ECLI:NL:TADRARL:2023:174 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-518/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:174
Datum uitspraak: 17-07-2023
Datum publicatie: 24-07-2023
Zaaknummer(s): 22-518/AL/MN
Onderwerp:
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarop al eerder is beslist
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzetbeslissing. Geen aanleiding om aan de juistheid van de beslissing van de voorzitter te twijfelen. De door klager aangevoerde verzetgronden slagen dan ook niet. Het is duidelijk dat klager het niet eens is met de proceskeuzes en de financiële afspraken die verweerder met zijn cliënte heeft gemaakt, maar dat betekent niet dat klager daar als derde een rechtstreeks eigen belang bij heeft. Het gaat immers om afspraken die destijds binnen de advocaat cliëntrelatie zijn gemaakt. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden in alle onderdelen kennelijk niet ontvankelijk verklaard.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Arnhem-Leeuwarden van 17 juli 2023
in de zaak 22-518/AL/MN
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 19 september 2022 op de klacht van:

klager
over
verweerder
voormalig advocaat te [plaats]

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 26 oktober 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 29 juni 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1565945/HH/SD van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 19 september 2022 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht in alle onderdelen kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing is op dezelfde datum verstuurd aan partijen.
1.4 Op 19 oktober 2022 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift digitaal op dezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 22 mei 2023. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift met bijlagen. Ook heeft de raad kennisgenomen van de door klager overgelegde en voorgedragen spreekaantekeningen en van hetgeen verder door klager en verweerder tijdens de zitting naar voren is gebracht.

2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. In dat verband stelt klager dat het ne bis in idem-beginsel niet van toepassing is, omdat hij eerder over een ‘no cure no pay-regeling’ heeft geklaagd. Verder stelt klager dat de voorzitter hem onterecht het verwijt heeft gemaakt dat hij niet alle informatie naar voren heeft gebracht. Volgens klager heeft zijn ex-echtgenote pas na de vorige door hem over verweerder ingediende klacht bij een rechter verklaard dat zij nog nooit een rekening van verweerder heeft ontvangen en/of betaald en was dat voor klager een nieuw feit. Klager stelt dat het juist verweerder is die informatie voor de deken en de raad van discipline heeft achterhouden bij de klachtbehandeling. Volgens klager worden zijn klachtonderdelen hierdoor ontvankelijk en dienen deze in behandeling te worden genomen.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad ziet geen aanleiding om aan de juistheid van de beslissing van de voorzitter te twijfelen. De door klager aangevoerde verzetgronden slagen dan ook niet. Het is de raad duidelijk dat klager het niet eens is met de proceskeuzes en de financiële afspraken die verweerder met zijn cliënte heeft gemaakt, maar dat betekent niet dat klager daar als derde een rechtstreeks eigen belang bij heeft. Het gaat immers om afspraken die destijds binnen de advocaat-cliëntrelatie zijn gemaakt. Verder gaan de verwijten die klager verweerder maakt over de gekozen strategie en de volgens klager door verweerder uitgeoefende oneigenlijke druk over feiten die klager al in eerdere klachten over verweerder naar voren heeft gebracht en waarover de raad al inhoudelijk heeft beslist. Het door klager gestelde nieuwe feit maakt de beoordeling van het verzet niet anders, omdat ook dat feit gaat over financiële afspraken die de ex-echtgenote van klager met verweerder heeft gemaakt. Tot slot stelt de raad vast dat de voorzitter de klacht van klager op grond van de juiste toetsingskaders heeft beoordeeld en dat de voorzitter rekening heeft gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden in alle onderdelen kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. F.E.J. Janzing en M. Tijseling, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2023.

Griffier                                                                                                                            Voorzitter
 
Verzonden d.d. 10 juli 2023