ECLI:NL:TADRARL:2023:274 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-578/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:274
Datum uitspraak: 23-10-2023
Datum publicatie: 13-11-2023
Zaaknummer(s): 22-578/AL/MN
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij. Hoewel de raad begrijpt dat de door verweerster gemaakte opmerking over de vader van klaagster door klaagster persoonlijk als kwetsend wordt ervaren, zeker vanwege het overlijden van haar vader drie maanden later, is de opmerking objectief gezien niet onnodig grievend. De opmerking van verweerster is misschien ongelukkig geformuleerd, maar het stond verweerster in het belang van haar cliënte vrij om de gegeven reden voor de afwezigheid van de vader van klaagster vanwege de aard van het geschil in twijfel te trekken dan wel om daar een enigszins cynische reactie op te geven. Het is de raad uit het klachtdossier niet gebleken dat verweerster op dat moment op de hoogte was van de ziekte van de vader van klaagster en de ernst daarvan en verweerster heeft ook ontkend dat zij dit wist. Klacht ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 23 oktober 2023
in de zaak 22-578/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:

klaagster
over
verweerster
gemachtigde: mr. [S], advocaat te [H]

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 1 juli 2021 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 14 juli 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1479536/BD/SD van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 28 augustus 2023. Daarbij waren klaagster, verweerster en de gemachtigde van verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail van de gemachtigde van verweerster van 28 juli 2022 met bijlage en van de e-mail van klaagster van 1 augustus 2022.

2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klaagster is verwikkeld geweest in een huurgeschil met de cliënte van verweerster. In dat kader heeft klaagster de cliënte van verweerster op 20 augustus 2020 gedagvaard vanwege een huurachterstand.
2.3 Op 26 januari 2021 heeft de kantonrechter de vordering van klaagster mondeling behandeld. Van deze mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt. Daarin is onder meer het volgende opgenomen:

[Klaagster] dan wel haar gemachtigde heeft ter zitting als volgt verklaard:

14. [De vader van klaagster] zegt dat er niet contant is betaald. Hij is ziek.
15. Gedaagde partij kan niet zomaar zeggen dat dat toevallig is. U weet niet wat er is, het gaat niet goed met meneer.
(…)
‘[Verweerster] heeft zich van een pleitnota bediend. Vervolgens heeft [de cliënte van verweerster] dan wel haar gemachtigde als volgt verklaard:

7. Het is wel toevallig dat [de vader van klaagster] nu ziek is.
8. Het punt is dat de verhuurder niet aanwezig is. (…) Al zou [klaagster] beheerder zijn, ze had een lastgeving moeten aantonen. Nergens blijkt uit dat [klaagster] deze procedure tegen [de cliënte van verweerster] mocht starten.’

 
2.4 Bij vonnis van 3 maart 2021 heeft de kantonrechter klaagster niet-ontvankelijk verklaard.
 
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door zich op de zitting van 26 januari 2021 minachtend en onnodig grievend ten opzichte van klaagster uit te laten over de afwezigheid van haar vader. Volgens klaagster heeft verweerster zich op respectloze wijze over de ziekte van de vader van klaagster gesproken door in twijfel te trekken dat haar vader ziek was, terwijl hij ernstig ziek was en onderliggend lijden had. Klaagster stelt dat verweerster niet op die manier over haar vader had mogen spreken. De vader van klaagster is een paar weken na de zitting overleden. In het kader van haar klacht wijst klaagster op gedragsregel 7 waarin is bepaald dat de advocaat zich niet onnodig grievend dient uit te laten.
3.2 De raad zal hierna bij de beoordeling, waar nodig, op de stellingen en stukken van klaagster ingaan.
 
4 VERWEER
4.1 Verweerster voert verweer tegen de klacht en betwist dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. In dat verband voert verweerster aan dat zij op de zitting van 26 januari 2021 de ziekte van de vader van klaagster inderdaad heeft betwist en heeft afgedaan als een ongeloofwaardig verhaal, omdat uit de stukken niet bleek dat de vader van klaagster ziek was. Volgens verweerster had de advocaat van klaagster dan maar moeten aantonen dat de vader van klaagster ziek was. Verder voert verweerster aan dat zij tuchtrechtelijk juist heeft gehandeld vanwege het ontbreken van bewijs over de ziekte van de vader van klaagster en het belang dat zij voor haar cliënte nastreefde, de niet ontvankelijkverklaring van klaagster. Tot slot voert verweerster aan dat zij niet onnodig grievend is geweest, maar dat zij zich kan voorstellen dat klaagster zich gegriefd heeft gevoeld door de wijze waarop zij zich heeft geuit over de ziekte van haar vader en dat spijt verweerster.
4.2 De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING

Het toetsingskader

5.1 De raad stelt voorop dat de tuchtrechter bij de beoordeling van een over een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten toetst aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Daarbij is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, vanwege ook het open karakter van de wettelijke norm, daarbij wel van belang zijn (direct of analoog). Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.
5.2 De raad stelt vast dat de klacht gaat over een uitlating van verweerster als advocaat van de wederpartij van klaagster. Daarbij is het uitgangspunt dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid heeft om de belangen van haar cliënte te behartigen op de wijze die haar passend voorkomt. Deze vrijheid wordt onder meer beperkt als gebruikmaking daarvan tot gevolg heeft dat de belangen van de wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Zo mag de advocaat zich niet onnodig grievend uitlaten over de wederpartij. De raad verklaart de klacht ongegrond
5.3 De raad is op grond van het klachtdossier en de ter zitting afgelegde verklaringen van oordeel dat verweerster de grenzen van de vrijheid die zij als advocaat van de wederpartij van klaagster heeft niet heeft overschreden. Hoewel de raad begrijpt dat de door verweerster op 26 januari 2021 gemaakte opmerking over de vader van klaagster door klaagster persoonlijk als kwetsend wordt ervaren, zeker vanwege het overlijden van haar vader drie maanden later, is de opmerking objectief gezien niet onnodig grievend. De opmerking van verweerster is misschien ongelukkig geformuleerd, maar het stond verweerster in het belang van haar cliënte vrij om de gegeven reden voor de afwezigheid van de vader van klaagster vanwege de aard van het geschil in twijfel te trekken dan wel om daar een enigszins cynische reactie op te geven. Het is de raad uit het klachtdossier niet gebleken dat verweerster op dat moment op de hoogte was van de ziekte van de vader van klaagster en de ernst daarvan en verweerster heeft ook ontkend dat zij dit wist.
5.4 Omdat verweerster met haar opmerking niet onnodig grievend en dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, is de klacht ongegrond.

BESLISSING
De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. H.K. Scholtens en A.W. Siebenga, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2023.
    
Griffier                                                                                                                                              Voorzitter

Verzonden d.d. 23 oktober 2023