ECLI:NL:TADRARL:2023:177 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-916/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:177
Datum uitspraak: 10-07-2023
Datum publicatie: 27-07-2023
Zaaknummer(s): 22-916/AL/MN
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft klager bijgestaan in een burengeschil. Klager heeft tegelijkertijd een identieke klacht voorgelegd aan de Geschillencommissie, die daarin een bindend advies heeft gegeven. Die beslissing bindt de raad niet omdat de raad zelfstandig toetst aan de norm van artikel 46 Aw en artikel 46d leden 1 en 2 Aw niet van toepassing zijn. Verweerder heeft naar het oordeel van de raad voldoende zorgvuldig de belangen van klager behartigd bij het bereiken van een gedeeltelijke schikking met de wederpartij kort voor een geplande zitting. Die zitting is daarom niet doorgegaan en op verzoek van partijen naar de parkeerrol verwezen. Klager heeft naar het oordeel van de raad vanaf het eerste telefonisch besproken schikkingsvoorstel nog voldoende tijd gehad om daarover, ook samen met zijn broer, na te denken en heeft er ook mee ingestemd. Dat verweerder klager daarin achteraf onjuist of onvolledig heeft geadviseerd, is de raad niet gebleken. Dat klager achteraf spijt heeft gekregen van de gedeeltelijke schikking kan verweerder tuchtrechtelijk niet worden verweten. Met het bereiken van die gedeeltelijke schikking was de aan verweerder verstrekte opdracht geëindigd. Uit coulance heeft verweerder klager daarna nog kort bijgestaan. Na de daarna door klager geuite kritiek en onvrede stond het verweerder vrij om zich in die situatie aan de zaak van klager te onttrekken. Dat heeft verweerder op zorgvuldige wijze gedaan met voldoende uitleg aan klager van zijn beweegredenen. Dat verweerder zich ontijdig zou hebben onttrokken, is de raad niet gebleken. Ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 10 juli 2023
in de zaak 22-916/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over   
verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 26 mei 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder
1.2 Op 21 november 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1448621 HH/SD van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 8 mei 2023. Daarbij waren klager, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde, aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met drie bijlagen van de gemachtigde van klager van 21 april 2023.

2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Klager en zijn buren hebben sinds november 2017 een geschil over een buitentussenmuur waarop een balkon is gesitueerd. De buren van klager hebben een mandelige kolom verwijderd.
2.2 Op 25 april 2018 heeft een kort gedingprocedure bij de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden­Nederland, locatie Utrecht (hierna: de rechtbank) plaatsgevonden. Tijdens de zitting hebben klager en zijn buren een vaststellingsovereenkomst gesloten, die is vastgelegd in het proces-verbaal van de zitting. Klager werd in deze procedure niet bijgestaan door verweerder.
2.3 In december 2018 heeft klager zich gewend tot verweerder. Op 20 december 2018 heeft verweerder aan klager de overeenkomst van opdracht toegezonden, die door klager is ondertekend. Daarin is de aan verweerder verstrekte opdracht als volgt omschreven:

De door mij in verband met de opdracht te verrichten werkzaamheden beogen tot het resultaat te leiden, dat de bouwkundige situatie van uw achterbalkon, specifiek ook de constructie en de fundering zodanig wordt aangepast, dat de situatie weer veilig is en in overeenstemming met het burenrecht.

In de opdrachtbevestiging staat verder nog vermeld:

Het kantoor neemt deel aan de Klachten- en Geschillenregeling Advocatuur. De klachtenregeling ligt ter inzage op het kantoor en beschrijft de interne klachtenprocedure. Deze procedure houdt in dat u uw klachten eerst aan mij kenbaar maakt. Slaag ik er niet in uw klachten te verhelpen dan kunt u deze voorleggen aan de Geschillencommissie Advocatuur. Alle geschillen naar aanleiding van de totstandkoming en/of de uitvoering van deze opdracht, inclusief alle declaratiegeschillen worden door deze commissie beslecht overeenkomstig een eigen reglement, dat eveneens op het kantoor ter inzage ligt. Betreft het geschil een opdracht van een particuliere cliënt, dan voordat dat reglement in bindend advies, tenzij de cliënt zich binnen een maand na de afhandeling van de klacht door het kantoor wendt tot de gewone rechter. (…)

