ECLI:NL:TADRARL:2023:333 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-620/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:333
Datum uitspraak: 30-10-2023
Datum publicatie: 21-12-2023
Zaaknummer(s): 23-620/AL/GLD
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Het stond verweerder vrij om de zaak van klaagster niet aan te nemen en hij heeft dat op correcte wijze aan klaagster medegedeeld. Van een toezegging door verweerder om voor klaagster hoger beroep in te stellen, is de voorzitter niet gebleken. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 30 oktober 2023
in de zaak 23-620/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:

klaagster
over
verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 8 september 2023 met kenmerk K 23/52, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 In januari 2023 heeft klaagster verweerder benaderd met betrekking tot de op dat moment lopende procedure van klaagster tegen haar voormalige advocaten die haar rechtsbijstand hebben verleend in een procedure over de verdeling van de uitgekeerde schadevergoeding in een letselschadezaak. Klaagster heeft verweerder in een oriënterend gesprek verzocht om haar bij te staan en daartoe een vonnis van de rechtbank Amsterdam toegezonden.
1.2 In een e-mail van 22 februari 2023 heeft verweerder het volgende aan klaagster  geschreven:

Ik heb uiteraard alleen het vonnis gelezen en niet de stukken die door de beide partijen bij de rechtbank zijn ingediend. Ik kan alleen al daarom niet een goede inschatting maken van uw eventuele kansen om in hoger beroep een hogere schadevergoeding toegewezen te krijgen. Het is mij ook niet bekend of [naam advocatenkantoor] hoger beroep tegen dit vonnis zal instellen.
Zonder kennisneming van de hiervoor genoemde stukken kom ik niet direct tot de conclusie dat het vonnis van de rechtbank niet juist is. Er is inderdaad een direct causaal verband nodig tussen de schade en de aan [naam advocatenkantoor] verweten gedraging. Ten aanzien van het verlies van de woning en de gedwongen verkoop van de paarden is de rechtbank van oordeel dat dat directe verband er niet is.
Indien u mij c.q. ons kantoor zou willen inschakelen om u te adviseren over het instellen van hoger beroep en het daadwerkelijk overgaan tot het voeren van een hogerberoepsprocedure is het volgende van belang. 
Ons kantoor verleent geen rechtsbijstand op basis van een toevoeging. Aan u is aanvankelijk een toevoeging verleend en ik begrijp dat als gevolg van deze uitspraak die toevoeging zal worden ingetrokken en u uw advocaat moet betalen. Of u ten behoeve van een hogerberoepsprocedure in aanmerking komt voor een (nieuwe) toevoeging is mij niet bekend, aangezien ik niet op de hoogte ben van de regelingen daaromtrent. Wellicht is dat wel het proberen waard. 
Verder begrijp ik dat u ook met een gezondheidsprobleem worstelt en daardoor ook weinig mobiel bent. Het is voor u ook lastig om vanuit [A] naar [E] te komen om de zaak te bespreken. 
Gelet op één en ander adviseer ik u om nog eens goed na te denken over de vraag of u daadwerkelijk wel hoger beroep wilt instellen en, zo ja, hieromtrent nader te overleggen met uw huidige advocaat of een andere advocaat in [A], die eventueel ook zaken op toevoegingsbasis behandelt.

1.3 Verweerder heeft geen hoger beroep voor klaagster ingesteld.
1.4 Op 23 maart 2023 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
1.5 Klaagster heeft een verzoek op grond van artikel 13 Advocatenwet (Aw) ingediend bij de deken in het arrondissement Amsterdam. Deze deken heeft bij de beoordeling van dat verzoek het advies van verweerder ingewonnen.

2 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Aw door:
a) in strijd met de in januari 2023 gemaakte afspraken klaagster na het ongunstige vonnis van februari 2023 niet te willen bijstaan in hoger beroep, ook niet nadat klaagster de door verweerder opgeworpen problemen had opgelost, wat gezondheidsklachten en schade bij klaagster heeft veroorzaakt,
b) klaagster daardoor in tijdnood te brengen om alsnog een andere advocaat te kunnen vinden voor de hogerberoepprocedure;
c) in een door klaagster gestarte artikel 13-procedure voor toewijzing van een advocaat de deken in het arrondissement Amsterdam negatief te adviseren over de onderliggende zaak, waardoor klaagster nog meer schade heeft geleden.

3 VERWEER
De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING

Maatstaf

4.1 Het is vaste rechtspraak van het Hof van Discipline dat een advocaat zich dient te onthouden van handelingen waardoor het vertrouwen in de advocatuur als zodanig wordt geschaad, en zich te allen tijde dient te onthouden van een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Dergelijk handelen is immers in strijd met de in artikel 46 Aw omschreven normen. Uitgangspunt is dat een advocaat moet handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsbeoefenaar mag worden verwacht.

Klachtonderdelen a) en b); aannemen nieuwe zaak

4.2 Naar het oordeel van de voorzitter staat het een advocaat vrij om een zaak al dan niet aan te nemen. De beslissing die verweerder heeft genomen om de zaak voor klaagster niet te doen, mocht verweerder daarom nemen en hij heeft dat op correcte wijze aan klaagster medegedeeld. Dit zou anders zijn indien verweerder eerder aan klaagster een toezegging had gedaan om voor haar hoger beroep in te stellen. Dat hij die toezegging heeft gedaan heeft verweerder betwist. Klaagster en verweerder staan op dat punt lijnrecht tegenover elkaar waardoor de voorzitter dat niet kan vaststellen, waarbij bovendien geldt dat een dergelijke toezegging in ieder geval niet aannemelijk lijkt, juist gelet op de inhoud van het bericht van verweerder aan klaagster van 22 februari 2023. Dat klaagster in tijdnood is gekomen om een andere advocaat te vinden voor het instellen van hoger beroep, kan verweerder niet worden verweten. Hij heeft klaagster snel genoeg duidelijk gemaakt dat hij dat niet voor haar zou doen.
4.3 Op grond van het vorenstaande is de voorzitter van oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk niet verwijtbaar heeft gehandeld richting klaagster. Daarom worden klachtonderdelen a) en b) kennelijk ongegrond verklaard.

Klachtonderdeel c); deken informeren in artikel 13-procedure

4.4 Naar het oordeel van de voorzitter is het niet klachtwaardig om op vragen van de deken in Amsterdam in het kader van het door klaagster gestarte artikel 13-procedure te antwoorden. Klaagster heeft dat verwijt ook niet voldoende concreet onderbouwd. Daarom zal de voorzitter ook klachtonderdeel c) kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht in alle onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2023.

Griffier                                                                                                                                               Voorzitter

Verzonden d.d. 30 oktober 2023