ECLI:NL:TADRARL:2023:300 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-465/AL/NN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2023:300 |
---|---|
Datum uitspraak: | 25-09-2023 |
Datum publicatie: | 30-11-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-465/AL/NN |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Beslissingen van de rechtbank zijn niet aan verweerster te wijten. Ook was verweerster niet verplicht om een proces-verbaal op te vragen bij de rechtbank. Klacht kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 25 september 2023
in de zaak 23-465/AL/NN
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) van 10 juli 2023 met kenmerk 2023 KNN009/2198613, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen 1A tot en met 3.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klaagster is door verweerster bijgestaan in een kort geding over de medewerking
aan de levering van de voormalige echtelijke woning. Op 31 januari 2022 is vonnis
gewezen en is bepaald dat klaagster medewerking moest verlenen aan de levering van
de woning.
1.2 Verweerster heeft namens klaagster hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van
31 januari 2022. Op 4 augustus 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden
bij de raadsheer-commissaris.
1.3 Uit het proces-verbaal van 4 augustus 2022 volgt onder meer:
“De raadsheer-commissaris deelt mede aan partijen dat zij het er aanvankelijk over eens waren dat de zaak enkelvoudig kon worden behandeld. De zaak was als spoedappel aangebracht. Later heeft [verweerster] verzocht om toch een meervoudige zitting te organiseren. Het is niet gebruikelijk dat een eenmaal verleende toestemming voor een enkelvoudige zitting wordt ingetrokken. De rolraadsheer heeft op 24 mei 2022 daarom aangegeven dat de zitting enkelvoudig zal worden behandeld. In het tussenarrest van 14 juni 2022 staat ook vermeld dat de zitting zal plaatsvinden ten overstaan van de raadsheer-commissaris. [Verweerster] heeft daartegen geen bezwaren geuit, maar brengt dit pas op zitting naar voren. Dat is te laat. De zitting zal daarom vandaag enkelvoudig plaatsvinden. De zaak zal – zoals gebruikelijk – wel door drie raadsheren worden beslist.”
1.4 Op 2 september 2022 heeft verweerster een conceptverzoek tot wijziging van het proces-verbaal opgesteld, waarin staat:
“Ondertussen heb ik van uw hof het proces-verbaal van de zitting van 4 augustus 2022 ontvingen in welk kader ik het volgende op wil merken.
Naar de mening van mijn cliënte bevat het proces-verbaal een aantal onjuistheden, in welk kader ik u wil verzoeken het proces-verbaal aan te passen en opnieuw af te geven.
Op pagina 2 van het proces-verbaal staat dat partijen het er aanvankelijk over eens waren dat de zaak enkelvoudig kon worden behandeld. Mijns inziens is dit onjuist, ik heb daarover ter gelegenheid van de mondelinge behandeling aangegeven dat mijn cliënte heeft aangegeven de zaak graag meervoudig te willen laten behandelen en dat dit abusievelijk onjuist aan uw hof is bericht. Nadat mij dit duidelijk is geworden heb ik dit direct hersteld en heeft uw hof ook te kennen gegeven, waarbij ik ook verwijs naar hetgeen [de advocaat van wederpartij] daarover heeft opgemerkt, dat de zaak alsnog meervoudig behandeld zou worden. Ik verzet mij dan ook tegen de opmerking dat ik geen bezwaren zou hebben geuit tegen vermelding in het tussenarrest van 14 juni 2022 nu ik er mijns inziens op mocht vertrouwen dat het hof haar toezegging dat er sprake zou zijn van een meervoudige kamer gestand zou doen. Voors staat er op pagina 2 dat mijn cliënte zich neerlegt bij de beslissing om de zaak alsnog enkelvoudig te behandelen. Daarvan is in het geheel geen sprake geweest. Nadat uw hof hierover een beslissing heeft genomen heb ik aangegeven dat ik de beslissing heb gehoord. Op geen enkele wijze is aangegeven dat cliënte hiermee alsnog kon instemmen of hierin zou berusten. Gelet echter dat er sprake was van een beslissing over de voortgang van de procedure heeft cliënte zich gedwongen gezien de procedure dan ook op die wijze voort te zetten.
Op pagina 5 staat voorts dat partijen er geen bezwaar tegen hebben als het hof eerder arrest wijst. Hoewel op dit moment mogelijk niet meer zo relevant, kan cliënte zich niet heugen dat zij hiermee heeft ingestemd.
Mag ik u vragen een en ander te wijzigen in het proces-verbaal?”
1.5 Het hoger beroep is behandeld bij het Hof door een enkelvoudige kamer. Het arrest
is op 22 september 2022 gewezen door een meervoudige kamer, waarin het vonnis van
31 januari 2022 is bekrachtigd.
1.6 Op 25 januari 2023 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
1.7 Op 3 april 2023 heeft bij de deken een gesprek plaatsgevonden tussen klaagster
en verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet omdat zij de procedure van
klaagster niet op zorgvuldige wijze heeft behandeld, in het bijzonder door geen actie
te ondernemen tegen het niet-openbaar uitspreken van het vonnis door de rechtbank
en het arrest door het Hof, geen actie te ondernemen tegen het laten behandelen van
het hoger beroep op een enkelvoudige zitting, door geen actie te ondernemen tegen
het volgens klaagster leugenachtige proces-verbaal van het Hof en door geen proces
verbaal op te vragen bij de rechtbank.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht volgende verweer gevoerd. De voorzitter zal
hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Klachten die zien op beslissingen van de rechtbank
4.1 Klaagster richt zich met name op processuele beslissingen van de rechtbank en
het gerechtshof, waar verweerster geen (beslissende) invloed op heeft. De voorzitter
volgt klaagster niet voor zover zij stelt dat het vonnis en het arrest niet openbaar
zouden zijn uitgesproken. Dat klaagster daarbij niet zelf aanwezig was, doet er niet
aan af dat sprake is van een openbare uitspraak. Verweerster hoefde dus geen enkele
aanleiding te zien om hiertegen actie te ondernemen. Verder stelt de voorzitter vast
dat verweerster een poging heeft gedaan om de mondelinge behandeling verwezen te krijgen
naar een meervoudige kamer en, na akkoord van klaagster, schriftelijk heeft verzocht
het proces-verbaal gewijzigd te krijgen. Dat het gerechtshof die verzoeken niet heeft
gehonoreerd, is niet tuchtrechtelijk aan verweerster te verwijten. Ditzelfde geldt
ook voor de beslissing van gerechtshof om het arrest in een meervoudige kamer te wijzen.
Bovendien was het de wens van klaagster dat haar hoger beroep door een meervoudige
kamer werd behandeld, zodat het de voorzitter niet duidelijk is hoe klaagster hierdoor
is geschaad. De klacht is in zoverre kennelijk ongegrond.
Niet opvragen van het proces-verbaal bij de rechtbank
4.2 Ook heeft verweerster naar het oordeel van de voorzitter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door geen proces-verbaal op te vragen bij de rechtbank. Een advocaat is daartoe niet verplicht. Klaagster heeft het proces-verbaal bovendien zelf opgevraagd, zodat niet duidelijk is hoe zij zou zijn benadeeld. De klacht is ook in zoverre kennelijk ongegrond.
Conclusie
4.3 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 september 2023.
Griffier
Voorzitter
Verzonden d.d. 25 september 2023