2.4 Op 24 januari 2019 is Adviesbureau De L, op verzoek van verweerder, bij klager thuis geweest.
2.5 Op 27 januari 2019 heeft een timmer- en onderhoudsbedrijf, ook op verzoek van verweerder namens klager, aan klager een offerte uitgebracht voor het plaatsen van een kolom onder het balkon.
2.6 Op 29 januari 2019 heeft verweerder per e-mail een advies aan klager gegeven over zijn proceskansen in een (op te starten) bodemprocedure en dit advies afgezet tegen de te maken kosten.
2.7 Op 2 september 2019 heeft verweerder op verzoek van klager een procesinleiding aan de buren van klager uitgebracht in een procedure bij de rechtbank. Klager heeft daarin gevorderd, kort gezegd, om de buren te veroordelen tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst van 25 april 2018, dit op straffe van een dwangsom en vergoeding van de kosten van de door hem ingeschakelde bouwkundigen.
2.8 De rechtbank heeft daarna een zitting bepaald op 17 december 2020 om 13:15 uur.
2.9 Op 17 december 2020:
- Om 10:30 uur: heeft verweerder klager gebeld met de mededeling dat de buren de zaak willen regelen met een schikking.
- Om 12:14 uur: heeft verweerder in zijn e-mail aan klager geschreven:

Hierbij gaat in concept de opzet voor de vastlegging van de afspraken.

Graag heb ik even telefonisch overleg.

- In een telefoongesprek kort hierna: heeft verweerder aan klager de tekst van zijn schikkingsvoorstel voorgelezen, waarmee klager heeft ingestemd.
- Om 12:23 uur: heeft verweerder namens klager aan de advocaat van de buren de tussen partijen gemaakte afspraken schriftelijk bevestigd.
- Om 12:29 uur: heeft de advocaat van de buren schriftelijk met het schikkingsvoorstel ingestemd, waarna de comparitie van partijen bij de rechtbank om 13.15 uur niet is doorgegaan.
- Om 15:52 uur: heeft verweerder namens klager een timmer- en onderhoudsbedrijf opdracht gegeven tot herstelwerkzaamheden aan de buitentussenmuur, met gelijktijdige toezending van de schikkingsafspraken en een bouwkundig rapport aan dat bedrijf.
- Om 15:55 uur: heeft verweerder aan klager gemaild:

In aanvulling op hetgeen wij eind van deze ochtend hebben besproken voeg ik hierbij het akkoord van [naam advocaat wederpartij] op mijn vastlegging van de gemaakte afspraken zoals ik dat om 12.29 uur heb ontvangen. Wij bespraken dit al telefonisch.

Voorts voeg ik hierbij, eveneens in vervolg op hetgeen wij telefonisch hebben besproken, een kopie van mijn e-mail aan [naam timmerbedrijf] met betrekking tot de uit te voeren bouwwerkzaamheden.

Natuurlijk ben ik voor overleg beschikbaar.

2.10 Op gemeenschappelijk verzoek van partijen heeft de rechtbank wegens het bereiken van een partiële regeling de verdere behandeling van de zaak voor onbepaalde tijd aangehouden en verwezen naar de parkeerrol van 6 oktober 2021.
2.11 Op 22 december 2020 heeft verweerder per e-mail aan klager meegedeeld dat diens buren het schikkingsbedrag van € 1.700,- op de derdengeldenrekening van zijn kantoor hebben overgemaakt.
2.12 In de periode maart - april 2021 hebben meerdere e­mailwisselingen plaatsgevonden tussen klager en verweerder over de (voorwaarden waaronder de) uitvoering van de schikking door het timmer- en onderhoudsbedrijf zou (moeten) plaatsvinden.
2.13 Na een telefonische vooraankondiging op 20 april 2021 heeft verweerder zich tijdens een overleg op 5 mei 2021 definitief onttrokken aan de zaak van klager. Daarop heeft klager diezelfde avond, onder meer, aan verweerder geschreven:

