ECLI:NL:TADRAMS:2023:79 Raad van Discipline Amsterdam 23-186/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2023:79
Datum uitspraak: 24-04-2023
Datum publicatie: 28-04-2023
Zaaknummer(s): 23-186/A/NH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij in een familierechtzaak. Klacht is in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Klager verwijt verweerder in klachtonderdeel a) dat verweerder tegenover de rechtbank onjuistheden over hem heeft verkondigd en zich onheus over hem heeft uitgelaten. De voorzitter is van oordeel dat verweerder de grenzen van het tuchtrechtelijk verwijtbare heeft opgezocht, maar dat door hem geen tuchtrechtelijke norm is overtreden. Verweerder heeft hiertoe genoegzaam aangevoerd dat hij zijn uitlatingen heeft gedaan in overleg met zijn cliënte. Daar komt bij dat onwelgevallige uitlatingen van een wederpartij niet zonder meer ontoelaatbaar zijn, maar dat daarvan pas sprake is als uitlatingen bijvoorbeeld apert onjuist zijn of in redelijkheid geen bijdrage kunnen leveren aan het debat. Hiervan is naar het oordeel van de voorzitter geen sprake. In klachtonderdeel b) verwijt klager verweerder dat hij het verzoekschrift van zijn cliënte op het adres van de voormalig echtelijke woning heeft laten betekenen terwijl verweerder wist dat klager daar niet meer woonde. De voorzitter is van oordeel dat geen sprake is van door verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Niet is gebleken dat verweerder ten tijde van het betekenen van het verzoekschrift wist op welk adres klager op dat moment verbleef. Ook was het verzoekschrift door verweerder in kopie aan de advocaat van klager betekend. In klachtonderdeel c) verwijt klager verweerder dat hij de vrouw zou hebben geadviseerd om de bezittingen van klager te verkopen. Verweerder heeft dit verwijt van klager betwist en er is geen verdere onderbouwing ten aanzien van dit klachtonderdeel door klager gegeven.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam
van 24 april 2023
in de zaak 23-186/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder


De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 10 maart 2023 met kenmerk re/ds/22-535/2106519 digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7. 

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    Klager is in een familierechtelijk geschil verwikkeld met zijn (ex)-vrouw (hierna: de vrouw). Verweerder staat de vrouw in deze procedure bij. 
1.2    In een e-mailbericht van 22 juni 2022 van de vrouw aan verweerder staat, voor zover relevant: “Bedankt voor het conceptbrief. Alles klopt, behalve het fysieke geweld en het overmatig alcoholgebruik van [klager], dus schrap deze woorden.”
1.3    Op 28 juni 2022 heeft verweerder namens de vrouw een verzoekschrift bij de rechtbank Den Haag (hierna: de rechtbank) ingediend tot het treffen van voorlopige voorzieningen. De vrouw heeft hierin verzocht om aan haar het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning toe te wijzen, met het bevel dat klager die woning dient te verlaten en verder niet mag betreden. Tevens heeft de vrouw verzocht om de minderjarige dochter van klager en de vrouw (hierna: de dochter) aan haar zorg toe te vertrouwen. 
