ECLI:NL:TADRARL:2023:102 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-150/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:102
Datum uitspraak: 01-05-2023
Datum publicatie: 03-05-2023
Zaaknummer(s): 23-150/AL/MN
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klager heeft verweerder verweten zich schuldig te maken aan belangenverstrengeling. Verweerder heeft aangevoerd dat hij niet de advocaat van de vereniging van eigenaren is (geweest) en dat hij in zijn hoedanigheid van advocaat daarbij ook geen inhoudelijke betrokkenheid heeft (gehad). Naar het oordeel van de voorzitter heeft klager, in reactie op het verweer, onvoldoende onderbouwd waarom dat wel het geval is geweest. Dat op het B-2 stelformulier van de behandelend advocaat, kantoorgenoot van verweerder, bij de toelichting staat vermeld ‘stellen ons namens gedaagde’ en de omstandigheid dat verweerder een enkele keer is opgenomen in de cc is daarvoor onvoldoende. Reeds om die reden wordt de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwardenvan 1 mei 2023
in de zaak 23-150/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over
verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 20 februari 2023 met kenmerk Z 1864680 HH/SD, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is eigenaar en bewoner van een appartement in een wooncomplex te Utrecht. Ook verweerder is eigenaar en bewoner van (een) appartement(en) in dit wooncomplex.
1.2 In de periode van 18 november 2014 tot 29 november 2016 is verweerder voorzitter/bestuurslid geweest van de Vereniging van Eigenaren in het wooncomplex (hierna verder: de VvE).
1.3 Klager is in enige juridische geschillen verwikkeld met de VvE. In die geschillen/procedures wordt klager bijgestaan door mr. Van D. De VvE wordt bijgestaan door mr. E, een kantoorgenoot van verweerder.
1.4 Klager heeft een procedure gestart tegen de VvE. Deze loopt bij de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (hierna verder: de rechtbank).
1.5 Per e-mail van 12 januari 2021 heeft de secretaresse van mr. E aan de advocaat van klager, in cc aan mr. E en aan verweerder, geschreven:

Bijgaand zend ik u, op verzoek van mr. [E], een kopie van het zojuist bij de rechtbank ingediende B­formulier. Ik verzoek u vriendelijk uw toekomstige correspondentie in deze zaak aan mr. [E] te richten.

In het B (stel)-formulier staat onder meer vermeld:

Advocaat    mr. [E]

Eventuele rolinstructie  stellen ons namens gedaagde partij

1.6 In zijn e-mail van 27 april 2021 heeft mr. Van D namens klager aan mr. E en aan verweerder onder meer geschreven:

Cliënt heeft moeten constateren dat [verweerder] (nauw) betrokken is bij de gerechtelijke procedure tussen partijen, althans is [verweerder] in een van de e-mailberichten van mr. [E] naar ondergetekende in "cc" opgenomen. Hiermee is bij cliënt de indruk gewekt dat u beiden de belangen van de VvE behartigt.

[Verweerder] is in de periode 18 november 2014 tot 29 november 2016 voorzitter/bestuurslid geweest van de VvE en heeft in die hoedanigheid kennisgenomen van de klachten van cliënt over de geluidhinder van de lift. Cliënt acht de betrokkenheid van [verweerder] bij deze zaak dan ook ontoelaatbaar en in strijd met de gedragsregels. (…)

Cliënt sluit niet uit dat in onderhavige procedure een getuigenverhoor wordt gelast en (oud)bestuursleden/-voorzitters (waaronder [verweerder]) als getuige worden opgeroepen. Het verschoningsrecht dat [verweerder] mogelijk toekomt zal botsen met het fundamentele recht van cliënt op een eerlijk proces, onder meer omdat het proces van waarheidsvinding alsdan niet tot zijn recht komt. Als advocaat dient u ervoor te waken dat zich ook in de toekomst dergelijke belangenconflicten zich zullen voordoen.