Vandaag om 16.22 ben je bij mij thuis geweest met [naam van] Timmer- en onderhoudsbedrijf. Dit gesprek heeft maar 14 minuten geduurd toen jullie beide zijn weggelopen. Jij hebt mij toen mede gedeeld dat je de opdracht teruggeeft: je bent vast gelopen in het dossier. Je hebt mij geen kans gegeven mij te verweren maar bent weggelopen. Er is geen enkele reden om de opdracht te beëindigen. Ook [naam van Timmer- en onderhoudsbedrijf] is weggelopen en heeft gezegd niet meer terug te keren. (…)

Ik verzoek je mij spoedig te informeren wat je plotselinge teruggeven van je opdracht voor mij voor gevolgen heeft. Ik verzoek je om een redelijke termijn om alsnog mijn belangen te blijven behartigen gezien je plotselinge opzegging en het feit dat er geen gewichtige redenen zijn en de wet zegt dat je de opdracht niet terug kunt geven.

Het spijt me dat e.e.a. zo loopt maar ik snap er helemaal niets meer van. Ik geef je nog de kans op je schreden terug te keren en in een gesprek de lucht te klaren en de klus af te maken.

2.14 In zijn e-mail van 6 mei 2021 heeft verweerder zich op de volgende gronden aan de zaak van klager onttrokken:

(…) Om als advocaat voor jou te kunnen blijven optreden moet sprake zijn van vertrouwen over en weer. Jij kunt wel aangeven dat dit vertrouwen er bij jou nog is, maar dat is niet voldoende. Bij mij is er inmiddels beslist sprake van een onherstelbare vertrouwensbreuk. Niet alleen kom je terug op uitdrukkelijke afspraken met de wederpartij, [naam bouwbedrijf] en mij dat de uitvoering van de werkzaamheden aan [het bouwbedrijf] was opgedragen, jouw oorspronkelijke opdracht aan mij was dat ik mij er voor zou inspannen dat de bouwkundige situatie van jouw achterbalkon, specifiek ook de constructie en de fundering, zodanig zouden worden aangepast, dat de situatie weer veilig zou zijn en in overeenstemming zou zijn met het burenrecht. Ik constateer dat wij een onoverbrugbaar verschil van mening hebben over wat ik voor jou kan bereiken. Ik meen dat jouw probleem met de gesloten vaststellingsovereenkomst prima is opgelost. Jij denkt daar kennelijk anders over. In feite zijn wij het dus structureel oneens over het in deze zaak verder te voeren beleid.

Al met al bestaat er voor mij hiermee niet langer voldoende basis om als jouw advocaat te blijven optreden. Dat wordt nog eens versterkt door jouw onterechte suggestie dat gisteren "een spelletje gespeeld" zou zijn. Ik handhaaf daarom mijn beslissing om de opdracht neer te leggen. Ik geef je in overweging om op korte termijn een andere advocaat te zoeken om de zaak voort te zetten. Ik hoor wel wie dat wordt, waarna ik deze nieuwe advocaat desgewenst nader kan informeren. (…)

2.15 Bij brief van 10 mei 2021 heeft klager een klacht ingediend bij het kantoor van verweerder (maatschap). De klachtenfunctionaris heeft de ontvangst van de klacht tegen verweerder op 20 mei 2021 aan klager bevestigd en daarin vermeld dat wordt gewacht op de nadere onderbouwing van de klacht door klager. De klachtenfunctionaris heeft daarna geen nadere onderbouwing van klager ontvangen.
2.16 Op 21 mei 2021 heeft verweerder aan klager geschreven:

Hierbij refereer ik aan jouw brief van 17 mei jongstleden, waarin je mij vraagt om een persoonlijk gesprek. Wij hebben echter al zo’n gesprek gehad op 5 mei jongstleden. Ik heb mijn visie over de zaak vervolgens met jou gecommuniceerd. Ik zie niet in dat een nieuw gesprek nog iets aan die situatie kan veranderen. Ik ga dan ook niet op jouw verzoek in.

Los van het vorenstaande werd ik vandaag benaderd door de advocaat van jouw buren. Hij is kennelijk in overleg met jouw buren over de voortgang van de zaak. Hij geeft aan dat bij gebreke van verdere voortgang voortgeprocedeerd zal moeten worden. Nu ik de opdracht heb teruggegeven zal ik de advocaat niet meer inhoudelijk antwoorden. Maar het is wel zaak dat op korte termijn namens jou wordt gereageerd. In dat verband herhaal ik mijn advies aan jou om zo snel mogelijk een andere advocaat te raadplegen die de zaak voor jou kan voortzetten.

