ECLI:NL:TADRARL:2023:231 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-026/AL/OV
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2023:231 |
---|---|
Datum uitspraak: | 11-09-2023 |
Datum publicatie: | 20-09-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-026/AL/OV |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. Het had de voorkeur verdiend als verweerster tijdig de advocate van klager had geïnformeerd dat en waarom zij niet binnen de door haar toegezegde termijn de draagkrachtberekeningen kon aanleveren, maar de raad acht dit niet dermate onzorgvuldig dat haar ter zake een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Klacht ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 11 september
2023
in de zaak 23-026/AL/OV
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 15 juni 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 11 januari 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1976865 van de
deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 23 juni 2023. Daarbij waren
klager en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de door
de deken meegezonden bijlagen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en
de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager en zijn ex-partner zijn betrokken in een geschil over kinderalimentatie
voor hun twee kinderen. Verweerster heeft de ex-partner van klager bijgestaan en advocaat
mr. H. heeft klager bijgestaan.
2.3 Op 1 oktober 2021 heeft verweerster mr. H. verzocht een aantal financiële gegevens
van klager over te leggen en daarbij laten weten dat het haar streven is om vóór 1
november 2021 tot overeenstemming te komen omtrent ieders aandeel in de kosten van
de kinderen.
2.4 Op 26 oktober 2021 heeft verweerster mr. H nogmaals verzocht de benodigde financiële
gegevens aan haar te verstrekken.
2.5 Op 11 november 2021 heeft verweerster de gevraagde stukken van mr. H. ontvangen.
2.6 Op 14 december 2021 heeft verweerster een verzoekschrift tot vaststelling van
alimentatie ten behoeve van de minderjarige zoon en de dan nog net minderjarige dochter
– die een dag later meerderjarig zou worden – ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland.
2.7 Op 14 december 2021 heeft verweerster aan mr. H. bericht dat haar cliënte de voorkeur
eraan geeft om gedurende de procedure tot overeenstemming te komen, waardoor het indienen
van een verweerschrift niet nodig is en de gemaakte afspraken in de beschikking kunnen
worden opgenomen.
2.8 Op 3 maart 2022 en begin april 2022 hebben verweerster en mr. H. telefonisch overleg
gevoerd.
2.9 Op 12 april 2022 heeft verweerster in een e-mail aan mr. H. onder meer het volgende
geschreven:
“In hetzelfde telefoongesprek heb ik u toegezegd draagkrachtberekeningen op te stellen met betrekking tot de verdeling van de kosten van levensonderhoud en studie van [de dochter] vanaf 1 augustus a.s. Deze berekeningen heb ik in concept klaar. Cliënte deelde mij gisteren mee dat aan het eind van de week duidelijk is òf en zo ja, bij welke universiteit [de dochter] komend jaar haar studie kan volgen. Het lijkt mij praktisch dat we de uitkomst daarvan even afwachten. In de loop van de volgende week zal ik u dan de berekeningen toesturen.”
2.10 Bij e-mailberichten van 25 april 2022 en 2 mei 2022 heeft verweerster aan haar
cliënte gevraagd of zij al wist waar haar dochter zou gaan studeren, zodat zij de
draagkrachtberekeningen aan mr. H. zou kunnen versturen.
2.11 Bij e-mail van 11 mei 2022 heeft mr. H. verweerster verzocht om toezending van
de draagkrachtberekeningen, waarop verweerster bij e-mail van 12 mei 2022 mr. H. heeft
laten weten in ieder geval een week later daarop terug te komen.
2.12 Bij e-mail van 25 mei 2022 heeft mr. H. verweerster verzocht om per omgaande
haar de draagkrachtberekeningen te doen toekomen.
2.13 Bij e-mail van 16 juni 2022 heeft verweerster mr. H de berekeningen toegezonden
en een uitgewerkt voorstel gedaan.
