ECLI:NL:TADRARL:2023:294 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-409/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:294
Datum uitspraak: 18-09-2023
Datum publicatie: 27-11-2023
Zaaknummer(s): 23-409/AL/MN
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij. Op grond van het klachtdossier kan niet worden vastgesteld dat verweerder feiten heeft gesteld waarvan hij de onwaarheid kende of redelijkerwijs kon kennen. Verweerder behartigt uitsluitend de belangen van zijn cliënte en hij mocht daarbij afgaan op de juistheid van de informatie die hij van zijn cliënte had gekregen. Verder heeft verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door een kort geding aan te zeggen. Het stond verweerder vrij om daartoe in het belang van zijn cliënte over te gaan. Daarbij is het niet gebleken dat de belangen van klager onevenredig zijn geschaad. De klacht is in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 18 september 2023
in de zaak 23-409/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over
verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 15 juni 2023 met kenmerk Z 2198355/FB/SD, door de raad digitaal ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is verwikkeld geweest in een echtscheidingsprocedure. Verweerder heeft de ex-echtgenote van klager bijgestaan in een hoger beroep over de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en in een geschil over de verkoop van de voormalige echtelijke woning (hierna ook: de woning). Klager is bijgestaan door een andere advocaat.
1.2 Klager en zijn ex-echtgenote hebben in hoger beroep een schikking getroffen over de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden. Op grond van deze schikking is aan klager de voormalige echtelijke woning toegescheiden en is bepaald dat de woning wordt verkocht wanneer blijkt dat klager deze woning niet kan overnemen. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in een beschikking van 12 juni 2022 overeenkomstig de schikking beslist.
1.3 In oktober 2022 is verweerder namens zijn cliënte een kort geding gestart tot verkoop van de woning. In reconventie heeft klager gevorderd dat de woning aan hem wordt toegedeeld met veroordeling van zijn ex-echtgenote in de helft van de kosten van reparatiewerkzaamheden aan het dak.
1.4 Bij vonnis in kort geding van 28 oktober 2022 heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de woning moet worden verkocht en dat het vonnis in de plaats treedt van de voor de verkoop en overdracht van de woning noodzakelijke wilsverklaringen voor zover klager weigert daaraan mee te werken. De vordering van klager in reconventie is afgewezen.
1.5 Op 1 november 2022 heeft verweerder de advocaat van klager gevraagd hem te bevestigen dat klager meewerkt aan de verkoop van de woning.
1.6 Op 19 december 2022 heeft verweerder de advocaat van klager bericht dat hij klager aansprakelijk wordt gesteld voor alle schade die hij toebrengt aan de woning als gevolg waarvan wordt gevreesd voor een waardedaling.
1.7 Op 20 december 2022 heeft een deurwaarder het vonnis in kort geding aan klager betekend.
1.8 Op 20 januari 2023 heeft verweerder bij de advocaat van klager een kort geding tot ontruiming van de woning aangekondigd onder toezending van de concept dagvaarding in kort geding.
1.9 Op 24 januari 2023 heeft verweerder de advocaat van klager gevraagd te bevestigen dat klager getekend heeft voor de verkoopopdracht. Ook heeft verweerder klager gesommeerd om zich richting potentiële kopers te onthouden van mededelingen over een geschil met de achterburen en om alle sleutels in te leveren bij de makelaar. Dezelfde dag heeft klagers advocaat verweerder gevraagd de vordering voor wat betreft de dwangsommen in te trekken, omdat klager meewerkt aan de verkoop van de woning en hij deze ook heeft verlaten.
1.10 Op 25 januari 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
1.11 Op 21 februari 2023 heeft de hypotheekhouder een veiling van de woning aangekondigd vanwege een executoriaal beslag van een dakdekker.
1.12 Op 27 februari 2023 hebben verweerder en de advocaat van klager met elkaar gemaild over het gelegde beslag. In deze mailwisseling heeft verweerder klager aansprakelijk stelt voor de door het gelegde beslag geleden schade.
1.13 Na akkoord van de beslaglegger met de verkoop en stopzetting van de veiling heeft verweerder de advocaat van klager op 9 maart 2023 een voorstel gedaan over de wijze waarop de schade wordt vastgesteld. Ook heeft verweerder klager gesommeerd zich te onthouden van mededelingen over het burengeschil richting derden.
1.14 Op 13 maart 2023 heeft de advocaat van klager aan verweerder bevestigd dat klager zich richting derden niet uitlaat over het burengeschil. In hetzelfde bericht is vermeld dat klager tot de notariële levering weer in de woning gaat wonen en dat de aansprakelijkheid van klager voor de waardedaling van de woning van de hand wordt gewezen.
1.15 Vanaf 15 maart 2023 heeft de makelaar de onderhandse verkoop van de woning opgepakt. De woning is uiteindelijk voor een lager bedrag verkocht dan het bedrag dat klager had geboden.
 
