ECLI:NL:TADRAMS:2023:90 Raad van Discipline Amsterdam 22-858/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2023:90
Datum uitspraak: 01-05-2023
Datum publicatie: 04-05-2023
Zaaknummer(s): 22-858/A/A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: klacht tegen eigen advocaat. Klager stelt dat verweerster klachtwaardig heeft gehandeld door aan hem mee te delen dat de rechtbank bij de planning van een zitting rekening zou houden met de door verweerster opgegeven verhinderdata. Daarnaast stelt klager dat verweerster een second opinion heeft tegengewerkt. Beide klachten zijn ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 1 mei 2023
in de zaak 22-858/A/A
naar aanleiding van de klacht van:


klager

over:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 20 juli 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2    Op 26 oktober 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2019604 van de deken ontvangen. 
1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 20 maart 2023. Daarbij waren klager, verweerster en de gemachtigde van verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst onder 1 tot en met 6 genoemde stukken. Ook heeft de raad kennisgenomen van de door klager op 21 november 2022 nagezonden stukken en de daarbij behorende geluidsopnamen. 

2    FEITEN
2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2    In een brief van 8 juni 2022 heeft de stichting GGZ inGeest aan klager meegedeeld dat de officier van justitie heeft besloten om voor klager een zorgmachtiging voor te bereiden. 
2.3    Bij brief van 9 juni 2022 heeft verweerster aan klager meegedeeld dat zij in verband met de aangekondigde aanvraag tot een zorgmachtiging als advocaat aan klager is toegevoegd. Verweerster heeft daarna telefonisch contact met klager over de zaak gehad. Klager en verweerster waren vervolgens in afwachting van de indiening van dat verzoekschrift bij de rechtbank Amsterdam en een datum waarop dat verzoek ter terechtzitting zou worden behandeld.
2.4    Op 13 juli 2022 heeft verweerster bij de rechtbank geïnformeerd of er al een zorgmachtiging was ingediend. Nadat zij van de rechtbank de mededeling had ontvangen dat dit niet het geval was, heeft verweerster bij e-mail van 13 juli 2022 aan klager meegedeeld dat zij van 15 juli 2022 tot en met 15 augustus 2022 vanwege vakantie afwezig is en dat de rechtbank daarvan op de hoogte is. Klager heeft in reactie daarop diezelfde dag per e-mail aan verweerster gevraagd of de rechtbank akkoord is met de verhinderdata van verweerster. Klager en verweerster hebben daarna nog telefonisch contact gehad. Op de vraag van klager of de rechtbank akkoord was met die verhinderdata heeft verweerster onder meer geantwoord: ‘’nou ze weten dat ik verhinderd ben en daarmee houden ze rekening met het plannen van een zitting’’
2.5    In een e-mail van 14 juli 2022 heeft verweerster namens klager aan bureau Psyon de opdracht gegeven om een onderzoek te doen naar de vraag of bij klager sprake is van een psychische stoornis en zo ja, welke. 
2.6    Bij brief van 15 juli 2022 heeft de officier van justitie aan verweerster meegedeeld dat diezelfde dag een verzoekschrift voor een zorgmachtiging bij de rechtbank Amsterdam is ingediend.
2.7    In de daarop volgende periode heeft klager contact opgenomen met de rechtbank Amsterdam. Klager is daarbij meegedeeld dat er zitting op 4 augustus 2022 was gepland.
2.8    Op 20 juli 2022 is verweerster, terwijl zij verbleef op haar vakantieadres in Spanje, door de griffie van de rechtbank Amsterdam op haar mobiele nummer gebeld met de mededeling dat door de officier van justitie een verzoekschrift was ingediend, dat de rechtbank de mondelinge behandeling daarvan op 4 augustus 2022 wilde plannen en is haar gevraagd of dit voor verweerster mogelijk was. Verweerster heeft in reactie daarop aan de rechtbank gevraagd om de mondelinge behandeling na 11 augustus 2022 te plannen.
2.9    In de middag van 20 juli 2022 ontving verweerster een e-mail van advocaat mr. X, waarin deze meedeelde dat klager haar had benaderd met de vraag om de behandeling van de zaak over te nemen en dat zij de rechtbank had gevraagd om het dossier van klager naar haar te sturen. Diezelfde dag heeft klager bij de deken een klacht over verweerster ingediend.   
3    KLACHT
3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager heeft in een bijlage bij een e-mail van 21 november 2022 een aantal verwijten aan verweerster genoemd (pagina 119 van het procesdossier van de raad). Samengevat komen deze verwijten op het volgende neer. Klager verwijt verweerster: 
a)    dat zij ten onrechte aan klager heeft meegedeeld dat de rechtbank rekening zal houden met de verhinderdata van verweerster.
b)    dat zij klager heeft tegengewerkt bij het aanvragen van een second opinion.

