ECLI:NL:TADRAMS:2023:248 Raad van Discipline Amsterdam 23-411/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2023:248 |
---|---|
Datum uitspraak: | 22-12-2023 |
Datum publicatie: | 08-01-2024 |
Zaaknummer(s): | 23-411/A/A |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij gegrond. De raad is van oordeel dat verweerster zich met haar handelswijze te star heeft opgesteld en dat zij met name haar eigen opvatting (en niet noodzakelijkerwijs die van haar cliënte) lijkt te hebben gevolgd en daarmee de belangen van de wederpartij, klager, onnodig heeft geschaad zonder redelijk doel. Daarbij had verweerster, mede gelet op haar rol als familierechtadvocate, meer inspanningen kunnen en ook moeten verrichten om uit de ontstane impasse te geraken. Door verdere stappen afhankelijk te maken van inwilliging van haar verzoek aan klager tot het in de arm van nemen van een advocaat, terwijl duidelijk was dat klager hiertoe niet zou overgaan, heeft verweerster de zaak onnodig gejuridiseerd en mogelijk ook vertraagd. Aan verweerster wordt de maatregel van een waarschuwing opgelegd. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 22 december 2023
in de zaak 23-411/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
gemachtigde mr. J. van Embden
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 3 september 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 22 juni 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2068811/JS/MvV
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 13 november 2023. