ECLI:NL:TADRAMS:2023:44 Raad van Discipline Amsterdam 22-830/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2023:44
Datum uitspraak: 27-02-2023
Datum publicatie: 02-03-2023
Zaaknummer(s): 22-830/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij in familierechtkwestie. Verweerster heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Hoewel het de voorkeur had verdiend dat eerst (telefonisch) overleg zou hebben plaatsgevonden tussen advocaten, is de urgentie bij de indiening van het verzoekschrift begrijpelijk. De door klager in zijn e-mail – kennelijk zonder medeweten van zijn eigen advocaat – aangekondigde wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige dochter naar zijn eigen woonadres zou, zoals verweerster ter zitting heeft toegelicht, leiden tot het wegvallen van bepaalde toeslagen en daarmee ingrijpende financiële gevolgen voor de cliënte van verweerster hebben. Het stond verweerster dan ook vrij om het verzoekschrift in te dienen, want er was redelijke grond om te menen dat dat in het belang van haar cliënte was. Niet gebleken dat verweerster druk heeft uitgeoefend om de klacht in te laten trekken. Tot slot is het niet gebleken dat verweerster betrokken is geweest bij de oproep voor een minderjarigenverhoor of bij het invullen van de verklaring door de minderjarige dochter . Klacht ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 27 februari 2023
in de zaak 22-830/A/A
naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 23 februari 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2    Op 18 oktober 2022 heeft deze raad van discipline (hierna: de raad) het klachtdossier met kenmerk 1810528/EJH/AS digitaal van de deken ontvangen. 
1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 16 januari 2023. Daarbij waren klager en verweerster aanwezig. Verweerster is bijgestaan door haar kantoorgenoot mr. M.A. Stammes. Van de behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.
1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlage van klager van 2 november 2022. 

2    FEITEN
2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2    Klager en zijn ex-partner zijn verwikkeld in verschillende rechtszaken die betrekking hebben op hun minderjarige dochter. Verweerster staat de ex-partner van klager hierin bij.
Partijen hebben geprobeerd om via een mediationtraject en een hulpverleningstraject een oplossing te vinden, maar dit heeft niet tot een resultaat geleid. 
2.3    Op 22 december 2021 heeft verweerster namens haar cliënte een voorstel voor een zorg- en vakantieregeling voor de minderjarige dochter naar klager gemaild. Daarbij heeft verweerster klager verzocht om zo spoedig mogelijk, uiterlijk 6 januari 2022, op het voorstel te reageren. 
2.4    Op 4 januari 2022 heeft klager zijn ex-partner gemaild dat hij hun minderjarige dochter bij hem thuis gaat inschrijven, als volgt: 
‘Wel even een belangrijk punt. Ik ga [minderjarige dochter] bij mij thuis inschrijven. De rechter heeft het hoofdverblijf bij mij bepaald, en ook in het ouderschapsplan staat duidelijk dat ik op ieder moment de inschrijving bij mij kan doen. Ik ga er dan ook vanuit, dat [ex-partner], conform de gerechtelijke uitspraak meewerkt. Zo niet, dan zal het toch gebeuren, (..)’
2.5    Op 5 januari 2022 heeft klager gereageerd op de e-mail van verweerster van 22 december 2021 en daarbij vermeld dat zijn advocaat nog met een inhoudelijke reactie zal komen. In reactie daarop heeft klager een geautomatiseerde afwezigheidsmelding van verweerster ontvangen. Daarin is vermeld dat zij op 10 januari 2022 weer op kantoor aanwezig zal zijn.
2.6    Op 12 januari 2022 om 15:01 uur heeft de advocaat van klager een inhoudelijke reactie op het voorstel betreffende de zorg- en vakantieregeling naar verweerster gemaild.
2.7    Op 13 januari 2022 om 17:34 uur heeft verweerster onder meer het volgende naar de advocaat van klager advocaat gemaild:
‘In bovengenoemde zaak lag het verzoekschrift gister al voor indiening gereed, voordat ik uw mail ontving.
Bijgaand treft u dan ook het verzoekschrift aan, zoals dit vandaag door mij is ingediend. 
Het lijkt erop dat partijen niet ver uit elkaar liggen, zodat ik graag uw inhoudelijke reactie tegemoet zie. Dan kan er mogelijk voordat een mondelinge behandeling wordt ingepland overeenstemming worden bereikt.’  
Diezelfde dag is door verweerster bij de afdeling Familie en Jeugd van de rechtbank Amsterdam een verzoekschrift houdende een vaststelling van het hoofdverblijf,  zorgregeling en vakantie- en feestdagenregeling ingediend. 
2.8    Op 1 februari 2022 hebben klagers advocaat en verweerster telefonisch contact met elkaar gehad. Daarna hebben zij met elkaar gecorrespondeerd om tot overeenstemming te komen. 
2.9    Op 15 februari 2022 heeft klager bij het kantoor van verweerster een klacht over verweerster ingediend. De klachtenfunctionaris van het kantoor van verweerster heeft daar op 17 februari 2022 op gereageerd en geconcludeerd dat verweerster geen verwijten kunnen worden gemaakt.
2.10    Uiteindelijk zijn klager en zijn ex-partner begin maart 2022 tot overeenstemming gekomen over een zorgregeling en een vakantie- en feestdagenregeling voor hun minderjarige dochter.

