ECLI:NL:TADRARL:2023:123 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-018/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:123
Datum uitspraak: 03-04-2023
Datum publicatie: 23-05-2023
Zaaknummer(s): 23-018/AL/MN
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Misverstand tussen klager en het advocatenkantoor van zijn zus. De klacht had voorkomen kunnen worden als het advocatenkantoor vragen van klager voortvarender had beantwoord. Het tuchtrecht is echter niet bedoeld om misverstanden aan de kaak te stellen en klager is niet in een tuchtrechtelijk relevant belang geschaad. De klacht is daarom kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 3 april 2023
in de zaak 23-018/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over
verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 13 januari 2023 met kenmerk Z 2002794, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de eventueel in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen. De voorzitter heeft verder kennis genomen van de e-mail van 20 februari 2023, met bijlagen, van de zijde van klager.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Tussen klager en zijn zus bestaat onmin over (onder meer) de zorg voor hun oude tante. Klager heeft in dat verband contact gezocht met een mentorbureau. De zus van klager heeft verweerster gevraagd een bericht te sturen naar het mentorbureau.
1.2 Op 15 juni 2022 heeft klager het volgende geschreven aan verweerster:

“(…) Een van jullie heeft - als ik juist ben geïnformeerd, ik ken de brief zelf nl. niet - op 28 februari 2017 een brief gestuurd aan de [mentorbureau]. Daarin zou ervan sprake zijn dat ik mijn tante (…) [geb. (…)] niet zou mogen ontmoeten op haar adres in (…). E.e.a. zou deze advocaat verteld zijn door mijn zus, (…).

Ik zoek contact met de bewuste advocaat van toen met de vraag of hij of zij nog steeds optreedt voor mijn zus c.q. voor mijn tante. Want ik stel hernieuwd contact met mijn tante - en ook met mijn zus - op prijs.

Recente pogingen hierover in contact te komen met mijn zus zelf worden onbeantwoord gelaten, vandaar dat ik dacht: laat ik die advocaat van toen benaderen. Alleen: wie was dat? (…)”

1.3 Op 29 juni 2022 heeft klager het bericht nog eens onder de aandacht van verweerster gebracht.
1.4 Op 6 juli 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
1.5 Op 22 juli 2022 heeft mr. R, advocaat bij verweerster, het volgende aan klager geschreven:

“Via de deken van de orde van de advocaten bereikte mij het bericht dat u een klacht tegen ons kantoor heeft ingediend in verband met het onbeantwoord laten van een verzoek om informatie. Meer specifiek heeft u ons kantoor gevraagd welke advocaat op 28 februari 2017 namens (…) en [zus klager] een brief heeft gestuurd naar [mentorbureau].

Hierbij deel ik u mede dat ondertekende de bewuste brief destijds heeft verzonden. Uw verzoek om informatie heeft mij niet eerder bereikt, waardoor ik u daarover niet hebben kunnen informeren.

Verder bericht ik u hierbij dat mijn dossier al geruime tijd is gesloten en ik sindsdien niet meer optreed voor (…) en [zus klager].

Ik ga ervan uit dat uw vraag hiermee is beantwoord en zou het derhalve waarderen als u uw klacht bij de deken zou willen intrekken.”

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door niet te reageren op de berichten van klager.
2.2 De stellingen die klager aan de klacht ten grondslag heeft gelegd worden hierna, voor zover van belang, besproken.

3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft aangevoerd dat klager geen cliënt of wederpartij is (geweest). Klager is daarnaast niet gemachtigd om voor of namens zijn zus of tante op te treden. Verweerster is daarom niet gehouden om informatie prijs te geven aan klager. Onverplicht heeft verweerster klager naar aanleiding van de klacht laten weten dat mr. R heeft opgetreden voor zijn zus.

4 BEOORDELING
Overweging vooraf
4.1 In deze beslissing wordt alleen geoordeeld over het handelen van (medewerkers) verweerster. Er wordt niet geoordeeld over de wijze waarop de deken de klacht heeft onderzocht. Hetgeen klager daarover naar voren heeft gebracht zal daarom niet worden besproken.
Klacht
4.2 De voorzitter begrijpt uit het klachtdossier dat klager zich zorgen maakte over het welzijn van zijn tante en dat hij in dat verband een mentorbureau heeft benaderd. Het mentorbureau heeft vervolgens zelfstandig contact gezocht met de tante en de zus van klager. De zus vond de interventie van het mentorbureau niet gewenst. Op verzoek van de zus heeft verweerster daarom een brief naar het mentorbureau gestuurd. Klager heeft lucht gekregen van deze brief en heeft verweerster benaderd met een vraag over deze brief. Daarin stond volgens klager namelijk iets over geoorloofdheid van zijn omgang met de tante.
4.3 Gelet op de omstandigheid dat klager had begrepen dat zijn relatie tot de tante onderwerp was in de brief aan het mentorbureau, is het naar het oordeel van de voorzitter niet onbegrijpelijk dat klager zich tot verweerster wendde met zijn vraag. Klager is in de verhouding tussen zijn zus, bijgestaan door verweerster enerzijds en het mentorbureau anderzijds echter een derde. Een plicht om informatie te verstrekken bestond daarom niet voor verweerster. Had verweerster op de vraag gereageerd, dan had een misverstand voorkomen kunnen worden. Naar het oordeel van de voorzitter ligt aan deze klacht namelijk een onschuldig misverstand ten grondslag tussen een advocaat en een derde. Het tuchtrecht is niet bedoeld om dergelijke misverstanden aan te kaarten.
4.4 Verweerster had deze klacht niettemin kunnen voorkomen, als zij voortvarend op het eerste bericht van klager had geantwoord met een bericht zoals dat van 22 juli 2022. Klager had echter ook kunnen kiezen voor een andere weg dan die van een tuchtklacht. Klager had er ook voor kunnen kiezen om telefonisch contact te zoeken met verweerster om klaarheid te krijgen. Met zijn gang naar de deken heeft hij de zaak onnodig op de spits gedreven.
4.5 Klager heeft uiteindelijk iets meer dan vijf weken na zijn eerste bericht aan verweerster antwoord ontvangen op zijn vraag. Het had sneller gekund en dat was ook beter geweest, maar klager is door de gang van zaken in geen enkel tuchtrechtelijk relevant belang geschaad. De klacht is daarom kennelijk ongegrond.
4.6 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 april 2023.

Griffier                                                                                                       Voorzitter

Verzonden d.d. 3 april 2023