1.4    Op 28 juli 2022 heeft klager een verweerschrift tegen voornoemd verzoek ingediend. In dit verweerschrift, staat, voor zover relevant: (…) Onderhavige procedure heeft [klager] enorm verrast. (…) [Klager] zou psychisch geweld gebruiken tegen de vrouw. [Klager] zou constant ruzie maken, schreeuwen tegen de vrouw, veel alcohol drinken en [de dochter] slecht behandelen. [Klager] betwist het vorenstaande uitdrukkelijk. Nimmer is sprake geweest van grote ruzies of overlast. ( … ). [Klager] begrijpt dan ook absoluut niet hoe de vrouw het zich over het hart haalt om [klager] in een kwaad daglicht te zetten. (…) Het verwijt dat [klager] overmatig alcohol nuttigt is pertinent onjuist, nu [klager] nimmer alcoholische dranken nuttigt. Dit wordt door het e-mailbericht van de vrouw naar [verweerder], waarin zij hem verzoekt het overmatig alcoholgebruik uit het verzoekschrift te schrappen, bevestigd. […]. Verder blijkt uit dit e-mailbericht van de vrouw dat er geen sprake is van fysiek geweld. (…)”
1.5    Op 20 juli 2022 is het verzoek van de vrouw ter zitting behandeld. Bij beschikking van 3 augustus 2022 heeft de rechtbank met ingang van 17 augustus 2022 het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan de vrouw toegewezen. De rechtbank heeft hierbij bevolen dat klager de woning uiterlijk op 17 augustus 2022 diende te verlaten en verder niet mocht betreden. Tevens heeft de rechtbank in deze beschikking bepaald dat de dochter aan de zorg van de vrouw wordt toevertrouwd. De rechtbank heeft in deze beschikking het volgende overwogen, voor zover relevant: “(…) De vrouw stelt dat de spanningen tussen partijen dusdanig zijn opgelopen dat zij zich nu genoodzaakt ziet om voorlopige voorzieningen te verzoeken. [Klager] maakt constant ruzie, schreeuwt tegen de vrouw, drinkt veel alcohol en behandelt [de dochter] slecht. (…) Klager staat onder behandeling van een psychiater in P(…). Hij krijgt medicijnen in verband met een depressie en de vrouw vermoedt dat er sprake is van borderline. Sinds de indiening van het verzoekschrift zijn de spanningen alleen maar toegenomen. (…). Klager betwist expliciet dat er sprake is van psychisch geweld, dat hij alcohol drinkt en dat de vrouw de inboedel niet zou mogen gebruiken. [Klager] ontkent niet dat zich zo nu en dan conflicten hebben voorgedaan, maar deze zijn volgens hem niet zodanig dat de situatie onhoudbaar kan worden genoemd. [Klager] kampt met een depressie, maar hij voelt zich veel beter dan eerst en de therapie bij P(…) is daardoor geminimaliseerd naar één keer in de zes weken. (…). De rechtbank overweegt als volgt. Partijen zijn het erover eens dat er spanningen zijn, maar tussen partijen is in geschil of er sprake is van een zodanig onhoudbare situatie dat een gezamenlijk verblijf in de echtelijke woning niet meer mogelijk is. De rechtbank is van oordeel dat dit wel het geval is. De vrouw heeft immers onweersproken gesteld dat de politie aanwezig moest zijn omdat zij niet zelf haar spullen uit de echtelijke woning durfde te halen. Zelfs indien haar angst onterecht is, blijft het zo dat zij op dit moment niet samen met [klager] in de echtelijke woning durft te verblijven. Zij is ook uit eigen beweging met [de dochter] naar een vriendin gegaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het uitsluitend gebruik aan één van partijen moet worden toegewezen. (…)
1.6    Op 24 augustus 2022 heeft verweerder namens de vrouw een verzoekschrift tot echtscheiding met nevenvoorzieningen ingediend. In een deurwaardersexploot van 31 augustus 2022 staat dat dit verzoekschrift op die dag aan klager op het adres van de voormalig echtelijke woning is betekend en in kopie ook aan de advocaat van klager is betekend. 
1.7    In het verzoekschrift van 24 augustus 2022 staat, voor zover relevant: “(…) De vrouw met [de dochter] voelen zich niet veilig en maatregelen op korte termijn zijn noodzakelijk om erger te voorkomen. [Klager] maakte thuis constant ruzie, schreeuwt tegen de vrouw, drinkt veel alcohol en behandelt [de dochter] slecht. (… ). [Klager]  heeft  (erkende)  psychische  problemen  waarvoor  hij  onder behandeling is en medicijnen gebruikt. Dit maakt alle zorgen substantieel groter omdat er een grote onvoorspelbare factor aanwezig is.”
1.8    In een Whatsapp bericht van 25 augustus 2022 schrijft de vrouw aan klager, voor zover relevant: “De advocaat vertelde me dat ik niet verplicht ben je spullen te houden. (…)”. 
1.9    Op 8 oktober 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. 

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende. 
a)    Verweerder heeft onjuistheden tegenover de rechtbank verkondigd over klager en heeft zich onheus over klager uitgelaten.
b)    Verweerder heeft het verzoek tot echtscheiding laten bezorgen bij de voormalig echtelijk woning, terwijl verweerder wist dat klager daar niet meer woonachtig was.
c)    Verweerder heeft de ex-vrouw geadviseerd de bezittingen van klager te verkopen, terwijl daarover in de beschikking van de rechtbank niets is opgenomen. 

