ECLI:NL:TADRARL:2023:149 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-329/AL/OV/D
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2023:149 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-06-2023 |
Datum publicatie: | 26-06-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-329/AL/OV/D |
Onderwerp: | Artikel 60 b e.v., subonderwerp: Artikel 60 b Advocatenwet |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Afwijzing verzoek ex artikel 60b Advocatenwet. De raad is - met de deken - van oordeel dat het signaal van de Raad voor Rechtsbijstand ernstig is. De geconstateerde foutpercentages zijn buitengewoon hoog en (daarom) zorgwekkend. Ook verweerders slechte bereikbaarheid is onacceptabel; het kan niet zo zijn dat een advocaat zich op deze wijze onbereikbaar houdt voor een belangrijke instantie als de Raad voor Rechtsbijstand. Dat geldt temeer omdat er in het verleden al vaker door de deken en door zijn cliënten is geklaagd over verweerders slechte bereikbaarheid. De raad is het dus met de deken eens dat het geconstateerde handelen van verweerder (mede in aanmerking genomen zijn tuchtrechtelijke verleden) zorgelijk is. De raad is echter - gelet op het strenge beoordelingskader - van oordeel dat dit enkele signaal onvoldoende is om (op dit moment) te concluderen dat verweerder zijn praktijk niet meer behoorlijk kan uitoefenen en om de verstrekkende voorziening van een schorsing voor onbepaalde tijd op te leggen. |
Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 19 juni
2023
in de zaak 23-329/AL/OV/D
naar aanleiding van het verzoek ex artikel 60b Advocatenwet, van:
klaagster
mr. G.H.H. Kerkhof, in haar hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Overijssel
tegen
verweerder
gemachtigde: [kantoorgenoot], advocaat te [plaats]
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 22 mei 2023, door de raad op dezelfde datum ontvangen, heeft de
deken ten aanzien van verweerder een verzoek als bedoeld in artikel 60b Advocatenwet
ingediend.
1.2 Bij e-mail van 30 mei 2023 heeft de gemachtigde van verweerder een verweerschrift
ingediend.
1.3 Het verzoek van de deken is behandeld ter zitting met gesloten deuren van de raad
van 9 juni 2023 in aanwezigheid van mr. Van S. (namens de deken) en verweerder. Van
de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het onder 1.1 genoemde verzoek en van de op de
daarbij gevoegde inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5. Ook heeft de raad
kennisgenomen van het in 1.2 genoemde verweerschrift.
2 FEITEN
2.1 Verweerder is in 1981 beëdigd en voert, tezamen met zijn broer [kantoorgenoot]
zijn praktijk onder de naam 'Advocatenkantoor [Advocatenkantoor]' te [plaats].
[Kantoorgenoot] is vanwege ziekte en een arbeidsconflict langdurig afwezig geweest.
2.2 Op 21 januari 2021 heeft de toenmalige deken, mr. [L], met de portefeuillehoudster
personen- en familierecht en de portefeuillehouder strafrecht van de raad van de orde
een bezoek gebracht aan advocatenkantoor [Advocatenkantoor]. Dit naar aanleiding van
meerdere signalen over de praktijkvoering door verweerder, waaronder een signaal van
de president van de Rechtbank. Bij brief van 28 januari 2021 heeft de toenmalige deken
hierover het volgende aan verweerder geschreven: “Op basis van deze constatering hebben wij afgesproken dat u op korte termijn zult
proberen bij de Raad voor de Rechtsbijstand in de zogenaamde 'High Trust' te komen.
Naar onze indruk zal u dit veel werk kunnen besparen bij het afronden en uit declareren
van dossiers. Daarnaast is afgesproken dat u met uw waarnemers sneller contact zult
opnemen om zaken over te dragen, teneinde te voorkomen dat u in uw eigen praktijkvoering
vastloopt. Voorts is afgesproken dat u duidelijker de communicatie tussen u, uw kantoor
en uw cliënten zult vastleggen, zodat dit voor u maar ook voor uw ondersteunend personeel
meer inzicht geeft in de gemaakte afspraken en termijnen”.
2.3 Naar aanleiding van meerdere klachten en signalen heeft de deken een verzoek ex
artikel 60c Advocatenwet gedaan. Bij beslissing van 29 november 2021 heeft de voorzitter
dat verzoek toegewezen, [Naam rapporteur] als onderzoeker/rapporteur benoemd en bepaald
dat de rapporteur een verslag moet uitbrengen aan de voorzitter van de raad, waarin
hij zich een oordeel vormt over in hoeverre de kennelijke ziekte van verweerder en
de arbeidsongeschiktheid van zijn [kantoorgenoot] een zodanige beperking vormen dat
aangenomen moet worden dat de wijze van praktijkvoering niet meer verantwoord is.
Op 27 december 2021 heeft [Naam rapporteur] een rapportage uitgebracht. De conclusies
uit die rapportage hebben geleid tot nadere afspraken tussen de toenmalige deken en
verweerder.