2.17 In mei 2022 heeft klager, naast indiening van de onderhavige klacht bij de deken op 26 mei 2021, een gelijkluidende klacht over dezelfde feiten en omstandigheden over verweerder bij de Geschillencommissie Advocatuur (hierna verder: de Geschillencommissie) ingediend. Op 16 november 2022 heeft daarover een mondelinge behandeling plaatsgevonden bij de Geschillencommissie.
2.18 Op 9 december 2022 heeft de Geschillencommissie een Bindend Advies gegeven in de door klager over verweerder ingediende klacht, die als volgt is omschreven: 

Het geschil betreft de tegen de wens van de cliënt overeengekomen schikking met zijn wederpartij op aandringen van de advocaat, het onvoldoende toezicht en sturing houden op de overeengekomen regeling door de advocaat en het onttrekken aan de zaak door de advocaat.

De Geschillencommissie heeft de klacht over de totstandkoming van de minnelijke regeling gegrond verklaard. De verdere klachten, dat verweerder volgens klager te weinig heeft gedaan om de uitvoering van de regeling te bewaken en dat verweerder zich op onzorgvuldige wijze heeft onttrokken aan de zaak, zijn door de Geschillencommissie ongegrond verklaard.

2.19 Op 9 maart 2023 is klager door de maatschap van het kantoor van verweerder en door verweerder gedagvaard voor de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht. Verweerder en zijn kantoor hebben daarin onder meer de vernietiging van het Bindend Advies van de Geschillencommissie van 9 december 2022 gevorderd. Op de rolzitting van 3 mei 2023 is namens klager een conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in (deels voorwaardelijke) reconventie ingediend.

3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) klager op 17 december 2020 telefonisch onjuist en onvolledig te informeren over een niet bijgesloten (concept)tekst en inhoud van de opzet voor de vastlegging van afspraken voor het schikken op diezelfde dag, voorafgaand aan die dag geplande comparitie van partijen;
b) klager daardoor de mogelijkheid te ontnemen om nog wijzigingen in de - onder a) bedoelde - tekst aan te brengen;

Toelichting op a) en b):

Klager stelt dat verweerder hem op 17 december 2020 om 10:30 uur heeft gebeld met de mededeling dat de buren wilden schikken. Bij de e-mail van verweerder van - volgens klager - 11:13 uur ontbrak echter het concept schikkingsvoorstel van verweerder. In het daaropvolgende telefoongesprek heeft verweerder de tekst daarvan toen voorgelezen, maar dat concept toen niet alsnog aan klager toegestuurd. Klager is toen telefonisch door verweerder dringend geadviseerd om ermee in te stemmen. Klager verwijt verweerder dat hij hem niet eerst nog schriftelijk uitleg heeft gegeven over de inhoud van de schikking en de gevolgen daarvan voor klager. Klager is dan ook, achteraf bezien, met onvoldoende kennis van zaken en onder grote druk van verweerder telefonisch met het voorstel van verweerder akkoord gegaan. Dit, terwijl klager al in januari 2019 aan verweerder had laten weten dat hij vond dat zijn buren de onrechtmatige daad moesten herstellen en het voor hem geen optie was om de regie in eigen hand te houden door voor eigen rekening de werkzaamheden uit te laten voeren;

c) op 20 april 2021 telefonisch aan klager mee te delen dat hij de opdracht wil teruggeven omdat verweerder was vastgelopen in het dossier;
d) zich daarna op een ontijdig moment te onttrekken aan de zaak;

Toelichting op c) en d):

Volgens klager heeft verweerder in strijd met de zorgplicht gehandeld door klager zo in ‘het ravijn’ te storten, met alle gevolgen van dien. Op 20 april 2021 heeft verweerder hem gebeld met de mededeling dat hij de opdracht wil teruggeven. Volgens klager was de afspraak bij hem thuis op 21 april 2021, maar die afspraak is vervolgens verzet naar 5 mei 2021. Op 6 mei 2021 heeft verweerder zich onttrokken van de zaak. Dat was volgens klager op een ontijdig moment. Verweerder had als reden gegeven dat hij was vastgelopen in het dossier, maar heeft klager geen kans gegeven om zich in een gesprek te verdedigen.

e) klager in een zeer moeilijke positie te duwen doordat klager heeft geprocedeerd op basis van gefinancierde rechtsbijstand en verweerder weet dat het daardoor moeilijk is voor klager om een (andere) advocaat te vinden.

