ECLI:NL:TADRARL:2023:317 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-278/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2023:317 |
---|---|
Datum uitspraak: | 04-12-2023 |
Datum publicatie: | 05-12-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-278/AL/MN |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. Verweerder heeft niet adequaat gecommuniceerd door op diverse momenten na te laten belangrijke informatie en afspraken schriftelijk vast te leggen, onvoldoende schriftelijk te reageren op hulpverzoeken van klager en hem onvoldoende tussentijds op de hoogte te houden van de stand van zaken. Verder heeft verweerder te weinig de voortgang van de zaak bewaakt. Klacht deels gegrond. Waarschuwing. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 4 december
2023
in de zaak 23-278/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 20 juli 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 21 april 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 2019302/MK/SD van
de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 9 oktober 2023. Daarbij waren
klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op
de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 10. Ook heeft de raad kennisgenomen
van het e-mailbericht, met bijlagen, van klager van 13 september 2023.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en
de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Bij e-mail van 25 januari 2021 heeft klager verweerder om rechtsbijstand verzocht
ter zake van het verwijderen van een volgens klager onjuiste gestelde diagnose uit
zijn medisch dossier.
2.3 Bij brief van 29 januari 2021 heeft verweerder voor klager medische stukken bij
het Amsterdam Universitair Medisch Centrum (hierna: AMC) opgevraagd en daarbij ook
de verjaring van de vordering op het AMC gestuit.
2.4 Bij brief van 15 februari 2021 heeft het AMC de medische gegevens van klager aan
verweerder gezonden.
2.5 Bij e-mail van 3 maart 2021 heeft verweerder de van het AMC ontvangen stukken
doorgestuurd naar klager. Ook heeft hij klager bericht dat de overige gegevens nog
niet binnen zijn.
2.6 Bij brieven van 24 maart 2021 heeft verweerder medische informatie opgevraagd
bij de huisarts van klager en bij behandelaar [MMH].
2.7 Bij e-mail van 1 april 2021 heeft verweerder de van de huisarts ontvangen informatie
naar klager doorgestuurd met de mededeling dat hij nog wacht op de laatste informatie.
2.8 Bij e-mail van 8 juli 2021 heeft klager aan verweerder voorgesteld dat hij zelf
een herinnering stuurt naar de instanties die al drie maanden geleden door verweerder
waren benaderd met het verzoek om informatie.
2.9 Bij e-mail van 30 augustus 2021 heeft klager aan verweerder gevraagd wat de vervolgstappen
zijn als de opgevraagde resterende informatie uitblijft.
2.10 Klager heeft zelf bij een aantal betrokken instanties zijn medische informatie
opgevraagd. In de periode van december 2021 tot februari 2022 heeft klager de verkregen
informatie naar verweerder doorgestuurd.
2.11 In februari 2022 heeft verweerder klager telefonisch meegedeeld dat er onvoldoende
gronden zijn om bij de betreffende instanties een verzoek in te dienen tot verwijdering
van de gestelde diagnose uit de medische dossiers. Verweerder heeft klager geen kosten
in rekening gebracht.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) geen informatie te geven over de voortgang en/of de vervolgstappen in de zaak.
Toelichting
Klager verwijt verweerder gebrek aan communicatie. Verweerder heeft klager een jaar aan het lijntje gehouden. Klager heeft verschillende e-mails gestuurd die niet zijn beantwoord. Ook heeft klager veelvuldig gevraagd om telefonisch overleg, maar verweerder kapte deze gesprekken telkens af met de mededeling dat hij bezig was en geen tijd had voor overleg.
b) Geen navraag te doen waarom bij derden opgevraagde informatie niet verstrekt werd.
Toelichting
Klager heeft een aantal keren gevraagd naar de lange wachtduur met betrekking tot de opgevraagde medische informatie. Verweerder heeft daarop geen actie ondernomen en daarom is klager in december 2021 er zelf maar achteraan gegaan.
c) Een verkeerd advies te geven over de in te zetten acties, dan wel onjuiste informatie te verstrekken.
Toelichting
De conclusie van verweerder dat er geen fouten zijn gemaakt door het AMC bij het stellen van de diagnose, is onjuist. Verder had verweerder klager moeten wijzen op de mogelijkheid om zich te wenden tot het medisch tuchtcollege, het meldpunt zorg, een klachtenfunctionaris en de geschillencommissie.
d) Een termijn te hebben laten verlopen waardoor de zaak verjaard is.
Toelichting
De Praktijk Ondersteuner Huisarts (hierna: POH) heeft besloten klager door te verwijzen naar het AMC. Om die reden had verweerder zelf kunnen bedenken dat hij ook ten aanzien van de POH de verjaring moest stuiten. Nu hij dit heeft nagelaten, is deze zaak verjaard.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig,
op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De raad stelt vast dat de klacht betrekking heeft op het optreden van de eigen
advocaat. De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening door de eigen
advocaat in volle omvang. Daarbij wordt rekening gehouden met de vrijheid die de advocaat
heeft bij de manier waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor hij bij
de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet
onbeperkt. Deze vrijheid wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer
in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Volgens deze eisen dient zijn
werk te voldoen aan de binnen de beroepsgroep geldende professionele standaard. Die
professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een
redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag
worden verwacht. De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Klachtonderdelen a), b) en c) en d)
5.2 Klachtonderdelen a), b) en c) en d) lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.
Alle klachtonderdelen hebben betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening door
verweerder.