3    KLACHT
3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende:
a)    verweerster heeft niet de voorkeur gegeven aan een minnelijke regeling boven het voeren van een juridische procedure. Het is niet chic dat verweerster drie dagen voor kerst een brief stuurt met een deadline om voor 6 januari 2022 te reageren, terwijl dit precies de kerstperiode betreft en zijzelf tot 10 januari 2022 afwezig is. Vervolgens heeft verweerster een verzoekschrift bij de rechtbank ingediend, terwijl zij wist dat de inhoudelijke reactie van klagers advocaat op haar brief eraan kwam. Ook toen heeft zij verzuimd contact op te nemen met de advocaat van klager of aangestuurd op een minnelijke oplossing; 
b)    verweerster heeft klagers advocaat onder druk gezet om de klacht in te laten trekken. Hiermee heeft verweerster onnodig druk uitgeoefend, terwijl klagers advocaat hier buiten staat;
c)    verweerster heeft zonder instemming van klager de minderjarige dochter gehoord en de daarvan opgestelde verklaring bij de rechtbank ingediend.
3.2    De raad zal hierna bij de beoordeling, waar nodig, op de stellingen en stukken van klager ingaan.

4    VERWEER 
4.1    Verweerster voert verweer tegen de klacht en betwist dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerster voert aan dat zij wel degelijk een minnelijke regeling heeft beproefd door te bellen, te mailen en door aansluitend aan de zitting bij de rechtbank een viergesprek te voeren. Volgens verweerster was het indienen van het verzoekschrift in het belang van haar cliënte, omdat dit de enige manier was om de door klager aangekondigde overschrijving van de minderjarige dochter naar zijn adres te verhinderen, waarmee ingrijpende financiële gevolgen voor haar cliënt gemoeid zouden zijn geweest. 
Verder betwist verweerster dat zij de advocaat van klager (telefonisch) onder druk heeft gezet om de klacht in te trekken. Volgens verweerster heeft zij klagers advocaat alleen per e-mail gevraagd of de overeenstemming aanleiding was om de klacht alsnog in te trekken, omdat zij ervan uitging dat het haar niet vrijstond om klager hier rechtstreeks over te benaderen. Tot slot betwist verweerster dat zij een verklaring van de minderjarige dochter in de procedure heeft ingebracht, laat staan dat zij de minderjarige dochter ooit heeft gesproken. In dat verband merkt verweerster op dat de rechtbank de oproep voor een minderjarigenverhoor rechtstreeks heeft verstuurd naar het adres van haar cliënte, waarna de verklaring zonder betrokkenheid van verweerder is ingevuld. Van ‘een kind erbuiten laten’ kan volgens verweerster geen sprake zijn, omdat de mogelijkheid van een minderjarigenverhoor in de wet is opgenomen.
4.2    De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING 
5.1    De klachtonderdelen gaan in de kern over het handelen van verweerster als de advocaat van de wederpartij van klager. Uitgangspunt is dat die advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van haar cliënt te behartigen op de wijze als haar in overleg met haar cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat de advocaat bij de behartiging van de belangen van haar cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. In familiezaken moet een advocaat daarnaast waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden. Van een advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, omdat vooral de belangen van kinderen een grote rol kunnen spelen.
De raad verklaart klachtonderdeel a) ongegrond
5.2    Met klachtonderdeel a) verwijt klager verweerster dat zij niet de voorkeur heeft gegeven aan een minnelijke regeling boven het voeren van een juridische procedure. Uit de klachtbrief blijkt dat het klager hier gaat om het verzoekschrift dat verweerster op 13 januari 2022 namens haar cliënte bij de rechtbank heeft ingediend, terwijl klager haar op 5 januari 2022 had bericht dat zijn advocaat nog met een inhoudelijke reactie zou komen. Klager heeft tijdens de zitting benadrukt dat het hem erom gaat dat de intentie in een familierechtzaak moet zijn er samen uit te komen