4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
Klachtonderdelen a) en b)
4.2 Volgens verweerder is klager nauw betrokken geweest bij de ontwikkelingen tijdens de onderhandelingen, heeft klager daarin op elk moment zeggenschap gehad en uiteindelijk weloverwogen, op basis van ook al een deskundigenrapport dat er al lag, ingestemd met de met de buren gemaakte schikkingsafspraken. Ter onderbouwing daarvan stelt hij het volgende.
4.3 Een aantal uren voor de comparitie van partijen op 17 december 2020, die stond gepland om 13:15 uur, is hij rond 10.30 uur gebeld door de advocaat van de buren om te bezien of een minnelijke regeling kon worden beproefd. Verweerder heeft direct daarna contact opgenomen met klager, die telefoneerde in aanwezigheid van zijn broer. Met hen samen heeft hij het voorstel van de buren besproken. Het werd verweerder toen duidelijk dat voor klager niet geschikt kon worden voor zover het de financiële claims over en weer betrof. Voor klager kon een schikking op dat moment alleen zien op het herstel van de kolom. Meteen daarna heeft verweerder contact gehad met een bouwbedrijf met de vraag of deze voor herstel wilde zorgdragen en hoeveel dat zou kosten. De ontvangen prijsopgave heeft verweerder daarop besproken met klager. Verweerder kon daarna bellen met de advocaat van de buren, omdat toch nog een regeling mogelijk leek als beide partijen daarmee zouden instemmen.
4.4 Verweerder heeft vervolgens een concept voor een regeling gedicteerd, die zijn secretaresse heeft uitgewerkt. Dat uitgewerkte concept heeft zij vervolgens om 11:43 uur aan hem gemaild, waarna hij dat concept om 12:14 uur aan klager heeft gemaild. De suggestie van klager, dat verweerder al om 11:43 uur achter de rug van klager om met de advocaat van de buren een schikking had getroffen, is daarmee weerlegd. Kort na 12:14 uur heeft verweerder klager gebeld. In dat gesprek heeft hij de tekst van zijn voorstel voorgelezen en met klager de voor- en nadelen daarvan besproken. Daarbij heeft verweerder bewust aan klager voorgesteld om te bedingen dat de af te spreken werkzaamheden op kosten van zijn buren zouden worden uitgevoerd door een zelfgekozen timmer- en onderhoudsbedrijf. Dit om later discussies met de buren over de uitvoering van de te verrichten bouwwerkzaamheden te voorkomen en de regie ervan in eigen hand te houden. Klager heeft het concept met zijn broer doorgenomen en met het tekstvoorstel daarna telefonisch ingestemd.
4.5 Dat heeft verweerder vervolgens omstreeks 12:23 uur aan de advocaat van de buren laten weten, die op zijn beurt met die schikking namens de buren van klager om 12:29 uur ongewijzigd heeft ingestemd. De om 13:15 uur geplande zitting is daarna op verzoek van partijen aangehouden en de zaak is door de rechtbank naar de parkeerrol verwezen.
4.6 Ná 17 december 2020 heeft klager geen vragen aan verweerder gesteld of hem laten weten niet bekend te zijn of niet tevreden te zijn met de met de buren gemaakte afspraken. Integendeel, volgens verweerder heeft klager daarna verder overleg gehad met het timmer- en onderhoudsbedrijf over de feitelijke uitvoering ervan. Geheel onverplicht heeft verweerder klager daarin nog begeleid. Pas maanden later begon klager zich te beklagen over de uitvoering van de afspraken en wilde hij onder de schikking met de buren uit. Daaraan wilde verweerder niet meewerken wat uiteindelijk heeft geresulteerd in zijn onttrekking.
Klachtonderdelen c) tot en met e)
4.7 Verweerder stelt dat vanaf medio maart 2021 hem verzoeken hebben bereikt om telefonisch overleg te hebben met klager; ook heeft hij diverse e-mails van klager ontvangen. Klager wilde meer zeggenschap over de uit te voeren werkzaamheden dan in de schikking van 17 december 2020 was overeengekomen. Daarop heeft hij klager laten weten dat het in zijn optiek niet mogelijk was op de gemaakte afspraken terug te komen. Op 20 april 2021 heeft verweerder telefonisch contact met klager opgenomen met de mededeling dat hij serieus overwoog om de opdracht terug te geven omdat klager wilde inbreken op de eerder gemaakte afspraken. Verweerder stelt dat hij heeft voorgesteld om nog een bespreking te plannen in aanwezigheid van het timmer- en onderhoudsbedrijf om te bezien of de lucht niet alsnog geklaard zou kunnen worden. Dit gesprek heeft plaatsgevonden op 5 mei 2021.
4.8 Op 5 mei 2021 en 6 mei 2021 (schriftelijk) heeft verweerder de opdracht teruggegeven wegens een onherstelbare vertrouwensbreuk met klager. Verweerder stelt dat de onttrekking aan de zaak niet ontijdig is (geweest), aangezien de zaak op de parkeerrol van de rechtbank van 6 oktober 2021 is geplaatst.
4.9 Voor wat betreft klachtonderdeel (e) stelt verweerder dat zulks inherent is aan het systeem van gefinancierde rechtsbijstand.

