ECLI:NL:TADRARL:2023:299 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-461/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:299
Datum uitspraak: 25-09-2023
Datum publicatie: 27-11-2023
Zaaknummer(s): 23-461/AL/MN
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over het door verweerder verstrekken van feitelijke onjuiste informatie bij het Hof van Discipline kennelijk ongegrond. Verweerder heeft een toelichting gegeven op het door hem, in de civielrechtelijke procedure, namens zijn cliënt ingenomen standpunt. Dat stond hem vrij. De voorzitter is van oordeel dat klager misbruik maakt van het klachtrecht, omdat dit klagers vijfde (ongegronde) tuchtklacht tegen verweerder is en klager ook meermaals onterecht heeft gewraakt.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 25 september 2023
in de zaak 23-461/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over
verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 7 juli 2023 met kenmerk Z 2229989/MK/SD, door de raad ontvangen op 7 juli 2023, en van de eventueel in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager huurt een woning van woningbouwvereniging Mitros. Klager en Mitros hebben een aantal civiele procedures tegen elkaar gevoerd over asbest die zich al dan niet onder andere in de door klager gehuurde woning en woningen van andere huurders van Mitros zou bevinden. Klager heeft Mitros in dat kader gevraagd om afgifte van asbestinventarisatierapporten. Verweerder staat Mitros bij.
1.2 Verweerder heeft in een brief van 15 maart 2013 aan de (toenmalig) advocaat van klager onder meer geschreven dat hij het gevraagde rapport uit juni 2011 van de asbestinventarisatie niet kon toesturen, ‘aangezien dit vol staat met informatie omtrent andere woningen van (huurders van) Mitros’.
1.3 Op 7 maart 2018 heeft de rechtbank Midden-Nederland een beschikking gewezen in een civielrechtelijke procedure tussen klager en Mitros over (kort gezegd) de asbestproblematiek en de informatieverschaffing in dat kader door Mitros aan klager. In die beschikking is door de rechtbank onder meer overwogen:

“De verklaring van Mitros dat het niet mogelijk is om het volledige rapport (…) uit 2011 aan [klager] te overhandigen, vanwege de privacy van de overige huurders die in dit rapport worden genoemd, komt de rechtbank vooralsnog aannemelijk voor.”

1.4 Op 5 februari 2020 heeft de rechtbank Midden-Nederland vonnis gewezen in een (andere) civielrechtelijke zaak tussen Mitros en klager. In het vonnis is onder meer overwogen:

“Ter onderbouwing van haar vorderingen stelt Mitros dat [klager], alhoewel in het deelgeschil reeds geoordeeld was dat de informatieverschaffing door Mitros niet onrechtmatig was, feitelijk onjuistheden, negatieve en schadelijke berichten over Mitros heeft gepubliceerd. (…)

Bij de beoordeling in reconventie stelt de kantonrechter voorop dat in de deelgeschilprocedure al is geoordeeld dat Mitros niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens [klager] en deze procedure dat oordeel niet verandert. Er bestaat geen aanleiding om te betwijfelen dat Mitros ook haar andere huurders voldoende heeft ingelicht of zal inlichten over de eventuele aanwezigheid van (niet-hechtgebonden) asbest en de woningen waar nodig tijdig saneert. Dat Mitros de kwestie rond de asbest in de doofpot tracht te stoppen is door [klager] niet onderbouwd en daarmee niet vast komen te staan. In dat licht beschouwd dient aan het belang van [klager] minder gewicht te worden toegekend dan aan het belang van Mitros en haar werknemers om verschoond te blijven van negatieve publiciteit, die op grond van de beslissing in de deelgeschilprocedure ongegrond is, alsmede aan haar belang dat haar relatie met de toezichthouder niet onnodig wordt geschaad.”

1.5 Klager heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. In hoger beroep heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwaren op 19 oktober 2021 onder meer overwogen:

“Het hof is overigens met Mitros eens dat [klager] in de processtukken niet altijd even nauwkeurig citeert uit de overgelegde producties en daaruit soms conclusies trekt die niet juist zijn. [Klager] schroomt niet om daarbij grote woorden te gebruiken zoals ‘doofpot affaire’ en ‘vervalste rapporten’ zonder dat hij daarvoor concreet en toetsbaar bewijs aandraagt.”