5.3    De raad is op grond van het klachtdossier en de ter zitting afgelegde verklaringen van oordeel dat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door het verzoekschrift op 13 januari 2022 in te dienen. Hoewel het de voorkeur had verdiend dat eerst (telefonisch) overleg zou hebben plaatsgevonden tussen advocaten, begrijpt de raad de urgentie bij de indiening van het verzoekschrift. De door klager in zijn e-mail van 4 januari 2022 – kennelijk zonder medeweten van zijn eigen advocaat - aangekondigde wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige dochter naar zijn eigen woonadres zou, zoals verweerster ter zitting heeft  toegelicht, leiden tot het wegvallen van bepaalde toeslagen en daarmee ingrijpende financiële gevolgen voor de cliënte van verweerster hebben. Het stond verweerster dan ook vrij om het verzoekschrift in te dienen, want er was redelijke grond om te menen dat dat in het belang van haar cliënte was. Verweerster heeft ter zitting  bovendien toegelicht dat zij na indiening van het verzoekschrift wel degelijk met de advocaat van klager in gesprek is gebleven. Dit heeft ertoe geleid dat klager en zijn ex-partner het uiteindelijk onderling ook eens zijn geworden over een zorgregeling en een vakantie- en feestdagenregeling voor hun minderjarige dochter. Omdat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerster in de gegeven omstandigheden geen sprake is, is klachtonderdeel a) ongegrond. 
De raad verklaart klachtonderdeel b) ongegrond
5.4    Met klachtonderdeel b) verwijt klager verweerster dat zij zijn advocaat onder druk heeft gezet om de over haar bij de deken ingediende klacht in te laten trekken.
5.5    De raad is op grond van de stukken en de ter zitting afgelegde verklaringen van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van het feit dat zij over de klacht contact heeft opgenomen met de advocaat van klager. Het is verweerster niet toegestaan om rechtstreeks contact met klager op te nemen, omdat klager wordt bijgestaan door een advocaat. Het is dan ook begrijpelijk dat verweerster klagers advocaat heeft benaderd met de vraag of de tussen klager en haar cliënte bereikte overeenstemming aanleiding was om de klacht in te trekken. Dat verweerster daarbij druk heeft uitgeoefend op de advocaat van klager, heeft verweerster gemotiveerd betwist en is niet gebleken. Klachtonderdeel b) is daarom ongegrond.
De raad verklaart klachtonderdeel c) ongegrond
5.6    Met klachtonderdeel c) verwijt klager verweerster dat zij de minderjarige dochter zonder zijn instemming heeft gehoord en de daarover opgestelde verklaring bij de rechtbank heeft ingediend in de procedure over de hoofdverblijfplaats van de minderjarige dochter.
5.7    De raad is op grond van het klachtdossier en de ter zitting afgelegde verklaringen van oordeel dat verweerster in dit verband geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Verweerster heeft er – terecht – op gewezen dat het gangbaar is dat de mening van kinderen van 12 jaar en ouder wordt meegewogen door de rechter. Het is daarbij (bij de rechtbank Amsterdam) gebruikelijk dat de rechtbank een oproep voor het verhoor van een minderjarige naar het adres stuurt waar de minderjarige staat ingeschreven, in dit geval het adres van haar cliënte. Het is de raad uit het klachtdossier niet gebleken dat verweerster hierbij, of bij het invullen van de verklaring door het minderjarige kind, op enige wijze  betrokken is geweest, behalve dat verweerster er kennelijk - en terecht - bij haar cliënte op heeft aangedrongen om een kopie van de door de minderjarige dochter afgelegde verklaring aan klager toe te zenden.  Klachtonderdeel c) is dan ook ongegrond.

BESLISSING
De raad van discipline verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. K.M. van Hassel, voorzitter, mrs. P. van Lingen en D. Horeman, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 februari 2023.
 
Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 27 februari 2023