5 BEOORDELING

Samenloop met het bindend advies van de Geschillencommissie?

5.1 De raad stelt het volgende voorop. Advocaten zijn op grond van artikel 46 van de Advocatenwet aan tuchtrecht onderworpen. Als partijen, al dan niet op advies van de deken, hun geschil aan de Geschillencommissie voorleggen en partijen daarbij niet tevens op grond van artikel 46d lid 1 en 2 Advocatenwet (Aw) een, mede door de deken ondertekende, minnelijke schikking treffen, behoudt klager dat recht. Een zodanige schikking is niet getroffen, zodat klager kan worden ontvangen in zijn klacht. De raad voegt hieraan toe dat een beslissing van de Geschillencommissie voor de beoordeling van een tuchtklacht relevant kan zijn, maar dat die beslissing de tuchtrechter niet bindt ook als de klacht, zoals hiervoor omschreven en het door de Geschillencommissie omschreven “onderwerp van het geschil”, gelijkluidend zijn. De raad toetst zelfstandig aan de norm van artikel 46 Aw.

Maatstaf

5.2 In deze zaak gaat het om de vraag of verweerder de belangen van klager in zijn geschil met de buren met voldoende zorg heeft behandeld, als bedoeld in artikel 46 Aw.
5.3 De raad stelt voorop dat de tuchtrechter de kwaliteit van de dienstverlening door de eigen advocaat in volle omvang toetst. Daarbij wordt rekening gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft bij de manier waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor hij bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt. Deze vrijheid wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Volgens deze eisen dient zijn werk te voldoen aan de binnen de beroepsgroep geldende professionele standaard. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.
5.4 Verder geldt dat de tuchtrechter bij de toetsing aan de normen die uit artikel 46 Aw volgen, ook de kernwaarden zal betrekken, zoals omschreven in artikel 10a Aw. De tuchtrechter is overigens niet gebonden aan de gedragsregels maar die regels zijn, gezien het open karakter van de wettelijke normen, ter invulling van deze normen wel van belang.
5.5 Verder is van belang dat een advocaat de volledige verantwoordelijkheid draagt voor de behandeling van de zaak. De verhouding tussen de advocaat, als opdrachtnemer, en de cliënt, als opdrachtgever, (op grond van artikel 7:402 lid 1 BW) brengt mee dat de advocaat in beginsel gehouden is de instructies van zijn cliënt op te volgen. Als de advocaat uitvoering van een instructie van zijn cliënt onverenigbaar acht met de op hem rustende verantwoordelijkheid voor zijn eigen optreden, en dit verschil van mening niet in onderling overleg kan worden opgelost, dan kan de advocaat niet zijn eigen wil doorzetten, maar moet hij zich uit de zaak terugtrekken. Wanneer een advocaat besluit een hem verstrekte opdracht neer te leggen, moet hij dat op zorgvuldige wijze doen en ervoor zorgen dat zijn cliënt daarvan zo min mogelijk nadeel ondervindt (aldus artikel 7:402 lid 2 BW en de daarmee strokende gedragsregel 14 leden 2 en 3).
5.6 De raad zal de klachtonderdelen aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Klachtonderdelen a) en b)