2.4 Daarna zijn er opnieuw signalen en klachten over verweerder bij de deken binnenkomen.
Op grond van die signalen en klachten heeft de deken op 3 april 2023 een dekenbezwaar
tegen verweerder ingediend. De zitting in die zaak heeft plaatsgevonden op 24 april
2023. Er is in die zaak nog geen uitspraak gedaan, maar deze uitspraak zal – gelet
op de termijnen die de Raad van Discipline doorgaans hanteert voor het doen van uitspraken
– naar verwachting op korte termijn volgen.
2.5 Op 5 mei 2023 ontving de deken een e-mail van de Raad voor rechtsbijstand over
verweerder. Die e-mail luidt als volgt:
Hierbij stuur ik u een signaal in het kader van het protocol informatie-uitwisseling tussen de Raad voor Rechtsbijstand en de lokale dekens. Het signaal betreft het kantoor [Advocatenkantoor] te [plaats]. Kantoor [Advocatenkantoor] werkt op basis van High Trust-steekproef. Om de steekproef in te plannen neemt de Raad periodiek contact op met het kantoor. In het najaar van 2022 bleek het kantoor slecht bereikbaar. In oktober en november is meermaals gebeld en óf er werd niet opgenomen óf de secretaresse kon niet doorverbinden. In een poging om het kantoor te bereiken, heeft de Raad naar meerdere e-mailadressen berichten gezonden, waaronder het persoonlijke e-mailadres van één van de advocaten. Ook hier werd niet adequaat op gereageerd. Pas op 2 december 2022 krijgt de Raad contact met [verweerder]. [Verweerder] belde om te zeggen dat de geplande steekproef voor de maandag daarop geen doorgang kon vinden. Daarop is geantwoord dat het akkoord was en er is een nieuwe datum gepland op 22 december 2022 met de mededeling dat deze niet mocht worden afgezegd. Op de vraag of er iets aan de hand is, omdat het zo moeilijk bleek om het kantoor te bereiken, werd geantwoord dat er niets aan de hand is. Het kantoor was intern aan het reorganiseren en maakt gebruik van een receptie. Het ging niet helemaal goed met terugbelnotities en dergelijke. [Verweerder] beloofde beterschap. Daarnaast is [verweerder] geïnformeerd over een hoog foutpercentage bij een eerdere steekproef. Dit leidt tot een100%-controle. [Verweerder] heeft niet verzocht om inhoudelijke bespreking, maar ging direct akkoord met de bevindingen en de conclusie dat een aanvullende steekproef volgt. Deze heeft uiteindelijk ook op 22 december plaatsgevonden. De uitslag van de 100%-controle over de periode 1-9-21 tot 1-3-22 levert een foutpercentage op van 20,4%, een terugvordering van € 8.959,80. De uitslag van de reguliere controle over de periode 1-3-22 tot 1-9-22 levert een foutpercentage op van 38,1%, een terugvordering van € 9.445,61. Hier volgt dus nog weer een 100%-controle. In verband met de hoge foutpercentages raadt de Raad [verweerder] aan om te stoppen met de High Trustwerkwijze en de aanvragen voortaan weer 100% vooraf te laten toetsen. [Verweerder] meldt dat hij helemaal niet aan High Trust wil deelnemen, maar dat hij dat moet van de deken. Het liefst stopt hij er per direct mee. De Raad heeft hem overigens kenbaar gemaakt dat dat niet aan de deken is. Ook is [verweerder] duidelijk gemaakt dat hij, bij 100%-toetsing vooraf, bij elke aanvraag stukken moet meesturen én dat de doorlooptijd bij deze toetsing langer is. Dat maakt voor [verweerder] niets uit. [Verweerder] heeft de raadsmedewerker die de steekproef deed ook laten weten binnen afzienbare tijd te willen stoppen met zijn praktijk. De [kantoorgenoot] van [verweerder] [(kantoorgenoot)] is al 3 tot 3,5 jaar ziek en doet slechts af en toe een zaak. De Raad maakt zich zorgen over het [advocatenkantoor]. Ten eerste over de slechte bereikbaarheid en ten tweede over het feit dat het kantoor kennelijk tegen wil en dank in de High Trust blijft. [Verweerder] maakt veel beoordelingsfouten die leiden tot hoge terugvorderingen bij het kantoor. De Raad verwacht hierin geen verbetering in de toekomst. Ik ga ervan uit u hiermee voldoende op de hoogte te hebben gebracht van de zorgen van de Raad. En ik ontvang graag nog uw reactie op de bewering van de advocaat dat hij in de High Trust moet blijven van de deken. Het standpunt van de Raad hierin is in ieder geval dat [verweerder] zo snel mogelijk moet stoppen met High Trust om verdere schade in de toekomst te voorkomen. Daarbij in acht nemend dat nog wel afsluitende steekproeven moeten plaatsvinden, als het kantoor uit de High Trust gaat.
