonderdelen komt de voorzitter dus niet meer toe.
 
Klachtonderdelen b)
 
4.4 Klaagster verwijt verweerster - zo begrijpt de voorzitter - dat zij (in een brief aan de Raad voor Rechtsbijstand) onwaarheden heeft verkondigd. Klaagster heeft geschreven dat verweerster een opdrachtbevestiging aan klaagster heeft gezonden en dat verweerster herhaaldelijk aan klaagster om gegevens heeft verzocht, terwijl verweerster nooit een opdrachtbevestiging heeft gestuurd en ook nooit om die gegevens heeft verzocht, aldus klaagster. De voorzitter overweegt dat een advocaat zich zowel in als buiten rechte dient te onthouden van het verstrekken van feitelijk informatie waarvan zij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist is. De voorzitter is echter van oordeel dat niet is gebleken dat verweerster zich hieraan schuldig heeft gemaakt. In het klachtdossier bevinden zich geen stukken die de stelling van klaagster kunnen bevestigen en verweerster heeft verklaard dat wat zij heeft geschreven wel waar is. Bij die stand van zaken kan de juistheid van dit verwijt niet worden vastgesteld. Dat betekent dat klachtonderdeel c) ongegrond wordt verklaard.

Klachtonderdeel d)

4.5 Klaagster verwijt verweerster ten slotte dat zij een aantal brieven waarnaar zij heeft verwezen in haar verweer bij de deken in de onderhavige tuchtzaak, heeft vervalst. De voorzitter is hierover van oordeel dat klaagster dit (vergaande verwijt) in het geheel niet heeft onderbouwd. Nu een feitelijk onderbouwing van het verwijt ontbreekt, en verweerster dit heeft betwist, is de juistheid daarvan en de gegrondheid van dit klachtonderdeel niet komen vast te staan. Dat leidt ertoe dat de voorzitter ook dit klachtonderdeel ongegrond zal verklaren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart:
klachtonderdelen a) en c), met toepassing van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet, niet-ontvankelijk;
klachtonderdelen b) en d), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2023.

Griffier                                                                                                                                             Voorzitter
 
Verzonden d.d. 30 oktober 2023