3    VERWEER
3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING
4.1    De zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. De maatstaf die de tuchtrechter bij de beoordeling daarvan aanlegt, is mede ingegeven door de kernwaarde partijdigheid die een advocaat in acht behoort te nemen en houdt het volgende in. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. 
4.2    Een advocaat in familiekwesties moet daarnaast waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden. Van een advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedure een grote rol kunnen spelen, met name belangen van kinderen.
Klachtonderdeel a) 
4.3    Klager heeft ten aanzien van dit klachtonderdeel naar voren gebracht dat verweerder klager onterecht heeft afgeschilderd als een geestelijk gewelddadig persoon die teveel alcohol drinkt en gevaarlijk is voor zijn dochter. Ondanks dat klager een screenshot van het e-mailbericht van 22 juni 2022 van de vrouw aan verweerder ter zitting van 20 juli 2022 presenteerde (waarin de vrouw zegt dat klager geen alcohol drinkt), heeft verweerder zijn aantijgingen op dit punt jegens klager in het verzoekschrift van 24 augustus 2022 herhaald. De rechtbank kan op grond van de door verweerder aangevoerde onjuiste beweringen tot een verkeerde conclusie zijn gekomen en een voor klager nadelige beslissing hebben genomen. Bovendien schaadt het door verweerder geschetste beeld de relatie van klager met zijn dochter. Door toedoen van verweerder is de geestelijke toestand van klager ook verslechterd. Klager heeft medicijnen voorgeschreven gekregen voor zijn depressieve klachten, als gevolg waarvan hij dakloos is geworden. 
4.4    Verweerder betwist dat hij klager zou hebben neergezet als een geestelijk gewelddadig persoon die te veel alcohol drinkt. Verweerder heeft zijn woorden zorgvuldig en in overleg met de vrouw gekozen. Naar aanleiding van het e-mailbericht van 22 juni 2022 van de vrouw aan verweerder, heeft verweerder contact met haar opgenomen. De vrouw bevestigde hierna dat alle verzoeken op de wijze zoals deze door verweerder waren opgesteld, ingediend mochten worden. Dit betrof dus ook de opmerking over het alcoholgebruik van klager. Ter zitting heeft de advocaat van klager verweer gevoerd en is het alcoholgebruik van klager betwist. Uit de beschikking van de rechtbank blijkt niet dat de opmerking van de vrouw over het vermeende alcoholgebruik van klager een beslissende rol heeft gespeeld. Als dit wel zo was geweest, dan had verweerder nog steeds geen tuchtrechtelijke normen overtreden, omdat hij geen onnodig grievende opmerkingen heeft gemaakt. Verweerder betwist dat klager door toedoen van verweerder dakloos zou zijn geworden. De rechtbank heeft op basis van andere zorgen bepaald dat het uitsluitend gebruik van de woning aan de vrouw toegekend diende te worden, aldus verweerder.