5.7 De raad ziet aanleiding om deze samenhangende verwijten gezamenlijk te beoordelen.
5.8 Uit de stukken en de toelichting daarop tijdens de zitting is voor de raad komen vast te staan dat op 17 december 2020 vanaf 10.30 uur telefonisch overleg tussen klager en verweerder heeft plaatsgevonden over de mogelijkheden van een schikking tussen klager en zijn buren. Daarnaast is komen vast te staan dat klager om 12:14 uur een e-mail van verweerder heeft ontvangen met daarbij gevoegd een concept schikkingsvoorstel van de hand van verweerder. Dat voorstel is daarna ook, zo is de raad gebleken, telefonisch letterlijk door verweerder aan klager voorgelezen en in die zin met klager doorgenomen. Klager heeft zich aanvankelijk beklaagd dat hij het schriftelijke concept tekstvoorstel nooit van verweerder heeft ontvangen waardoor hem de mogelijkheid is ontnomen om daarin nog wijzigingen aan te brengen. Dat standpunt heeft klager op de zitting aangepast in die zin dat hij verweerder verwijt dat de tijd tussen 12:14 uur - zijn ontvangst van het schikkingstekstvoorstel van verweerder - en 12:23 uur - de bevestigingsmail van de schikking door verweerder aan de advocaat van de buren - voor hem te kort is geweest om goed over het schikkingsvoorstel na te kunnen denken. Volgens klager heeft verweerder hem tijdens het telefoongesprek om 12:14 uur zodanig overrompeld en druk op hem uitgeoefend, dat hij niet anders kon dan daarmee meteen in te stemmen zo kort voor de zitting om 13:15 uur.
5.9 De raad volgt klager hier niet in. Vaststaat dat klager op 17 december 2020 vanaf 10.30 uur op verschillende momenten daarna mondeling van verweerder een toelichting heeft gekregen op de inhoud van het mogelijke schikkingsvoorstel aan de buren. Volgens verweerder heeft hij tijdens die gesprekken specifiek van klager begrepen dat klager alleen wilde schikken over de wijze van het herstellen van de kolom, en niet ook over de financiële kant van het geschil. Feit is dat alleen op dat onderdeel van het herstel van de kolom, de kosten daarvoor en de uitvoering daarvan, een schikkingsvoorstel door verweerder aan de advocaat van de buren is gedaan, waarmee vervolgens is ingestemd. Als niet over die specifieke gedeeltelijke schikking tussen verweerder en klager zou zijn gesproken, had het in de lijn der verwachting gelegen dat verweerder een volledige schikking, al dan niet voor of tijdens een schorsing van de zitting om 13:15 uur, had beproefd. Er is een gedeeltelijke schikking bereikt van het geschil. Verder is de procedure op verzoek van partijen door de rechtbank op de parkeerrol geplaatst voor aanhouding voor onbepaalde tijd.
5.10 Klager heeft nog gesteld dat achteraf bezien het begrote bedrag voor het herstellen van de kolom in het kader van de schikking niet voldoende was en dat hij het herstel niet onder eigen regie had willen laten uitvoeren. Voor de raad is echter niet komen vast te staan waarom klager toen, en nu nog steeds vindt dat de kolom niet voor het begrote bedrag hersteld kon worden en waarom hij er dan zelf mee heeft ingestemd om de regie van het herstel in eigen hand te houden. Klager heeft ook zelf na de schikking de opdracht gegeven aan het door verweerder voorgestelde bouwbedrijf om de afgesproken werkzaamheden aan de kolom te doen. Had daarover toen al twijfel bij klager bestaan, dan had het op zijn weg gelegen om daar met dat bedrijf uit te komen of verweerder aan te spreken. Dat hij dat toen heeft gedaan, is de raad niet gebleken.
5.11 Op grond van het vorenstaande, in samenhang bezien, is de raad van oordeel dat verweerder voldoende zorgvuldig de belangen van klager heeft behartigd bij het bereiken van de gedeeltelijke schikking met de wederpartij. Klager heeft op 17 december 2020 vanaf 10.30 uur voldoende gelegenheid gehad om daarover, ook samen met zijn broer, na te denken. Dat verweerder klager daarin onjuist of onvolledig heeft geadviseerd, is de raad niet gebleken. Dat klager achteraf spijt heeft gekregen van de gedeeltelijke schikking, de hoogte van het herstelbedrag en de gekozen aannemer, kan verweerder tuchtrechtelijk niet worden verweten.
5.12 Dit voorgaande betekent dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar richting klager heeft gehandeld zodat de raad de klachtonderdelen a) en b) ongegrond zal verklaren.

