ECLI:NL:TADRARL:2023:232 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-915/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2023:232 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-09-2023 |
Datum publicatie: | 20-09-2023 |
Zaaknummer(s): | 22-915/AL/GLD |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij. Klaagster en (nu) haar ex-man waren verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. In de aanloop naar de echtscheiding hebben zij een mediationtraject gevolgd. Dat heeft echter niet geleid tot concrete afspraken. Er is ook niets op papier gezet. In de echtscheidingsprocedure in hoger beroep worden door verweerster stukken ingebracht die afkomstig zijn uit de mediation. Volgens klaagster heeft verweerster hiermee de geheimhoudingsplicht geschonden die partijen bij het begin van de mediation zijn overeengekomen. De raad stelt voorop dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. In dit geval echter is de raad van oordeel dat het verweerster niet vrij stond de informatie en stukken uit de mediation zonder overleg met de wederpartij in de procedure te gebruiken. Waarschuwing. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 18 september
2023
in de zaak 22-915/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 30 mei 2022 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 21 november 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 22/67 van de
deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 26 juni 2023. Daarbij waren
klaagster en verweerster aanwezig. Klaagster werd bijgestaan door haar gemachtigde
mr. [K]. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op
de inventarislijst genoemde bijlagen 1.1 tot en met 4.1. Van de zijde van verweerster
is op 13 juni 2023 nog een emailbericht met productie 5 binnengekomen. Van de zijde
van klaagster is daartegen bezwaar gemaakt ter zitting. De raad heeft geen kennisgenomen
van dit stuk, omdat dit te laat is ingediend en er bezwaar is gemaakt door de wederpartij.
Dit stuk is dan ook niet in de beoordeling betrokken.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op
de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Klaagster en haar man zijn van echt gescheiden. In de aanloop naar de echtscheiding
hebben klaagster en haar echtgenoot een mediationtraject gevolgd. De mediation is
voortijdig beëindigd zonder dat er afspraken zijn vastgelegd in een overeenkomst en
daarvoor is getekend, waarna klaagster en haar echtgenoot zich ieder tot een advocaat
hebben gewend. In de echtscheidingsprocedure heeft verweerster de echtgenoot van klaagster
bijgestaan. Klaagster is bijgestaan door mr. [K]. Van de beschikking van de rechtbank,
waarin de echtscheiding is uitgesproken en de verdeling van de echtelijke woning is
vastgesteld, is door verweerster, namens de echtgenoot van klaagster, hoger beroep
ingesteld. In het beroepschrift worden stellingen ingenomen ten aanzien van de verdeling
van de woning en daarbij worden stukken overgelegd die afkomstig zijn uit het mediationtraject.
Daarvoor is aan klaagster en/of haar advocaat geen toestemming gevraagd. Aan het verzoek
van de advocaat van klaagster aan verweerster om het beroepschrift te rectificeren
of het hoger beroep in te trekken is geen gevolg gegeven.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door inbreuk te hebben gemaakt
op de in het kader van de mediation overeengekomen geheimhouding.
3.1 Ter zitting is de klacht als volgt nog nader toegelicht. In de mediationovereenkomst
van partijen zijn, onder andere, afspraken gemaakt over de vertrouwelijkheid van de
mediation. De geheimhoudingsplicht die partijen zijn overeengekomen duurt ook na de
beëindiging van de mediation voort. Het inbrengen van stukken uit de mediation levert
een schending van de geheimhoudingsverplichting op. De geheimhoudingsverplichting
geldt ook voor de advocaten. Dit alles wist verweerster, althans dit dient zij als
advocaat en als vFAS mediator te weten. Niettemin heeft zij onder meer het niet getekende
concept echtscheidingsconvenant in de procedure in hoger beroep ingebracht, zonder
hierover eerst overleg te hebben gehad met klaagster en/of haar advocaat en zonder
toestemming. Door dit onzorgvuldige handelen zijn de belangen van klaagster nodeloos
geschaad.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd.
4.2 Volgens verweerster valt haar geen (tuchtrechtelijk) verwijt te maken. Weliswaar
is de geheimhoudingsplicht van de echtgenoot van klaagster (hierna ook: de man) –
waar ook verweerster als diens advocaat aan is gebonden – geschonden, maar het belang
van waarheidsvinding in combinatie met het belang van haar cliënt brengen met zich
dat verweerster in dit geval niet aan die geheimhouding kan worden gehouden. De voor
verweerster geldende geheimhoudingsverplichting is niet absoluut. Partijen waren namelijk
buiten de mediation al onderling overeengekomen dat de man de woning zou overnemen
tegen de getaxeerde waarde. Die afspraak is in de mediation herhaald en ook in het
concept convenant opgenomen. Hoewel dat convenant niet is getekend, doet dit niet
af aan de afspraak zoals die al gold tussen partijen. Partijen dienen zich dus te
houden aan die afspraak. Nu klaagster die afspraak betwistte en er geen schriftelijk
stuk (convenant) van die afspraak was, stonden verweerster geen andere middelen ter
beschikking om inzichtelijk te maken dat er overeenstemming tussen partijen was. Het
belang van haar cliënt was volgens verweerster dusdanig zwaarwegend dat nakoming van
de geheimhoudingsverplichting – die normaal gesproken geldt – niet van haar kon worden
gevergd.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klaagster. De raad
stelt het volgende voorop. Aan de advocaat komt een grote mate van vrijheid toe om
de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn
cliënt goeddunkt. Deze vrijheid, die mede voortvloeit uit de kernwaarde partijdigheid
als bedoeld in artikel 10a Advocatenwet, mag niet ten gunste van een tegenpartij worden
beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.