4    VERWEER 
4.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING
Toetsingskader
5.1    De klacht heeft betrekking op de dienstverlening door de (eigen) advocaat van klager. Gezien het bepaalde bij artikel 46 Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij die beoordeling geldt dat rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De cliënt dient door de advocaat erop gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en wat het kostenrisico is. Voorts dienen procestukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen. Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep voor wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De raad toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.
Klachtonderdeel a)
5.2    Klachtonderdeel a) ziet op het telefoongesprek dat klager op 13 juli 2022 met klager heeft gehad. Verweerster heeft in dat telefoongesprek aan klager meegedeeld dat de rechtbank bij de planning van een zitting in het kader van een aanvraag tot een zorgmachtiging rekening zou houden met de door verweerster opgegeven verhinderdata. Klager stelt dat verweerster met die mededeling tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, omdat later bleek dat de rechtbank de zitting had gepland tijdens de vakantie van verweerster. Klager wordt daarin niet gevolgd. 
5.3    Allereerst staat vast dat op het moment dat verweerster op 13 juli 2022 voormelde mededeling aan klager deed, door de officier van justitie nog geen aanvraag voor een zorgmachtiging bij de rechtbank was ingediend en er dus ook nog geen zittingsdatum bekend was. Daarnaast is van belang dat verweerster heeft toegelicht dat het niet altijd zo is dat als de aanvraag voor een zorgmachtiging is aangekondigd, dat die aanvraag dan ook daadwerkelijk wordt ingediend. Op 13 juli 2022 was het dus nog onzeker of en zo ja, wanneer de aangekondigde aanvraag tot een zorgmachtiging bij de rechtbank zou worden ingediend. Verder is  het in het algemeen zo dat de rechtbank, indien mogelijk, rekening houdt met opgegeven verhinderdata. Gelet hierop kon verweerster op 13 juli 2022 in redelijkheid in de veronderstelling verkeren dat de mondelinge behandeling van de zorgmachtiging na haar vakantie zou plaatsvinden, althans dat klager geen nadeel zou ondervinden van de omstandigheid dat zij een aantal weken op vakantie ging. Dit geldt des te meer nu verweerster heeft verklaard dat twee andere advocaten zich bereid hadden verklaard om tijdens de vakantie van verweerster haar zaken waar te nemen. Voor eventuele noodzakelijke werkzaamheden in het dossier van klager tijdens haar vakantie had verweerster dus een voorziening getroffen. Al met al is de raad daarom van oordeel dat de mededeling van verweerster aan klager op 13 juli 2022 inzake het door de rechtbank rekening houden met haar verhinderdata onhandig is geweest gelet op de wijze waarop klager die mededeling heeft begrepen, maar dat verweerster hier ten opzichte van klager niet heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Dit klachtonderdeel is daarmee ongegrond.       
Klachtonderdeel b)
5.4    Klachtonderdeel b) heeft betrekking op de wens van klager om door een deskundige een second opinion te laten uitvoeren naar zijn geestelijk welzijn. Klager stelt dat verweerster dit door klager gewenste onderzoek heeft tegengehouden en dat verweerster daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Ook daarin wordt klager niet gevolgd. Daarvoor is allereerst van belang dat verweerster gemotiveerd heeft betwist dat zij een dergelijk onderzoek heeft tegengehouden. Verweerster heeft in dat kader toegelicht dat zij met klager juist de verschillende opties voor een dergelijk onderzoek heeft besproken en dat zij daarbij aan klager heeft geadviseerd de rechtbank te verzoeken om een dergelijke second opinion uit te laten voeren, zodat de kosten van dat onderzoek door de rechtbank zouden worden gedragen en niet door klager zelf. Verder is van belang dat klager niet heeft betwist dat verweerster op 14 juli 2022 bij Psyon namens klager een onderzoek naar de geestesgesteldheid van klager heeft aangevraagd. Hieruit blijkt dat verweerster dus juist heeft meegewerkt aan het door klager gewenste onderzoek. Daarmee is ook dit klachtonderdeel ongegrond.
Conclusie
5.5     De klacht is in al haar onderdelen ongegrond.  


BESLISSING
De raad van discipline:
-    verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. C.C. Oberman en L.C. Dufour, leden, bijgestaan door mr. P.J. van Vliet als griffier en uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2023.


Griffier    Voorzitter


Verzonden op: 1 mei 2023