4.5    De voorzitter stelt op grond van het feitenrelaas vast dat dat verweerder in zowel de voorlopige voorzieningenprocedure als in de echtscheidingsprocedure naar voren heeft gebracht dat klager psychische problemen heeft, veel zou drinken, de dochter slecht zou behandelen en tegen de vrouw zou schreeuwen. Alhoewel verweerder mocht afgaan op de informatie van de vrouw, had hij zijn woorden, gelet ook op grond van het onder 4.1 overwogene over de rol van een advocaat in familiekwesties, naar het oordeel van de voorzitter, zorgvuldiger kunnen kiezen. Verweerder heeft in de verzoekschriften pijnlijke uitlatingen aan het adres van klager gedaan en het is dan ook voorstelbaar dat klager zich, mede in het licht van de verstoorde familieverhoudingen, door deze woorden gekwetst voelt. Daarbij heeft verweerder de aantijgingen jegens klager in de verzoekschriften overwegend als feiten gepresenteerd, terwijl de beweringen niet zijn onderbouwd en enkel zijn gebaseerd op hetgeen de vrouw verweerder hierover had verteld. De voorzitter is van oordeel dat verweerder hiermee weliswaar de grenzen van het tuchtrechtelijk verwijtbare heeft opgezocht, maar dat door hem geen tuchtrechtelijke norm is overtreden. Verweerder heeft hiertoe genoegzaam aangevoerd dat de beweringen over het alcoholgebruik, het slecht behandelen van de dochter en het schreeuwen tegen de vrouw door klager in overleg met de vrouw naar voren zijn gebracht. Daar komt bij dat onwelgevallige uitlatingen van een wederpartij niet zonder meer ontoelaatbaar zijn, maar dat daarvan pas sprake is als uitlatingen bijvoorbeeld apert onjuist zijn of in redelijkheid geen bijdrage kunnen leveren aan het debat. Hiervan is naar het oordeel van de voorzitter geen sprake. Bovendien is op deze stellingen ter zitting verweer gevoerd door de advocaat van klager. Het was de behandeld rechter dan ook duidelijk dat klager deze uitlatingen betwistte en uit de beslissing van de rechter van 3 augustus 2022 blijkt niet dat de rechter de door verweerder geuite beweringen over klager in zijn beslissing een duidelijke rol heeft laten spelen. Daarbij is het in zijn algemeenheid inherent aan de rol van advocaat van de wederpartij dat verweerder zich partijdig opstelde en in deze de vrouw volgde. Dat verweerder ook zou hebben genoemd dat klager gewelddadig is, zich schuldig maakt aan mishandeling en overmatig drankgebruik, zoals klager in dit klachtonderdeel ook aanvoert, kan de voorzitter niet opmaken uit het klachtdossier. Evenmin is de voorzitter gebleken dat, zoals klager noemt, verweerder er debet aan zou zijn dat klager uit zijn huis is gezet en zijn relatie met de dochter is verslechterd 
4.6    De voorzitter komt op grond van het voorgaande tot de slotsom dat klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond is. 
Klachtonderdeel b) 
4.7    In klachtonderdeel b) verwijt klager verweerder dat hij het verzoekschrift van de vrouw op 31 augustus 2022 op het adres van de voormalig echtelijke woning heeft laten betekenen, terwijl verweerder op dat moment wist dat klager niet meer in die woning woonde. Klager was op dat moment dakloos en verbleef in een auto. 
4.8    De voorzitter stelt vast dat verweerder op grond van de beschikking van 3 augustus 2022 bekend had moeten zijn met het feit dat klager op 31 augustus 2022 niet meer in de echtelijke woning verbleef. Desalniettemin is het verweerschrift door verweerder toch aan dit (voormalig) adres aan klager is betekend. Alhoewel duidelijk is dat het verzoekschrift door verweerder aldus niet op het juiste adres van klager is betekend, is de voorzitter van oordeel dat geen sprake is van door verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. De voorzitter overweegt hiertoe dat op grond van het klachtdossier niet is gebleken dat verweerder ten tijde van het betekenen van het verzoekschrift wist op welk adres klager op dat moment verbleef en klager heeft hierover zelf ook aangevoerd dat hij op dat moment dakloos was. Daarbij is het verzoekschrift door verweerder in kopie ook aan de advocaat van klager betekend en heeft verweerder genoegzaam aangevoerd dat het hem niet kan worden verweten dat de advocaat van klager, klager kennelijk niet direct in kennis heeft gesteld van het ontvangen van het verzoekschrift. Klachtonderdeel b) is op grond van het voorgaande kennelijk ongegrond. 
Klachtonderdeel c)
4.9    In klachtonderdeel c) verwijt klager verweerder dat hij de vrouw zou hebben geadviseerd om de bezittingen van klager te verkopen.  De voorzitter overweegt dat uit het WhatsApp-bericht van 25 augustus 2022 niet blijkt dat verweerder de vrouw zou hebben geadviseerd om de bezittingen van klager te verkopen. Nu verweerder heeft betwist dat hij dit advies aan de vrouw zou hebben gegeven en klager geen verdere onderbouwing ten aanzien van dit klachtonderdeel heeft gegeven, is de voorzitter van oordeel dat klachtonderdeel c)  kennelijk ongegrond is.
4.10    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht in alle onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: 
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 april 2023.


Griffier         Voorzitter


Verzonden op: 24 april 2023