ECLI:NL:TADRARL:2023:267 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-444/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:267
Datum uitspraak: 18-09-2023
Datum publicatie: 02-11-2023
Zaaknummer(s): 23-444/AL/GLD
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht over de advocaat van de wederpartij in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 18 september 2023
in de zaak 23-444/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:

klaagster
over
verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 29 juni 2023 met kenmerk K 22/110 en van de in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail van klaagster met bijlagen van 8 juli 2023 en de e-mail van verweerster met bijlagen van 31 juli 2023.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 In 2011 hebben klaagster en haar (inmiddels) ex-partner hun relatie en samenlevingsovereenkomst beëindigd. Klaagster en haar ex-partner zijn ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van de voormalige woning.
1.2 De ex-partner van klaagster heeft verweerster benaderd met het verzoek om hem bij te staan met betrekking tot de verdeling/verkoop van de gezamenlijke woning.
1.3 Op verzoek van verweerster heeft de ex-partner van klaagster bij de woningbouwvereniging informatie opgevraagd. In een e-mail van 8 december 2020 aan de woningbouwvereniging heeft de ex-partner het volgende geschreven:

Bedankt voor uw antwoord, het gaat alleen niet om mij maar om mijn ex-partner [F.S.], die op dit moment nog in ons gezamenlijke koophuis woont sinds 2003, het gaat om het adres [adres] [postcode] in [plaats]. Wij hebben een bepaalde constructie om de kosten voor de hypotheek als alimentatie te beschouwen. Deze constructie wil ik niet meer en wil het huis verkopen, of zij zal mij uit moeten kopen, inmiddels heb ik een advocaat/mediator ingeschakeld en zij wil graag weten wat dan de wachttijd voor [F.S.] zal zijn om een eengezinswoning te gaan huren in [plaats] (geen flat). Of is er sprake van urgentie voor haar?

1.4 De woningbouwvereniging heeft op 10 december 2020 als volgt gereageerd:

Op basis van naam en woonplaats heb ik de gegevens van uw partner [F.S.] gevonden op de site van entree. Wanneer uw partner vanaf 2003 woonachtig is op het adres [adres] in [plaats] dan bedraagt de meettijd ruim 17 jaar. (…)

1.5 In een brief van 20 januari 2021 heeft verweerster aan klaagster bericht dat zij haar ex-partner bijstaat en dat hij de woning wenst te verkopen.
1.6 In eerste instantie hebben partijen geprobeerd om samen tot een oplossing te komen. Dat is niet gelukt.
1.7 Op 24 juni 2021 heeft verweerster klaagster namens haar cliënt gedagvaard.
1.8 Op 21 juli 2021 heeft de rechtbank Gelderland, team kanton en handelsrecht, vonnis gewezen. Kort gezegd is klaagster veroordeeld om haar medewerking te verlenen aan het te gelde maken van de woning.
1.9 Op 24 augustus 2022 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) in strijd met de onafhankelijkheid zoals opgenomen in gedragsregel 2 en artikel 10a van de Advocatenwet op te treden.
b) privégegevens van mij op te vragen bij de woningbouwvereniging.
c) zich in strijd met gedragsregel 7 onnodig grievend jegens klaagster uit te laten.

3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klaagster. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.
4.2 Naar vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline dient de tuchtrechter bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, onder andere inhoudende dat advocaten zich dienen te onthouden van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Artikel 10a van de Advocatenwet bevat de kernwaarden, zoals onafhankelijkheid, (financiële) integriteit, partijdigheid en vertrouwelijkheid die advocaten bij de uitoefening van hun beroep in acht dienen te nemen. Het optreden van verweerster dient aan de hand van deze maatstaf beoordeeld te worden.
Klachtonderdeel a)
4.3 In dit klachtonderdeel heeft klaagster aangevoerd dat verweerster bevriend is met de zus van de cliënt van verweerster en dat zij daarom niet had mogen optreden voor deze cliënt. De voorzitter overweegt hierover dat er geen regel is die een advocaat verbiedt om een cliënt bij te staan met wie hij bevriend is. Op grond van de gedragsregels en de kernwaarde onafhankelijkheid moet een advocaat er wel voor waken dat hij ten opzichte van zijn cliënt de onafhankelijkheid bezit om hem deugdelijk te adviseren en in rechte te vertegenwoordigen. Verweerster heeft verklaard dat zij zich voldoende onafhankelijk naar haar cliënt kon opstellen. Ook heeft verweerster naar voren gebracht dat er voor haar geen enkele sprake was van een persoonlijk belang bij de uitkomst van de zaak. Gelet op dit verweer van verweerster en omdat uit de stukken op geen enkele manier is gebleken dat de onafhankelijkheid van verweerster in deze zaak in gevaar is gekomen, is naar het oordeel van de voorzitter geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Dit klachtonderdeel wordt daarom kennelijk ongegrond verklaard.
Klachtonderdeel b)
4.4 De voorzitter stelt vast dat de cliënt van verweerster op advies van verweerster schriftelijk bij de woningbouwvereniging heeft gevraagd wat de wachttijd voor klaagster (de ex-partner van de cliënt van verweerster) zal zijn om een eengezinswoning te gaan huren in Renkum. De voorzitter is van oordeel dat het verweerster vrij stond om haar cliënt te vragen om dat te doen. Dat verweerster hiermee de belangen van klaagster heeft geschaad, is niet gebleken. Dit klachtonderdeel wordt daarom kennelijk ongegrond verklaard.
Klachtonderdeel c)
4.5 Klaagster stelt ten slotte dat verweerster zich onnodig grievend over haar heeft uitgelaten door haar als een dief neer te zetten. Dit blijkt volgens klaagster uit het vonnis. De voorzitter is van oordeel dat uit het vonnis van de rechtbank niet blijkt dat klaagster door verweerster is neergezet als dief. Wel heeft verweerster namens haar cliënt de vordering om mee te werken aan het te gelde maken van de woning, onderbouwd. Verweerster heeft onder meer aangevoerd dat klaagster niet heeft willen meewerken aan de verkoop van de woning en dat niet is gebleken dat klaagster niet in staat in om te werken. De voorzitter is van oordeel dat uit dit vonnis, en de rest van het klachtdossier, niet is gebleken dat verweerster zich op een onnodig grievende wijze over klaagster heeft uitgelaten. Dat betekent dat ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond wordt verklaard.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 september 2023.

Griffier                                                                                                                                              Voorzitter

Verzonden d.d. 18 september 2023