1.6 Op 27 juni 2020 heeft klager bij de deken een (eerste) klacht ingediend over verweerder. Bij beslissing van 14 juni 2021 (zaaknummer 20-917/AL/MN) is deze klacht door de voorzitter van de raad van discipline kennelijk ongegrond verklaard. Het door klager ingestelde verzet is bij beslissing van 7 maart 2022 door de raad van discipline ongegrond verklaard.
1.7 Op 19 september 2020 heeft klager bij de deken een tweede klacht ingediend over verweerder. Bij beslissing van 7 maart 2020 (zaaknummer 21-470/AL/MN) heeft de raad van discipline de klacht ongegrond verklaard. Klager heeft hoger beroep ingesteld. Het Hof van Discipline heeft de beslissing van de raad van discipline op 14 april 2023 bekrachtigd (kenmerk 220099).
1.8 Op 7 januari 2021 heeft klager bij de deken een derde klacht ingediend over verweerder. Bij beslissing van 7 maart 2022 (zaaknummer 21-482/AL/MN) heeft de raad van discipline de klacht ongegrond verklaard.
1.9 Op 1 september 2021 heeft klager bij de deken een vierde klacht ingediend over verweerder. Bij beslissing van 17 oktober 2022 (zaaknummer 22-639/AL/MN) is deze klacht door de voorzitter van de raad van discipline kennelijk ongegrond verklaard.
1.10 Op 17 februari 2023 is het hoger beroep in zaak 21-470/AL/MN mondeling behandelend bij het Hof van Discipline. Uit het proces-verbaal volgt dat verweerder op zitting onder meer heeft verklaard:

“Mijn standpunt uit eerste aanleg is ongewijzigd. U vraagt mij waarom ik de asbestinventarisatierapporten niet kon verstrekken wegens privacy redenen (klachtonderdeel a). Ik kan dit het beste uitleggen aan de hand van het verweer dat Mitros heeft gevoerd. Er waren een aantal jaren verstreken nadat het asbestonderzoek was uitgevoerd. De informatie die Mitros verstrekte was voor klager nooit voldoende. Klager voerde ook een campagne tegen medewerkers van Mitros en Mitros zelf. Hij wilde vervolgens meer informatie via de procedure verkrijgen. Toen heeft Mitros gezegd: ‘Wij kunnen geen informatie over andere huurders met u delen, gelet op de privacy van de andere bewoners.’ Alleen de informatie met betrekking tot zijn woning is gedeeld. Klager heeft zaken uit zijn verband gerukt. De privacy zag niet op de AVG, maar de privacy ziet erop dat Mitros geen informatie van andere huurders en woningen mag delen. Daar was ook geen nut en noodzaak toe. De kwestie is in drie instanties beoordeeld en daar is steeds dezelfde conclusie getrokken: “Mitros hoefde de asbestinventarisatierapporten niet te delen met klager’.

1.11 Op 26 maart 2023 heeft klager bij de deken deze (vijfde) klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door feitelijke informatie, waarvan hij weet of behoort te weten dat deze onjuist is, te verstrekken aan het Hof van Discipline tijdens de zitting waarop de klacht tegen hem werd behandeld.
2.2 Klager stelt dat verweerder vanaf het begin al het standpunt heeft gehad dat Mitros niet de volledige asbestinventarisatierapporten hoefde te verstrekken. Tijdens de zitting haalt verweerder er nogal veel onzin bij en legt vooral de zwarte piet bij klager. Terwijl verweerder juist degene was en is die zich steeds beriep op privacyaspecten (in alle drie de instanties). ‘De onzin en zwartmakerij’ die verweerder hierover te vertellen had is volgens klager terug te lezen in de aantekeningen van de griffier. Klager meent dat de basis van de escalatie is gelegen in het slechte advies van verweerder, te weten het privacy-argument. Verweerder heeft al in eerste instantie misbruik gemaakt van het privacy-aspect, aldus nog steeds klager.
2.3 Klager verwijst naar onder meer een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 16 december 2021 (naar aanleiding van een Wob-verzoek van klager) ter onderbouwing van zijn standpunt dat asbestinventarisatierapporten openbaar en voor een ieder toegankelijk horen te zijn en dat privacyaspecten slechts op vermelding van namen van natuurlijke personen van toepassing kunnen zijn.
2.4 In reactie op het verzoek van verweerder om een volgende klacht van klager niet te behandelen (zie hierna onder overweging 3.2) stelt klager dat juist verweerder misbruik van procesrecht maakt.

3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. Verweerder meent dat de klacht niet kan slagen omdat van de door klager gestelde feitelijke onjuistheden geen sprake is. Verweerder heeft daarbij verwezen naar een drietal uitspraken in de procedures tussen Mitros en klager. Mitros heeft van meet af aan gemeend dat het onwenselijk is dat klager zou beschikken over informatie van alle woningen die in het rapport zijn opgenomen. Verweerder geeft aan dat Mitros in haar standpunt is gesterkt door de de drie gerechtelijke uitspraken van 7 maart 2018, 5 februari 2020 en 19 oktober 2021 en meer specifiek de passages daarin zoals hiervoor onder paragraaf 1 opgenomen.
3.2 Verweerder wijst voorts op het feit dat klager blijft klagen en wraken waarbij hij steeds in het ongelijk gesteld wordt en dat dit misbruik van procesrecht oplevert. Verweerder verzoekt om die reden de raad om te bepalen dat nieuwe klachten die voortborduren op hetzelfde thema niet meer in behandeling genomen zullen worden.

