ECLI:NL:TADRARL:2023:185 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-291/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:185
Datum uitspraak: 17-07-2023
Datum publicatie: 27-07-2023
Zaaknummer(s): 23-291/AL/MN
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersverklaring. De voorzitter verklaart een klacht over de kwaliteit van de dienstlening kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 17 juli 2023
in de zaak 23-291/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over
verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 1 mei 2023 met kenmerk 2144194, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerder heeft voor klager een procedure tegen de huurders gevoerd bij de rechtbank Gelderland - kort gezegd - ter ontbinding van de huurovereenkomst en tot betaling van de huurachterstand. Er is een comparitie op 9 mei 2022 geweest en op 15 juni 2022 is er een vonnis gewezen. Het vonnis is op 29 juni 2022 betekend aan de huurders. 
1.2 Bij e-mail van 14 juli 2022 heeft verweerder de huurders bericht dat zij uiterlijk op 29 juli 2022 de woning dienen te hebben verlaten bij gebreke waarvan er executiemaatregelen zullen worden getroffen.
1.3 Klager heeft zijn klachten tegen verweerder (eerder al) voorgelegd via de klachtenregeling van het kantoor van verweerder. De klachtenfunctionaris heeft de klachten op 5 augustus 2022 ongegrond verklaard.
1.4 Op 11 november 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door de hem gegeven opdracht niet zorgvuldig en voldoende voortvarend uit te voeren en daarmee zijn belangen niet naar behoren te behartigen.

3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING
4.1 De raad stelt voorop dat de tuchtrechter de kwaliteit van de dienstverlening door de eigen advocaat in volle omvang toetst. Daarbij wordt rekening gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft bij de manier waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor hij bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt. Deze vrijheid wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Volgens deze eisen dient zijn werk te voldoen aan de binnen de beroepsgroep geldende professionele standaard. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.
4.2 Klager verwijt verweerder dat hij de hem gegeven opdracht niet zorgvuldig heeft uitgevoerd en zijn belangen niet naar behoren heeft behartigd. Klager heeft ter onderbouwing van deze klacht een aantal punten genoemd die volgens hem niet goed zijn gegaan. De voorzitter is van oordeel dat omdat verweerder al deze punten gemotiveerd en onderbouwd met stukken heeft betwist, de juistheid van dit verwijt en daarmee de gegrondheid van de klacht niet is komen vast te staan.
4.3 Een belangrijke onderdeel van de klacht is dat verweerder in de ogen van klager onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Daarover overweegt de voorzitter in het bijzonder nog het volgende. Klager stelt dat vertraging is ontstaan omdat verweerder met vakantie is gegaan. Verweerder heeft daarover echter aangevoerd dat hij tevoren met klager heeft afgesproken dat een dagvaarding na zijn vakantie zou worden opgesteld en dat dit tijdsverloop niet van invloed is geweest op de zaak van klager.
Ook stelt klager dat vertraging is ontstaan omdat verweerder de wederpartij heeft geadviseerd om uiterlijk 29 juli 2022 de woning te verlaten. Verweerder heeft echter betwist dat hij de wederpartij heeft geadviseerd. Hij heeft de wederpartij alleen bericht dat in het betekeningsexploot van het vonnis bevel is gedaan om de woning uiterlijk op 29 juli 2022 te verlaten. Mede gelet op deze met stukken onderbouwde uitleg van verweerder, is niet gebleken dat verweerder de zaak van klager onvoldoende voortvarend heeft behandeld. 
4.4 Het enige verwijt van klager dat wel is vast komen te staan en ook is erkend door verweerder, is dat verweerder een door hem aan de advocaat van de wederpartij gestuurde e-mail pas ruim een week later aan klager heeft gestuurd. Gelet op het feit dat verweerder deze e-mail voor het verzenden wel in concept aan klager had gestuurd en omdat verweerder voor het overige zorgvuldig heeft gehandeld, is deze geringe nalatigheid van onvoldoende gewicht om verweerder hiervan een tuchtrechtelijk verwijt te maken. 
4.5 Gelet op het voorgaande concludeert de voorzitter dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake is. De klacht wordt daarom kennelijk ongegrond verklaard.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2023.
 
Griffier                                                                                                                          Voorzitter

Bij afwezigheid van mr. W.B. Kok
is deze beslissing ondertekend door
mr. M.M. Goldhoorn (griffier)

 
Verzonden d.d. 17 juli 2023