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:
a) verweerder heeft feiten gesteld waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen. Klager stelt dat verweerder in het hoger beroep en in het kort geding ten onrechte heeft gesteld dat klager de overname van de woning niet kon financieren. Volgens klager heeft verweerder in de concept kort geding dagvaarding ten onrechte gesteld dat hij niet meewerkt aan de verkoop van de woning door de woning te beschadigen, zich onbehoorlijk jegens de makelaar te gedragen en het deze onmogelijk te maken om foto’s te maken, en dat hij met potentiële kopers praat over een burengeschil. Ook heeft verweerder klager diverse keren ten onrechte aansprakelijk gesteld voor de als gevolg daarvan ontstane waardedaling. Verweerder heeft op een oneigenlijke wijze voor zijn cliënte geprobeerd meer te krijgen dan waar ze conform de door de makelaar bindend vastgestelde waarde recht op heeft. Tot slot heeft verweerder in de concept kort geding dagvaarding ten onrechte gesteld dat klager niet wil meewerken aan ontruiming van de woning. Klager verwijst bij dit klachtonderdeel naar de e-mails van zijn advocaat van 24 januari 2023 en 13 maart 2023;
b) verweerder heeft klager onder druk gezet met een kort geding dan wel is onnodig een kort geding tegen klager gestart. Volgens klager was het volstrekt onnodig om een kort geding tot ontruiming aan te zeggen, omdat hij de woning na de betekening van het kort geding vonnis de woning al had verlaten. Klager stelt dat zijn verblijf in de woning niet in de weg stond aan verkoop van de woning, omdat hij de verkoopopdracht had getekend en zijn ex-echtgenote vervangende toestemming voor verkoop en overdracht van de woning had verkregen. Volgens klager was hij in staat de overname van de woning te financieren en heeft hij ook twee keer een bod gedaan, maar blijkt de woning voor een lager bedrag verkocht te zijn.
2.2 De voorzitter zal hierna bij de beoordeling, waar nodig, op de stellingen en stukken van klager ingaan.

3 VERWEER
3.1 Verweerder voert verweer tegen de klacht en betwist dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerder voert aan dat klager in beide procedures door een advocaat is bijgestaan en dat van een onjuiste voorstelling van feiten niet is gebleken. Volgens verweerder is het feitelijk juist dat zijn cliënte zich op het standpunt stelde dat klager niet heeft meegewerkt aan de verkoop van de woning en dat klager niet aan het verzoek heeft voldaan om in het bijzijn van potentiële kopers geen mededelingen te doen over een conflict met de achterburen. Ook wijst verweerder erop dat is gebleken dat schade aan de woning is toegebracht en dat de makelaar klager niet aanwezig wilde hebben bij bezichtigingen van de woning. Tot slot voert verweerder aan dat geen sprake is geweest van het nodeloos schenden van de belangen van klager.
3.2 De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING

Het toetsingskader

4.1 De klacht gaat over verweerder als advocaat van de wederpartij van klager. Deze advocaat geniet een grote mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënte te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid wordt onder meer beperkt als gebruikmaking daarvan tot gevolg heeft dat de belangen van de wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Zo mag de advocaat (a) geen feiten poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (b) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënte de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt verder dat de advocaat de belangen van zijn cliënte dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat de cliënte hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat hoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënte wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënte strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

De voorzitter verklaart klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond

4.2 De voorzitter stelt voorop dat hij in deze klachtprocedure geen oordeel kan geven over de inhoud van het hoger beroep en het geschil over de verkoop van de woning. Dat oordeel is voorbehouden aan de civiele rechter.
4.3 De voorzitter kan op grond van het klachtdossier niet vaststellen dat verweerder in het hoger beroep en in het kort geding over de voormalige echtelijke woning feiten heeft gesteld waarvan hij de onwaarheid kende of redelijkerwijs kon kennen. Verweerder heeft in beide procedures uitsluitend de belangen van zijn cliënte behartigd en het stond hem vrij om namens en in overleg met zijn cliënte te stellen dat klager de overname van de woning niet kan financieren en dat klager niet meewerkt aan de verkoop van de woning. In dat verband heeft verweerder mogen afgaan op de juistheid van de informatie die hij van zijn cliënte had gekregen, waaronder e-mails van de makelaar. Het is de voorzitter niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder deze informatie had moeten verifiëren. Het is duidelijk dat klager daar anders over denkt, maar dat betekent niet dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld door in het hoger beroep en het kort geding namens zijn cliënte standpunten in te nemen die lijnrecht tegenover de standpunten van klager staan. Dat is nu eenmaal hoe een juridische procedure verloopt. Daarbij betrekt de voorzitter dat klager in beide procedures ook door een advocaat is bijgestaan die de standpunten van klager naar voren heeft kunnen brengen en verweer heeft kunnen voeren tegen de stellingen van zijn ex-echtgenote.
4.4 Voor wat betreft de aansprakelijkstelling voor de door de cliënte van verweerder gestelde ontstane waardedaling van de woning en het door verweerder namens zijn cliënte ingenomen standpunt dat klager niet wil meewerken aan ontruiming van de woning, is het de voorzitter ook niet gebleken dat verweerder daarmee de grenzen van de hem toekomende vrijheid als advocaat van de wederpartij van klager heeft overschreden. Het stond verweerder vrij om op deze wijze in het belang van zijn cliënte te handelen. Van een oneigenlijke wijze, zoals klager heeft gesteld, is de voorzitter niet gebleken en daar bieden de dossierstukken ook geen aanknopingspunten voor. Klachtonderdeel a) is daarom kennelijk ongegrond.

De voorzitter verklaart klachtonderdeel b) kennelijk ongegrond

4.5 Daarbij is het de voorzitter niet gebleken dat de belangen van klager onevenredig zijn geschaad. Het feit dat klager deze aanzegging onnodig vindt, betekent niet dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. Voor wat betreft het uiteindelijke bedrag waar de woning uiteindelijk voor is verkocht, is het de voorzitter niet gebleken dat verweerder daar op enigerlei wijze bij betrokken is geweest. Van klachtwaardig handelen van verweerder is dan ook geen sprake. Klachtonderdeel b) is daarom kennelijk ongegrond.

BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.F. van den Berg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 september 2023.

Griffier                                                                                                                                                 Voorzitter

Verzonden d.d. 18 september 2023