4 BEOORDELING

Inhoudelijke beoordeling

4.1 De klacht ziet op uitlatingen van verweerder in een door klager aanhangig gemaakte tuchtprocedure tegen verweerder. Volgens klager heeft verweerder bij het Hof van Discipline feitelijke onjuistheden verklaard. De voorzitter is van oordeel dat daarvan geen sprake is. Klager is het niet eens met het door verweerder namens Mitros ingenomen standpunt. Dat maakt het standpunt en de door verweerder gedane uitlatingen echter niet onjuist. Uit de uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden blijkt dat het standpunt van Mitros (steeds) is gehonoreerd. Mitros is in de civielrechtelijke relatie met klager niet gehouden om nog aanvullende stukken te verstrekken.
4.2 Klagers verwijzing naar de uitspraak van 16 december 2021 gaat niet op, omdat dit een uitspraak betreft in de relatie tussen klager en de gemeente en niet in de relatie tussen klager en Mitros (en/of verweerder). Uit de verdere door klager verstrekte stukken blijkt evenmin dat verweerder feitelijk onjuiste informatie heeft verstrekt. De e-mail waar klager naar verwijst vormt geen bewijs voor zijn stelling, nog los van het feit dat de context van de e-mail onduidelijk is. In de memorie van antwoord (ingediend in het hoger beroep) geeft verweerder het standpunt van Mitros weer, te weten dat Mitros niet gehouden is om aan klager meer of andere stukken te verstrekken. Dit standpunt is civielrechtelijk onherroepelijk beoordeeld, zoals hiervoor al weergegeven. Het is niet aan de tuchtrechter om daar (opnieuw) over te oordelen.
4.3 De voorzitter is dan ook van oordeel dat verweerder geen feitelijk onjuiste informatie heeft verstrekt. Verweerder heeft een toelichting gegeven op het door hem, in de civielrechtelijke procedure, namens Mitros ingenomen standpunt. Dat stond hem vrij. De klacht is dan ook kennelijk ongegrond.

Misbruik van klachtrecht

4.4 Klager heeft in de afgelopen jaren over het handelen van verweerder (inclusief deze klacht) vijf maal tuchtrechtelijke klachten ingediend. Alle klachten zijn gerelateerd aan het geschil tussen klager en Mitros en verweerders bijstand aan Mitros in dat geschil. Alle klachten zijn steeds (kennelijk) ongegrond verklaard. Ook deze klacht wordt kennelijk ongegrond verklaard, zoals hiervoor overwogen.
4.5 De voorzitter overweegt verder dat uit de eerdere klachtprocedures volgt dat klager ondanks de duidelijke beslissingen van de tuchtrechter doorgaat met het indienen van klachten tegen verweerder. Daarmee, en met de wijze waarop hij de klachtprocedures voert, maakt hij misbruik van het klachtrecht uit de Advocatenwet. Klager werkt niet mee aan een voortvarende behandeling van de klachtzaken, onder meer door verschillende wrakingsverzoeken in te dienen. Deze zijn steeds afgewezen en de wrakingskamer heeft bepaald dat klagers wrakingsverzoeken moeten worden beschouwd als misbruik van het recht op wraking. Uit het door klager overgelegde proces-verbaal van het Hof van Discipline blijkt dat klager ook daar een wrakingsverzoek heeft gedaan, dat door het Hof wegens misbruik van procesrecht buiten behandeling is gesteld. Met deze vertragende wijze gebruikt klager het tuchtrecht niet waarvoor het is bedoeld, namelijk de controle op het functioneren van advocaten.
4.6 Door zijn hiervoor omschreven handelwijze – zowel de hoeveelheid (ongegronde) klachten als de herhaalde wrakingsverzoeken – maakt klager naar het oordeel van de voorzitter dan ook evident misbruik van het recht om te klagen. Een volgende klacht die op enigerlei wijze samenhangt met deze klacht en de vier voorgaande in deze beslissing genoemde klachten zal dan ook niet meer in behandeling genomen behoeven te worden, noch door de deken noch door de raad.

BESLISSING
De voorzitter verklaart:
- de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond;
- bepaalt dat een volgende klacht van klager tegen verweerder, zoals hiervoor is overwogen, niet meer in behandeling behoeft te worden genomen door de deken en de raad.

Aldus beslist door mr. M. Jansen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 september 2023.

Griffier Voorzitter

Verzonden d.d. 25 september 2023