ECLI:NL:TADRARL:2023:260 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-358/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:260
Datum uitspraak: 21-08-2023
Datum publicatie: 02-11-2023
Zaaknummer(s): 23-358/AL/MN
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: De voorzitter verklaart een klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 21 augustus 2023
in de zaak 23-358/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:

klager 1
klaagster 2

tezamen ook: klagers
gemachtigde: mr. [G]
over
verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 30 mei 2023 met kenmerk Z 2135223, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerder staat de verhuurder van een bedrijfspand bij. Dit pand wordt door klaagster 2. gehuurd. Klager 1. is enig aandeelhouder en bestuurder van klaagster 2. Beiden worden bijgestaan door gemachtigde.
1.2 Op 18 september 2021 heeft de gemachtigde van klagers verweerder per e-mail aangeschreven in verband met een eerdere brief van verweerder en vermeldt daarin dat mr. B. in de cc staat, omdat zij de cliënte van verweerder binnenkort zal aanschrijven over een andere kwestie.
1.3 Verweerder heeft op 20 september 2021 mr. B. aangeschreven en aangeven dat hij de advocaat van de verhuurder is.
1.4 In een e-mail van 12 oktober 2021 heeft verweerder nogmaals mr. B. aangeschreven en gevraagd  of zij bij de procedure als advocaat betrokken is.
1.5 Nadat mr. B. hierop niet reageerde, heeft verweerder telefonisch contact met haar gezocht. In dat contact heeft mr. B. aan verweerder laten weten van niets te weten en geen opdracht te hebben van klager 2.
1.6 Bij (aangetekende) brief van 17 december 2021 heeft verweerder namens zijn cliënte de huurovereenkomst met klager 2. opgezegd. Deze brief is ook verzonden aan klager 1. Afschriften van deze brieven zijn tevens per e-mail verzonden aan de gemachtigde van klagers.
1.7 Vervolgens is er tussen de gemachtigde van klagers en verweerder e-mailcorrespondentie gevoerd, onder meer over de stelling van de gemachtigde van klagers dat de brief van verweerder aan klagers van 17 december 2021 in strijd is met gedragsregel 25. 
1.8 Op 3 november 2022 hebben klagers bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) zich rechtstreeks in verbinding met hen te stellen, terwijl hij wist dat zij door een gemachtigde, dan wel advocaat werden bijgestaan;
b) feiten te stellen waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen.

3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING

Beoordelingskader

4.1 De voorzitter stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.
 
Klachtonderdeel a)

4.2 Klagers verwijten verweerder dat hij zich - in strijd van gedragsregel 25 - door middel van een brief van 17 december 2021 rechtstreeks met hen in verbinding heeft gesteld, terwijl hij wist dat zij door een gemachtigde of een advocaat werden bijgestaan.
4.3 Gedragsregel 25 bepaalt dat de advocaat zich met een partij betreffende een aangelegenheid, waarin deze naar hij weet door een advocaat wordt bijgestaan, niet anders in verbinding stelt dan door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze laatste hem toestemming geeft rechtstreeks met die partij in verbinding te treden.
4.4 De raad stelt op grond van de stukken vast dat verweerder zich op diverse momenten ervan heeft vergewist of klagers werden bijgestaan door een advocaat. Hij heeft dit gedaan door zich in verbinding te stellen met de door de gemachtigde van klagers genoemde advocaat, die in eerste instantie helemaal niet reageerde en later heeft laten weten niet voor hen op te treden. In ieder geval heeft deze advocaat nooit bevestigd voor klagers op te treden, noch heeft deze advocaat of een andere advocaat zich tussentijds, dan wel op enig moment (alsnog) bij verweerder als advocaat van klagers gemeld. Van ongeoorloofde rechtstreekse correspondentie tussen een advocaat met de wederpartij is dan ook niet gebleken.
4.5 De voorzitter overweegt verder dat deze gedragsregel niet ziet op de situatie dat een partij door een gemachtigde, niet zijnde een advocaat, wordt bijgestaan. Verweerder heeft daarom niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de door klagers genoemde brief aan klagers (en niet alleen aan hun gemachtigde) te sturen.
4.6 Gelet op het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat van tuchtrechtelijke verwijtbaar handelen geen sprake is. Dit klachtonderdeel wordt daarom kennelijk ongegrond verklaard.
 
Klachtonderdeel b)

4.7 Klagers hebben gesteld dat verweerder feiten heeft gesteld waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen. De voorzitter begrijpt dat klagers doelen op de door verweerder namens zijn cliënte gedane mededelingen dat er sprake was van verhuur ‘as is’ en dat uit de overeenkomst geen enkele aanspraak kon worden afgeleid tot het treffen van bepaalde maatregelen of tot het vergoeden van beweerdelijk ontstane schade.
4.8 De voorzitter is hierover van oordeel dat niet vast is komen te staan dat deze informatie in strijd met de waarheid was en ook niet dat verweerder van die gestelde onwaarheid wist dan wel redelijkerwijs kon weten. Verweerder mocht uitgaan van de juistheid van deze door zijn cliënte verschafte gegevens en hij was niet gehouden om de juistheid daarvan te verifiëren. Dat betekent dat ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond wordt verklaard.

BESLISSING
De voorzitter verklaart:
- de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2023.

Griffier                                                                                                                                                Voorzitter

Verzonden d.d. 21 augustus 2023