5.3 Uit de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, blijkt de raad dat klager
en verweerder verschillende ideeën hadden over de omvang van de opdracht en wat klager
daarbij van verweerder mocht verwachten. Verweerder meende dat zijn opdracht was beperkt
- in ieder geval in eerste instantie - tot het aan de hand van opgevraagde informatie
beoordelen van de vraag of een verzoek tot verwijdering van een diagnose uit het medisch
dossier van klager kans van slagen had, terwijl klager in de veronderstelling was
dat verweerder in bredere zin zijn belangen zou gaan behartigen. Verweerder heeft
ter zitting van de raad desgevraagd verklaard dat hij geen opdrachtbevestiging aan
klager heeft gezonden. Doordat verweerder dit heeft nagelaten, konden bij klager onduidelijkheid
en verkeerde verwachtingen ontstaan over de aard en de omvang van de opdracht en de
rol van verweerder daarbij.
5.4 Klager verwijt verweerder ook dat hij hem niet telefonisch te woord heeft gestaan
en dat hij niet heeft gereageerd op de e-mails die klager hem regelmatig stuurde.
Verweerder heeft aangevoerd dat er wel degelijk veelvuldig contact was, telefonisch
of fysiek op kantoor. Wat hier verder van zij, vaststaat dat klager vaak de aandacht
van verweerder voor zijn zaak heeft gevraagd, onder meer door toezending van stukken.
Hoewel niet op elke vraag of toezending van een stuk gereageerd hoefde te worden,
had verweerder naar het oordeel van de raad wel met enige regelmaat een schriftelijke
reactie, inclusief informatie over de voortgang van de zaak, moeten sturen.
5.5 Verder meent klager dat verweerder hem een verkeerd advies heeft gegeven dan wel
onjuiste informatie heeft verstrekt. Verweerder heeft erop gewezen dat hij zijn advies
uitgebreid telefonisch met klager heeft besproken en dat klager zich daarin leek te
kunnen vinden. De raad is niet gebleken dat verweerder een ondeugdelijk advies of
onjuiste informatie heeft gegeven, maar hij heeft ten onrechte nagelaten om, ter voorkoming
van misverstanden, zijn telefonisch gegeven advies schriftelijk - inclusief de argumenten
- aan klager te bevestigen.
5.6 Met betrekking tot het verwijt dat verweerder onvoldoende voortvarend is geweest,
heeft verweerder erkend dat de zaak te lang heeft geduurd vanwege drukte in de praktijk
en persoonlijke omstandigheden. De raad begrijpt dat de door verweerder geschetste
omstandigheden tot vertraging kunnen leiden, maar het had op zijn weg gelegen om in
dat geval de zaak aan een collega over te dragen of in ieder geval klager op de hoogte
te stellen van de vertraging.
5.7 De raad concludeert dat verweerder niet adequaat heeft gecommuniceerd door op
diverse momenten na te laten belangrijke informatie en afspraken schriftelijk vast
te leggen, onvoldoende schriftelijk te reageren op hulpverzoeken van klager en hem
onvoldoende tussentijds op de hoogte te houden van de stand van zaken. Verder heeft
verweerder te weinig de voortgang van de zaak bewaakt. In deze opzichten is de kwaliteit
van de dienstverlening van verweerder niet zoals van een redelijk bekwame en redelijk
handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht en zijn de klachtonderdelen
a) en b) gegrond. Het is de raad niet gebleken dat, behalve de wijze waarop verweerder
zijn advisering heeft gecommuniceerd en vastgelegd, er ook inhoudelijk iets zou schorten
aan de advisering. Klachtonderdeel c) is daarom niet gegrond.
5.8 Voor zover in klachtonderdeel d) wordt geklaagd dat verweerder ten onrechte de
verjaring van een zaak tegen de POH niet heeft gestuit, kan de raad klager hierin
niet volgen. Aangezien niet de POH, maar het AMC de naar de mening van klager onjuiste
diagnose heeft gesteld, was alleen stuiting van de verjaring van een zaak tegen het
AMC aan de orde. Klachtonderdeel d) is dan ook ongegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Klachtonderdelen a) en b) zijn gegrond. Gelet op de aard en de ernst van het verwijt,
de omstandigheid dat de handelwijze van verweerder geen schade heeft berokkend en
het feit dat verweerder niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd heeft
gekregen, acht de raad de maatregel van waarschuwing passend en geboden.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerder op grond
van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,-
aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden.
Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer
schriftelijk aan verweerder door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van
artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- aan forfaitaire reiskosten van klager,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier weken
nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft
binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk
aan verweerder door.
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en
c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden,
overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 0790 00, BIC: INGBNL2A, Nederlandse
Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline"
en het zaaknummer 23-278/AL/MN.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klachtonderdelen a) en b) gegrond;
- verklaart klachtonderdelen c) en d) ongegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager, op
de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse
Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.
Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. F.E.J. Janzing en Y.M. Nijhuis, leden, bijgestaan door mr. W.E. Markus-Burger als griffier en uitgesproken in het openbaar op 4 december 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 4 december 2023