ECLI:NL:TADRARL:2023:130 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-969/AL/NN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:130
Datum uitspraak: 05-06-2023
Datum publicatie: 07-06-2023
Zaaknummer(s): 22-969/AL/NN
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Naar het oordeel van de raad heeft verweerster de geschillen van klaagster met zowel de huurcommissie als met haar verhuurder (na lekkage) op zorgvuldige wijze en op deskundige wijze behandeld. Verweerster heeft bovendien geheel onverplicht voor de zaken niets aan klaagster in rekening gebracht. Na de met klaagster ontstane vertrouwensbreuk diende verweerster haar opdracht voor klaagster te beëindigen. Het stond haar daarna vrij om de toevoeging te declareren zoals door haar gedaan. Ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 5 juni 2023
in de zaak 22-969/AL/NN
naar aanleiding van de klacht van:

klaagster
over   
verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 21 juni 2021 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 13 december 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2022 KNN049/1984174 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 14 april 2023. Daarbij waren klaagster (telefonisch) en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail, met bijlagen, van klaagster van 22 maart 2023 en de reactie daarop – na de zitting – van verweerster van 21 april 2023.

2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Klaagster heeft een geschil gehad met haar verhuurder (hierna: de woonstichting) over de betaalde servicekosten. Verweerster heeft klaagster bijgestaan in de procedure bij de Huurcommissie. Voor deze kwestie is geen toevoeging voor klaagster aangevraagd omdat dat niet kan in een dergelijke procedure.
2.2 Klaagster is in deze procedure gedeeltelijk in het gelijk gesteld en de woonstichting heeft aan klaagster over de jaren 2017 en 2018 een bedrag van € 200,- aan teveel betaalde servicekosten terugbetaald.
2.3 Op 28 januari 2021 heeft klaagster lekkage gehad in de keuken van haar huurwoning. Zij heeft zich opnieuw tot verweerster gewend voor juridische bijstand. Voor deze werkzaamheden heeft verweerster voor klaagster een toevoeging aangevraagd. Verweerster heeft de woonstichting aansprakelijk gesteld voor de door klaagster geleden schade als gevolg van de lekkage. De woonstichting heeft betwist dat klaagster daardoor schade heeft geleden en heeft ook de hoogte van de door klaagster vermeende schade betwist. Uit coulance heeft de woonstichting in een brief aan klaagster van 13 april 2021 een bedrag van € 100,- aangeboden. Klaagster heeft dat bedrag afgewezen.
2.4 Per e-mail van 17 september 2021 aan klaagster heeft verweerster haar werkzaamheden voor klaagster in de kwestie over de servicekosten beëindigd.
2.5 In november 2021 en tweemaal in april 2022 heeft klaagster weer lekkages gehad in de keuken van haar huurwoning. Verweerster heeft deze zaak/zaken niet in behandeling genomen.
2.6 In haar e-mail van 22 maart 2022 heeft verweerster over de kwestie van de eerste lekkage aan klaagster geschreven:

Ik heb u al vele malen bericht welke info nodig is om een (redelijke) kans van slagen te hebben in een eventuele procedure. Dat heeft te maken met het feit dat er een bewijslast op u rust. Helaas blijft die info uit.

Dat brengt met zich mee dat de kans van slagen in een eventuele procedure zeer gering is. Ik begrijp dat dat een teleurstellend bericht voor u is. Maar daar moet ik u wel over informeren.

U dient te bewijzen dat er een lekkage in uw woonruimte is geweest in januari 2021 en welke schade u ten gevolge daarvan heeft geleden. Dat er een lekkage is geweest kunt u nog wel aantonen althans ik ga ervan uit dat u dat wel kunt bewijzen.

Maar u dient ook te bewijzen wat de gevolgen daarvan voor u zijn (geweest).(…)

Omdat bewijzen uitblijven - en ik ervan uitga dat die bewijzen ook niet meer gaan komen - adviseer ik u negatief omtrent het eventueel opstarten van een procedure.

Nogmaals ik begrijp dat dat een teleurstellend bericht voor u is.

Maar ik kan - en ga - niet een procedure voor u opstarten als de kans van slagen - zo ongeveer - nihil is.

Daarmee eindigen dus mijn werkzaamheden voor u.

Het spijt mij - nogmaals - u niet positiever te kunnen berichten.

2.7 In maart en april 2022 heeft klaagster aan verweerster verzocht om beide dossiers aan haar te mailen, zodat klaagster daarmee naar een andere advocaat kan gaan. Ook heeft zij verzocht om de toevoegingen aan klaagster terug te sturen.
2.8 De klachtenfunctionaris van het kantoor van verweerster heeft de klachten van klaagster over verweerster ongegrond verklaard. In de (ongedateerde) uitspraak heeft de klachtenfunctionaris nog aan klaagster geschreven:

Het staat u vrij om van mening te verschillen met uw advocaat over de negatieve adviezen. Voor u bestaat dan een mogelijkheid om een second opinion aan te vragen. De nieuwe advocaat kan daarvoor een toevoeging aanvragen, die wel aan bepaalde voorwaarden moet voldoen. Of daaraan is voldaan bepaalt de Raad voor Rechtsbijstand. Tevens moet u een nieuwe eigen bijdrage betalen.

