ECLI:NL:TADRARL:2023:10 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-254/AL/NN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:10
Datum uitspraak: 23-01-2023
Datum publicatie: 27-01-2023
Zaaknummer(s): 22-254/AL/NN
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet. Voorzittersbeslissing met daarin een kennelijke verschrijving in de uitspraakdatum leidt niet tot nietigheid daarvan.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 23 januari 2023
in de zaak 22-254/AL/NN
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 13 juni 2022 op de klacht van:

klager
over
verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 4 mei 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 28 maart 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2021 KNN044/1369546 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 13 juni 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) klachtonderdeel b) niet-ontvankelijk verklaard en de overige klachtonderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 13 juni 2022 verzonden aan partijen.
1.4 Op 13 juli 2022 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 11 november 2022. Daarbij waren klager, ter zitting bijgestaan door zijn zoon, en verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2 NIETIGHEIDSVERWEER EN VERZETGRONDEN
2.1 Klager voert ten eerste aan dat beslissing van de voorzitter nietig is omdat de uitspraak al op 13 juni 2022 is verzonden nog voordat de beslissing op 20 juni 2022 door de voorzitter in het openbaar is uitgesproken.
2.2 Voor zover de raad dit verweer niet volgt, heeft klager de volgende gronden, zakelijk weergegeven, tegen de beslissing van de voorzitter aangevoerd:
1) de voorzitter heeft miskend dat verweerder zich herhaaldelijk onnodig grievend jegens klager heeft uitgelaten en feiten heeft geponeerd en stukken heeft overgelegd, waaronder een meinedige verklaring, waarvan hij wist, of kon weten, dat die in strijd met de waarheid waren;
2) de voorzitter heeft miskend dat verweerder in strijd met de wettelijke en contractuele geheimhoudingsplicht het persoonlijke en vertrouwelijke dossier van klager bij zijn fiscalist als ‘bewijs’, zelfs in bewerkte en geantedateerde vorm, bij de memorie van eis heeft gevoegd in de arbitrageprocedure. Klager betwist uitdrukkelijk dat dat een mediation dossier betrof, hetgeen verweerder volgens klager ook niet heeft kunnen onderbouwen. Dat de voorzitter in rechtsoverweging 4.8 heeft overwogen dat klager dit standpunt niet voldoende heeft onderbouwd, is opmerkelijk omdat de deken die bewijsstukken van klager in de onderzoeksfase van de klacht meermaals heeft geweigerd;
3) de voorzitter heeft miskend dat verweerder een groot aantal personen, zelfs met tegenstrijdige belangen, bijstaat met als doel om klager tegen te werken, waarbij zelfs op initiatief van verweerder tussen die personen dossiers worden uitgewisseld ten nadele van klager, zodat verweerder zodoende zijn recht kan halen;
4) de voorzitter heeft miskend dat sprake is van een grootschalige fraude door verweerder en obstructie door hem van de rechtspraak, waardoor de belangen van klager onevenredig en op zeer ernstige wijze zijn geschaad.
2.3 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT
Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING
Ten aanzien van het nietigheidsverweer:
4.1 Klager heeft terecht aangevoerd dat de uitspraakdatum van 13 juni 2022 bovenaan de beslissing van de voorzitter afwijkt van de datum onderaan de beslissing op bladzijde 6. Die datum van 20 juni 2022 is een kennelijke verschrijving. De voorzitter heeft de beslissing op 13 juni 2022 in het openbaar uitgesproken door de beslissing, na vooraankondigingen, op 13 juni 2022 aan partijen te versturen. Dat dit op 13 juni 2022 is gebeurd, blijkt ook uit de dagstempel op bladzijde 6 van de beslissing. Daarmee is de beslissing van de voorzitter rechtsgeldig. Het verweer van klager wordt dan ook verworpen.
Ten aanzien van het verzet:
4.2 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.3 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden deels niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond bevonden. Klager heeft nog aangevoerd dat hij tijdens het klachtonderzoek door de deken geen bewijsstukken heeft mogen aanleveren zodat hem niet kan worden verweten dat hij zijn klachten niet voldoende met bewijsstukken heeft kunnen onderbouwen. Indien en voor zover daarvan sprake is geweest gedurende het klachtonderzoek bij de deken, doet dit niet af aan het feit dat klager daarna op grond van het Landelijk Procesreglement van de Raden van Discipline nog ruim voldoende gelegenheid heeft gehad om relevante stukken ter onderbouwing van zijn klacht in te dienen. De door klager ingediende stukken, ook die bij het verzetschrift zijn gevoegd, leiden echter niet tot een ander oordeel van de raad.
4.4 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mrs. S.H.G. Swennen en H.J. Voors, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2023.

Griffier                                                                          Voorzitter
 
Verzonden d.d. 23 januari 2023