Op grond van bovenstaande redenen verzoekt cliënt u beiden om uiterlijk donderdag 29 april a.s. te 16.00 uur schriftelijk te bevestigen dat u zich zult onttrekken aan de zaak, bij gebreke waarvan cliënt zich zal wenden tot de Deken.

1.7 Per e-mail van 28 april 2021 heeft mr. E aan de advocaat van klager, in cc aan verweerder, bericht dat verweerder niet als advocaat van de VvE optreedt en dat hijzelf geen enkele aanleiding ziet om zich als advocaat van de VvE te onttrekken.
1.8 Bij brief van 29 maart 2022, ingekomen op 31 maart 2022, heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. Met dezelfde brief heeft klager een gelijkluidende klacht ingediend over mr. E (bij de raad bekend onder zaaknummer 23-151/AL/MN).
1.9 Met zijn e-mails van 19 september 2022 heeft klager zijn klacht uitgebreid c.q. aangevuld.

2 KLACHT
2.1  De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) zich doelbewust jegens klager schuldig te maken aan belangenverstrengeling door (samen met kantoorgenoot mr. E) op te treden voor de VvE;
b) procedure(s) namens de VvE jegens klager te financieren, terwijl verweerder er financieel voordeel bij heeft omdat hij twee appartementen in het complex in eigendom heeft.
2.2 Ter toelichting op zijn klacht heeft klager onder meer het volgende aangevoerd. Volgens klager is hij in privé een wederpartij van verweerder (en zijn kantoorgenoot mr. E). Verweerder maakt zich volgens hem schuldig aan belangenverstrengeling. Verweerder heeft (minimaal) twee appartementen in het wooncomplex in eigendom en financiert daardoor de procedures tegen klager en heeft daarbij voordeel. De VvE heeft bovendien geen adequate rechtsbijstandsverzekering waardoor alle medebewoners in het wooncomplex op kosten worden gejaagd, terwijl de zakelijke opbrengsten daarvan weer bij verweerder terecht komen. Klager wil dat verweerder zijn taak neerlegt en dat de VvE een andere advocaat inschakelt.

3 VERWEER
De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING
Toetsingsmaatstaf
4.1 Naar vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline dient de tuchtrechter bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien het open karakter van de wettelijke norm, daarbij, ter invulling van deze norm, wel van belang zijn.
4.2 De voorzitter stelt voorop dat een advocaat in het algemeen niet mag optreden tegen een voormalige cliënt van hem of van een kantoorgenoot (vgl. gedragsregel 15). De advocaat moet voorkomen dat hij zich in een situatie begeeft dat hij in een belangenconflict met zijn cliënt geraakt. De cliënt moet erop kunnen vertrouwen dat vertrouwelijke informatie niet tegen hem kan worden gebruikt. Dit laatste vloeit reeds voort uit de op een advocaat rustende verplichting tot geheimhouding. Deze uitgangspunten leiden slechts uitzondering indien is voldaan aan de voorwaarden genoemd in de leden 3 en 4 van genoemde gedragsregel.
4.3 Verweerder heeft aangevoerd dat hij niet de advocaat van de VvE is (geweest) en dat hij in zijn hoedanigheid van advocaat daarbij ook geen inhoudelijke betrokkenheid heeft (gehad). Naar het oordeel van de voorzitter heeft klager, in reactie op het verweer, onvoldoende onderbouwd waarom dat wel het geval is geweest. Dat op het B-2 stelformulier  van januari 2021 namens mr. E bij de toelichting staat vermeld ‘stellen ons namens gedaagde’ en de omstandigheid dat verweerder een enkele keer is opgenomen in de cc - bij de e-mail van 12 januari 2021 van de secretaresse en bij de e-mail van 28 april 2021 van mr. E aan de advocaat van klager - is daarvoor onvoldoende. Reeds om die reden wordt de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2023.
 
Griffier                                                                                                        Voorzitter

Verzonden d.d. 1 mei 2023