2.6 In de afgelopen jaren heeft de Raad van Discipline verweerder een aantal tuchtrechtelijke maatregelen opgelegd, te weten een waarschuwing (21-512/AL/OV), twee berispingen (20-769/AL/0V en 21-380/AL/0V) en - op 13 maart 2023 - een voorwaardelijke schorsing voor de duur van vier weken (22-505/AL/0V).
3 HET VERZOEK
3.1 De deken verzoekt de raad om verweerder te schorsen in de uitoefening van de praktijk
als bedoeld in artikel 60b Advocatenwet. De deken maakt zich al langere tijd zorgen
over verweerder en zijn advocatenkantoor. Uit het recente signaal van de Raad voor
Rechtsbijstand blijkt naar het oordeel van de deken dat verweerder wederom geen blijk
heeft gegeven van het behoorlijk uitoefenen van zijn praktijk. Het is niet acceptabel
dat een advocaat zich voor de Raad voor Rechtsbijstand onbereikbaar houdt en dusdanig
veel beoordelingsfouten maakt.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek. De raad zal hierna, waar nodig,
op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 Het verzoek is gegrond op artikel 60b lid 1 Advocatenwet. Dat bepaalt dat de raad
op verzoek van de deken een advocaat die tijdelijk of blijvend geen blijk geeft zijn
praktijk behoorlijk uit te oefenen, voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de
praktijk kan schorsen. Volgens de memorie van toelichting bij artikel 60b Advocatenwet
(Tweede Kamer, 1999-2000, 26940, nr. 3) is met de invoering van artikel 60b beoogd
om adequaat handelen mogelijk te maken bij een onbehoorlijke praktijkuitoefening door
een advocaat, wanneer de betreffende advocatenpraktijk structureel disfunctioneert
of zodanig disfunctioneert dat de rechtshulpverlening aan veel cliënten in het gedrang
komt. Bij het disfunctioneren waarop artikel 60b ziet, moet worden gedacht aan de
onbekwaamheid om een praktijk behoorlijk te voeren, het verwaarlozen van cliënten,
verslaving en ziekte, waardoor het ingrijpen op korte termijn nodig is. In dergelijke
gevallen kan alleen een schorsing worden opgelegd of een voorziening worden getroffen,
indien daartoe de noodzaak is.
5.2 De deken heeft het bovengenoemde signaal van de Raad van Rechtsbijstand aan haar
verzoek ten grondslag gelegd. In het schriftelijke verzoek heeft de deken ook genoemd
dat er andere recente signalen en klachten over verweerder zijn binnengekomen met
betrekking de bijstand van cliënten en zijn slechte bereikbaarheid. Naar aanleiding
van die klachten heeft de deken een dekenbezwaar ingediend. Dat betekent dat er gelijktijdig
een verzoek ex artikel 60b Advocatenwet en een dekenbezwaar bij de raad aanhangig
zijn. In deze beslissing zal alleen een beslissing worden genomen op het verzoek ex
artikel 60b Advocatenwet. Het dekenbezwaar wordt behandeld door de raad in een andere
combinatie. In die zaak is nog geen uitspraak gedaan, maar wordt wel binnenkort een
uitspraak verwacht. Het schriftelijke dekenbezwaar heeft de deken (zonder bijlagen)
ook als bijlage bij haar verzoek ex 60b Advocatenwet gevoegd. Dat dekenbezwaar staat
echter los van dit verzoek en de deken heeft de in die andere zaak genoemde klachten
en signalen - zo begrijpt de raad - ook niet aan het onderhavige verzoek ten grondslag
gelegd. Bij de beoordeling van dit verzoek wordt met die signalen en klachten dan
ook geen rekening gehouden.
5.3 De raad is - met de deken - van oordeel dat het signaal van de Raad voor Rechtsbijstand
ernstig is. De geconstateerde foutpercentages zijn buitengewoon hoog en (daarom) zorgwekkend.
Ook verweerders slechte bereikbaarheid is onacceptabel; het kan niet zo zijn dat een
advocaat zich op deze wijze onbereikbaar houdt voor een belangrijke instantie als
de Raad voor Rechtsbijstand. Dat geldt temeer omdat er in het verleden al vaker door
de deken en door zijn cliënten is geklaagd over verweerders slechte bereikbaarheid.
De raad is het dus met de deken eens dat het geconstateerde handelen van verweerder
(mede in aanmerking genomen zijn tuchtrechtelijke verleden) zorgelijk is. De raad
is echter - gelet op het strenge beoordelingskader - van oordeel dat dit enkele signaal
onvoldoende is om (op dit moment) te concluderen dat verweerder zijn praktijk niet
meer behoorlijk kan uitoefenen en om de verstrekkende voorziening van een schorsing
voor onbepaalde tijd op te leggen. Dat betekent dat het verzoek van de deken wordt
afgewezen.
BESLISSING
De raad van discipline:
- wijst het verzoek af.
Aldus beslist door mr. O.P van Tricht, voorzitter, mrs. S.M. Bosch-Koopmans, N.A.
Heidanus, H.Q.N. Renon, S.H.G. Swennen, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier
en uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2023.
griffier voorzitter
Verzonden d.d. 19 juni 2023