2.14 Klager heeft het onder 2.13 bedoelde voorstel geaccepteerd. Bij brief van 17
juni 2022 heeft verweerster aan de rechtbank Noord-Nederland laten weten dat de zitting,
gepland op 30 juni 2022, geen doorgang hoefde te vinden, omdat partijen tot overeenstemming
zijn gekomen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door, ondanks herhaalde pogingen
van de advocaat van klager om met verweerster in contact te komen, niets van zich
te laten horen, terwijl klager en zijn ex-partner bereid waren om tot een overeenstemming
te komen omtrent de alimentatie. Dit handelen van verweerster is ethisch onacceptabel
nu advocaten de plicht hebben om onnodige rechtszaken te voorkomen, mede in het belang
van de kinderen. Het was voor klager frustrerend dat hij hoge kosten heeft moeten
maken omdat verweerster, ondanks toezeggingen, niet heeft gereageerd. De kwestie had
in twee weken geregeld kunnen zijn, maar er is een conflict in de lucht gehouden dat
geen conflict was.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
4.2 Van meet af aan heeft verweerster de intentie gehad om de kwestie in onderling
overleg te regelen, zodat de rechtbank de zaak schriftelijk kon afhandelen. Dit blijkt
ook uit haar e-mail aan mr. H. van 14 december 2021. Wel wilde haar cliënte dat de
kinderalimentatie zou worden vastgelegd in een beschikking ter verkrijging van een
executoriale titel. Verweerster heeft inderdaad in haar e-mail van 1 oktober 2021
aan mr. H. bericht te streven naar een regeling vóór 1 november 2021, maar daarvoor
waren wel financiële stukken van beide partijen nodig. Door omstandigheden kon de
cliënte van verweerster deze niet direct aanleveren, maar ook mr. H. heeft de financiële
gegevens van klager pas op 11 november 2021 aangeleverd.
4.3 Verder heeft verweerster in haar verweer erop gewezen dat het voor de vaststelling
van de definitieve bijdrage in de kosten van levensonderhoud wel degelijk relevant
was om te weten in welke stad de dochter van haar cliënte zou gaan studeren. Daarom
heeft verweerster aan de advocate van klager in haar e-mail van 12 april 2022 laten
weten dat het haar praktisch leek om even te wachten op de studiekeuze van de dochter.
Uiteindelijk heeft die keuze langer geduurd dan verwacht, maar dat valt verweerster
niet aan te rekenen. Zij heeft hierover op 25 april 2022 en 2 mei 2022 herinneringen
aan haar cliënte gestuurd. Pas op 5 mei 2022 heeft verweerster hierover uitsluitsel
gekregen. Daarna moesten de draagkrachtberekeningen nog worden aangepast naar aanleiding
van een aantal opmerkingen daarover van haar cliënte. Deze aanpassingen en de toezending
ervan hebben meer tijd in beslag genomen dan was voorzien. Bij nader inzien was het
beter geweest als zij de advocate van klager erover had geïnformeerd dat zij haar
eerder gedane toezeggingen niet kon nakomen. Verweerster kan zich de ergernis bij
klager hierover voorstellen en heeft daarvoor haar excuses aangeboden.
5 BEOORDELING
5.1 Allereerst stelt de raad vast dat het gaat om een handelen van de advocaat van
de wederpartij van klager. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline
komt aan een advocaat van de wederpartij van klager een grote mate van vrijheid toe
om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met
zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden
ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij,
b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met
de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn
cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder redelijk
doel. De raad zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf
beoordelen.
5.2 Op basis van de overgelegde stukken en de toelichting hierop ter zitting is de
raad niet gebleken dat verweerster zich niet heeft ingespannen om tot een overeenstemming
te komen, waardoor een onnodige rechtszaak kon worden voorkomen. De raad overweegt
dat er geen sprake was van een onnodige rechtszaak, nu de afspraken over de hoogte
van de alimentatie in een rechterlijke uitspraak dienden te worden vastgelegd om een
executoriale titel te krijgen. De raad stelt vast dat de in de brief van verweerster
van 1 oktober 2021 aan de advocate van klager vermelde einddatum van 1 november 2021
geen toezegging was waaraan rechten konden worden ontleend, maar slechts een streefdatum.
Bovendien is ook van de kant van klager vertraging ontstaan bij het aanleveren van
de benodigde financiële gegevens. Verder heeft verweerster de berekening van de draagkracht
van beide partijen op zich genomen om te komen tot overeenstemming over de hoogte
van ieders bijdrage aan de kosten van de kinderen. Zoals door verweerster erkend,
had het de voorkeur verdiend als zij tijdig de advocate van klager had geïnformeerd
dat en waarom zij niet binnen de door haar toegezegde termijn de draagkrachtberekeningen
kon aanleveren, maar de raad acht dit niet dermate onzorgvuldig dat haar ter zake
een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De raad neemt daarbij in aanmerking
dat verweerster uiteindelijk de berekeningen tijdig heeft aangeleverd, waardoor de
geplande zitting niet hoefde plaats te vinden. Daarnaast valt niet in te zien welke
hoge kosten klager door de vertraging heeft moeten maken. Nu de raad niet is gebleken
van enig klachtwaardig handelen, zal de klacht ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mrs. P. Rijnsburger, S.H.G. Swennen, E.H. de Vries en F.E.J. Janzing, leden, bijgestaan door mr. W.E. Markus-Burger als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 september 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 11 september 2023