Klachtonderdelen c) en d)

5.13 De raad ziet aanleiding om ook deze samenhangende verwijten gezamenlijk te beoordelen.
5.14 Naar het oordeel van de raad was met het bereiken van de gedeeltelijke schikking tussen klager en de buren de aan verweerder verstrekte opdracht geëindigd. Verweerder heeft er daarna uit coulance voor gekozen om het dossier nog open te houden en klager te begeleiden bij de uitvoering van de afgesproken werkzaamheden aan de kolom door de hem bekende aannemer. Na de daarna geuite kritiek en onvrede van klager stond het verweerder vervolgens vrij om zich in die situatie aan de zaak van klager te onttrekken, ook aanvankelijk met alleen het argument dat hij was vastgelopen in de zaak. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder zijn onttrekking daarna ook op zorgvuldige wijze gedaan door klager daarin mee te nemen. Hij heeft daarover immers meermaals met klager gecommuniceerd tussen 20 april 2021 en 6 mei 2021 en in zijn laatste e-mail toegelicht waarom in zijn optiek toen sprake was van een onoverbrugbaar meningsverschil over de wijze van aanpak van de zaak met klager wat tot zijn definitieve terugtrekking leidde. Dat klager het daarmee niet eens was en wilde dat verweerder zijn werkzaamheden voor hem voort zou zetten, doet niet af aan de verantwoordelijkheid van verweerder om zich in de hiervoor geschetste situatie te moeten onttrekken als de advocaat van klager.
5.15 Niet valt in te zien voor de raad waarom sprake zou zijn geweest van een ontijdige onttrekking door verweerder, zoals klager heeft gesteld. Na de gedeeltelijke schikking op 17 december 2020 is de procedure op de parkeerrol van de rechtbank geplaatst voor aanhouding van die procedure voor onbepaalde tijd. Feiten of omstandigheden waaruit zou kunnen blijken dat verweerder zich wel ontijdig heeft onttrokken als advocaat, zijn niet gesteld en ook niet gebleken.
5.16 Nu van een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder richting klager geen sprake is, zal de raad de klachtonderdelen c) en d) ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel e)

5.17 Uit de beoordeling van de klachtonderdelen c) en d) volgt dat de raad van oordeel is dat verweerder de opdracht mocht beëindigen zoals door hem is gedaan en dat hem daarvan tuchtrechtelijk geen verwijt kan worden gemaakt. Dat het voor klager daarna moeilijk was om een advocaat te vinden die op basis van de (resterende) toevoeging werkzaamheden wilde doen, kan de raad niet vaststellen. Stukken die dat onderbouwen, zijn door klager ook niet overgelegd. Overigens zijn ook onvoldoende omstandigheden aangevoerd dat, zo daarvan sprake zou zijn geweest, dit enkele feit met zich meebrengt dat verweerder daarvan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Bovendien is de raad tijdens de zitting gebleken dat de belangen van klager inmiddels door zijn gemachtigde worden behartigd. Tuchtrechtelijk treft verweerder in deze dan ook geen verwijt, zodat ook klachtonderdeel e) door de raad ongegrond zal worden verklaard.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. M.W. Veldhuijsen en E.M.G. Pouls, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2023.

griffier                                                                                                       voorzitter
 
Verzonden d.d. 10 juli 2023