Overigens hebt u aan ons kantoor geen eigen bijdragen voldaan.

De nieuwe advocaat kan mogelijk voor de schadegevallen van november 2021 en april 2022 een nieuwe toevoeging aanvragen.

Tevens adviseer ik u om een nieuwe inboedelverzekering af te sluiten die dit soort schade wel dekt.

3 KLACHT
De klacht houdt, zoals ter zitting aan klaagster voorgehouden en waarmee zij heeft ingestemd, zakelijk weergegeven in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) toevoegingen voor klaagster aan te vragen en te declareren, zonder dat zij een procedure voor klaagster is gestart of een oplossing voor klaagster heeft bereikt;
b) te weigeren de zaken van klaagster verder in behandeling te nemen;
Toelichting: De Huurcommissie heeft volgens klaagster vastgesteld dat zij jarenlang onjuiste servicekosten heeft betaald. Ten onrechte heeft zij slechts over twee jaren servicekosten teruggekregen in plaats vanaf 2009. Verweerster had die zaak daarna weer moeten oppakken voor klaagster maar heeft dat niet gedaan. Klaagster kon en kan niet aantonen wat de precieze schade van de lekkages in de keuken is, maar dat ligt buiten haar schuld. Door de coronamaatregelen kon de schade niet in haar keuken worden bekeken door de woningstichting en andere experts. De meeste beschadigde spullen, die zij door corona wel moest weggooien, waren cadeaus zodat klaagster daarvan geen bonnetjes heeft;
c) te weigeren de zaken (en de toevoegingen) over te dragen aan de opvolgend advocaat van klaagster;
d) onvoldoende met klaagster te communiceren over de zaken.

4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
Klachtonderdelen a) en b)
4.2 Klaagster heeft in de zaak van de servicekosten gedeeltelijk gelijk gekregen bij de Huurcommissie. Klaagster heeft van de woonstichting een bedrag van € 200,-  teruggekregen over een tweetal jaren 2017 en 2018. Het verzoek van klaagster om ook teveel betaalde servicekosten over de jaren daarvoor te vorderen was niet haalbaar omdat servicekosten slechts met twee jaar terugwerkende kracht kunnen worden gevorderd. Omdat het maximale is bereikt in de zaak, heeft verweerster haar werkzaamheden voor klaagster in deze zaak geëindigd en dat ook aan haar uitgelegd in de e-mail van 17 september 2021 aan klaagster. Voor deze zaak heeft verweerster geen toevoeging aangevraagd, aangezien een procedure bij de Huurcommissie niet onder een toevoeging valt. De kosten hiervoor heeft verweerster voor eigen rekening genomen.
4.3 Klaagster heeft in januari 2021 een lekkage gehad in haar huurwoning. Om met succes schadevergoeding te kunnen vorderen, moest de door klaagster gestelde schade worden aangetoond. Klaagster kon dat niet omdat zij geen foto’s, verklaringen of bonnetjes ten bewijze van de geleden schade kon overleggen. Ook had klaagster naar eigen zeggen de door de lekkage beschadigde spullen in verband met hygiënemaatregelen rondom corona weggegooid. De enige bon die aanwezig was, was van gordijnen en dateerde uit 2016. Dat was onvoldoende en dat heeft zij klaagster ook gemeld. Verweerster heeft voor haar werkzaamheden in deze zaak een toevoeging voor klaagster aangevraagd. Uit coulance heeft zij afgezien van incasso van de door klaagster verschuldigde eigen bijdrage. Volgens verweerster heeft zij herhaaldelijk aan klaagster uitgelegd dat een procedure niet kon slagen wegens gebrek aan bewijs en dat zij geen zinloze procedure voor klaagster zou starten. Dat klaagster meent dat dit niet klopt, maakt de kans van slagen niet anders. In het verlengde hiervan heeft verweerster besloten om de schadeclaims van klaagster vanwege de nieuwe lekkages in november 2021 en april 2022 niet in behandeling te nemen.
Klachtonderdeel c)
4.4 Verweerster heeft tijdens de zitting van de raad betwist dat zij een verzoek van een opvolgend advocaat van klaagster heeft gekregen om de - enige - verleende toevoeging aan die advocaat over te dragen.
Klachtonderdeel d)
4.5 Verweerster heeft tijdens de zitting van de raad verklaard dat zij heel veel voor klaagster heeft gedaan en dat zij klaagster overal nauw bij heeft betrokken. Alle concepten en ontvangen correspondentie heeft zij aan klaagster toegestuurd, wat daarna leidde tot nieuwe afstemming over de werkzaamheden.