Deze vrijheid vindt haar begrenzing in de plicht van de advocaat zich te onthouden
van (feitelijke) stellingen waarvan hij de onjuistheid kent of redelijkerwijs kan
kennen. De ratio van deze beperking van bedoelde vrijheid van de advocaat is, dat
de rechter en de wederpartij door de onware feiten niet worden misleid. Daarbij moet
wel in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te
behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat
hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts
in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. Daarnaast
mag een advocaat zich niet onnodig grievend uitlaten over de wederpartij van zijn
cliënt.
5.2 In de onderhavige zaak staat vast, want door verweerster erkend, dat verweerster
de in de mediation van partijen overeengekomen geheimhoudingsverplichting - waar ook
verweerster als advocaat van de man aan is gehouden - heeft geschonden. Het niet getekende
echtscheidingsconvenant is door verweerster als productie in de procedure in hoger
beroep ingebracht, terwijl de inhoud daarvan valt onder de in de mediation overeengekomen
geheimhoudingsplicht. Door verweerster is hierover vooraf niet gecommuniceerd met
klaagster en/of haar advocaat en daar is dus ook geen toestemming voor gegeven. Nadat
de advocaat van klaagster van de inhoud van het beroepschrift en de producties had
kennisgenomen, heeft zij verweerster verzocht het beroepschrift te rectificeren of
het hoger beroep in te trekken. Dat heeft verweerster niet gedaan.
5.3 Naar het oordeel van de raad stond het verweerster niet vrij de informatie en
stukken uit de mediation zonder overleg met de wederpartij in de procedure te gebruiken.
Verweerster is zelf ook advocaat mediator en lid van de vFAS en van haar mag dan ook
worden verwacht dat zij op zijn minst genomen eerst de wederpartij hierover zou raadplegen,
om toestemming dan wel overeenstemming over het delen van informatie uit de mediation
te verkrijgen. Dat het hoger beroep op het allerlaatste moment is ingesteld, zoals
verweerster ter zitting verklaarde, en het hoger beroep voornamelijk over de zorg-
en contactregeling ging en het onderdeel betreffende de woning toen ook is meegenomen
en dat dit in de haast toen niet is besproken, maakt dat niet anders. Verweerster
heeft hierdoor gehandeld in strijd met wat een behoorlijk advocaat betaamt en dit
is tuchtrechtelijk verwijtbaar.
5.4 De uitspraak van het Hof van Discipline ’s-Hertogenbosch van 13 mei 2013 (ECLI:NL:TAHVD:2013:74)
waar verweerster ter zitting nog naar heeft verwezen is naar het oordeel van de raad
niet geheel vergelijkbaar met de onderhavige zaak. In die zaak heeft het Hof van Discipline
geoordeeld dat het standpunt van de cliënt van verweerder dat er binnen of buiten
de mediation materiële overeenstemming was bereikt of een rechtens afdwingbare (deel)afspraak
is gemaakt verdedigbaar is. Dat kan in de onderhavige zaak niet worden beoordeeld,
omdat de raad dat op grond van de voorliggende stukken niet kan concluderen. Bovendien
heeft klaagster ter zitting in haar slotopmerking nog verklaard dat er geen overeenstemming
tussen partijen was.
5.5 De klacht is dus gegrond.
6 MAATREGEL
De raad is van oordeel dat in dit geval, mede gelet op het feit dat aan verweerster
niet eerder tuchtrechtelijke maatregelen zijn opgelegd, de maatregel van waarschuwing
passend is.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel
46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar
vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster
geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk
aan verweerster door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van
artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 25,- aan forfaitaire reiskosten van klaagster,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerster moet het bedrag van € 25,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier
weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klaagster. Klaagster
geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk
aan verweerster door.
7.4 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en
c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden,
overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 0790 00, BIC: INGBNL2A, Nederlandse
Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline"
en het zaaknummer 22-915/AL/GLD.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 25,- aan klaagster,
op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse
Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald.
Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, voorzitter, mrs. E.H.M. Harbers, E.M.G. Pouls,
A.C.H. Jansen en N.C. Milani, leden, bijgestaan door mr. H.P.J. Meijerink als griffier
en uitgesproken in het openbaar op 18 september 2023.
Griffier
Voorzitter
Verzonden d.d. 18 september 2023