ECLI:NL:TADRARL:2023:259 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-270/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:259
Datum uitspraak: 21-08-2023
Datum publicatie: 02-11-2023
Zaaknummer(s): 23-270/AL/GLD
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Overname van zaken
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 21 augustus 2023
in de zaak 23-270/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over
verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 17 april 2023 met kenmerk K 22/121, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 In een e-mail van 26 september 2022 (te 15:06 uur) heeft klager een eerdere aan verweerder gerichte e-mail (van 26 september 2022 om 11:04 uur) aan verweerder, betreffende de overname van een zaak, doorgestuurd.
1.2 In een e-mail van 26 september 2022 (15:13 uur) aan verweerder heeft klager het volgende geschreven:

Inmiddels heb ik u via de e-mail 2 x gevraagd het dossier van de heer [K.] aan mij af te geven. U beweert glashard dat u mijn beide mails niet gehad heeft. U gaat de zaak kennelijk met mij op de spits drijven. Daarop zeg ik u dat u dat beter niet kunt doen. Nogmaals vraag ik u het dossier van de heer [K.] zonder verder gedoe uiterlijk morgen aan mij dan wel aan de heer [K.] af te geven.

1.3 In een e-mail van 26 september 2022 heeft verweerder het door klager verzochte dossier aan klager gestuurd en het volgende geschreven:

Zojuist geeft u aan dat u al 2 x het dossier van uw nieuwe cliënt hebt opgevraagd. Dat is echter niet juist. U hebt het dossier ongeveer 10 minuten voor uw tweede mailtje van vandaag 15:13 uur opgevraagd en dus 1x. Ik kan niet onmiddellijk alles uit handen laten vallen omdat u een mailtje stuurt. Het lijkt wel of u beetje aangebrand bent. Uw veronderstelling dat ik erop uit zou zijn om iets op de spits te drijven is volkomen onjuist en nergens op gebaseerd. Daar ben ik in het geheel niet op uit. Graag wens ik u veel succes met de verdere behandeling van de zaak.”

1.4 Op 29 september 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) ten onrechte te betwisten dat hij mijn e-mail van 26 september 2022 van 11:04 uur heeft ontvangen. Het is onmogelijk dat van alle e-mails alleen deze e-mail niet is ontvangen;
b) ten onrechte in zijn handelsnaam de aanduiding “advocaten” te gebruiken terwijl hij de praktijk alleen en zelfstandig uitoefent;
c) ten onrechte op zijn website te vermelden dat aan het kantoor specialisten en medewerkers zijn verbonden, terwijl hij de praktijk alleen uitoefent;
d) ten onrechte niet slechts in één arrondissement en op één locatie kantoor te houden. Verweerder houdt in zowel Apeldoorn als Amersfoort kantoor;
e) ten onrechte op zijn website te stellen dat hij lid is van de vereniging voor Letselschade Advocaten (LSA);
f) in strijd met het bepaalde in artikel 12 lid 1 van de Advocatenwet geen kantoor te houden.

3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING
4.1 Naar vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline dient de tuchtrechter bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toetsing betrekt de tuchtrechter de kernwaarden zoals omschreven in art. 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de wettelijke norm, daarbij wel van belang zijn (direct of analoog). Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld (HvD 17 oktober 2016, ECLI:NL:TAHVD:2016:182).

Klachtonderdeel a)

4.2 Klager stelt dat verweerder ten onrechte geeft geschreven dat hij een e-mail van klager niet heeft ontvangen. Verweerder heeft verklaard dat hij deze e-mail niet heeft ontvangen. Bij deze stand van zaken is de juistheid van de stelling van klager dat verweerder deze e-mail heeft ontvangen (en hij dat ten onrechte heeft betwist), niet vast komen te staan. Het feit dat verweerder andere e-mails van klager wel heeft ontvangen, wat door klager als (enige) onderbouwing voor dit klachtonderdeel is gegeven, maakt dat niet anders. Dat betekent dat dit klachtonderdeel ongegrond wordt verklaard.

Klachtonderdelen b), c), d), e) en f)

4.3 Uitgangspunt is dat het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat niet aan eenieder toekomt, maar slechts aan degene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken, die op grond van artikel 46f Advocatenwet de bevoegdheid heeft tegen een advocaat gerezen bezwaren ter kennis van de raad te brengen. Klager heeft in zijn klachtbrief niet gesteld dat hij door het in deze klachtonderdelen genoemde handelen en nalaten van verweerder in enig belang is of kan worden getroffen en dat is op grond van het klachtdossier ook niet gebleken. Dat betekent dat al deze klachtonderdelen kennelijk niet-ontvankelijk zullen worden verklaard.

BESLISSING
De voorzitter verklaart:
klachtonderdeel a), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond;
klachtonderdeel b) tot en met f) kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2023.

Griffier                                                                                                                                      Voorzitter
 
Verzonden d.d. 21 augustus 2023