5 BEOORDELING

Maatstaf
 
5.1 In geschil is of verweerster de belangen van klaagster in haar geschillen met de woonstichting heeft behandeld met voldoende zorg voor de belangen van klaagster, in de zin van artikel 46 Advocatenwet.
5.2 De tuchtrechter toetst het handelen van de advocaat in volle omvang, maar dient bij zijn beoordeling rekening te houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor een advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat brengt met zich mee dat niet iedere misslag of elk verzuim behoeft te leiden tot een tuchtrechtelijk verwijt. In het belang van een goede rechtsbedeling draagt de advocaat zorg voor de rechtsbescherming van zijn cliënt. Daartoe is de advocaat bij de uitoefening van zijn beroep deskundig en kan hij beschikken over voldoende kennis en vaardigheden. De raad  zal beoordelen of verweerster voldoende deskundig is geweest in haar advisering naar klaagster.
5.3 De raad zal de klachtonderdelen aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Heeft verweerster de belangen van klaagster met voldoende zorg behartigd?

5.4 Op grond van de stukken en de verklaringen tijdens de zitting is de raad niet gebleken dat verweerster op enige wijze tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klaagster heeft gehandeld. Voor de raad is juist het tegendeel komen vast te staan. Verweerster heeft immers meer voor klaagster gedaan dan van haar verwacht kon worden op basis van de aan haar verstrekte opdrachten. Daarbij heeft verweerster naar het oordeel van de raad de belangen van klaagster in het geschil met de huurcommissie op juridisch juiste wijze behartigd en uit coulance haar daaraan bestede tijd niet bij klaagster in rekening gebracht. Alleen voor de werkzaamheden in verband met de schade als gevolg van één lekkage in de huurwoning heeft verweerster een toevoeging voor klaagster aangevraagd en gekregen. Ook in deze  zaak heeft verweerster naar het oordeel van de raad haar werkzaamheden op juridisch juiste wijze gedaan en heeft zij klaagster daarbij, zo heeft verweerster onweersproken tijdens de zitting verklaard, nauw betrokken en de nodige stukken toegestuurd. In die zaak heeft verweerster, geheel onverplicht, de eigen bijdrage niet in rekening gebracht bij klaagster. Daar komt nog bij dat verweerster naar het oordeel van de raad in haar correspondentie met klaagster duidelijk is geweest over - het ontbreken van - de proceskansen, omdat klaagster haar vermeende schade als gevolg van de lekkage niet met de nodige bewijsstukken kon onderbouwen. Van een advocaat wordt verwacht dat deze de cliënt weerhoudt van het starten van kansloze procedures. Dat heeft verweerster ook zo in de twee volgende zaken voor klaagster op correcte wijze gedaan. Uit de door klaagster overgelegde correspondentie met een andere advocaat wordt het standpunt van verweerster ook bevestigd dat sprake was van een kansloze procedure voor klaagster. Dat klaagster zich in dat negatieve advies van verweerster niet kan vinden, maakt het optreden van verweerster echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
5.5 Vaststaat dat verweerster één toevoeging voor klaagster heeft aangevraagd voor de eerste lekkagezaak van klaagster. In die kwestie heeft verweerster, zoals de raad hiervoor heeft overwogen, op deskundige en zorgvuldige wijze werkzaamheden voor klaagster gedaan. Verweerster mocht èn moest haar opdracht voor klaagster in die zaak stopzetten na de ontstane vertrouwensbreuk met klaagster. Een advocaat kan niet worden verplicht om een zaak te doen of te blijven doen. Na beëindiging van haar opdracht stond het verweerster vervolgens vrij om haar werkzaamheden in de lekkage zaak bij de Raad voor Rechtsbijstand te declareren. Het  verwijt van klaagster dat verweerster heeft geweigerd om de zaken en bijbehorende toevoegingen aan een opvolgend advocaat over te dragen is door verweerster gemotiveerd weersproken en is de raad ook niet zo gebleken uit de overgelegde stukken.
5.6 Op grond van het vorenstaande, in samenhang beschouwd, is de raad van oordeel dat verweerster op zorgvuldige wijze de belangen van klaagster heeft behartigd en dat haar geen tuchtrechtelijk verwijt treft. Dat betekent dat de raad alle klachtonderdelen ongegrond zal verklaren.
 
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. M. Jansen, voorzitter, mrs. S.M. Bosch, N.A. Heidanus, H.Q.N. Renon, H.J. Voors, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2023.

griffier                                                                                                                        voorzitter

Bij afwezigheid van mr. M.M. Goldhoorn
is deze beslissing ondertekend door
mr. W.B. Kok (plaatsvervangend griffier)

Verzonden d.d. 5 juni 2023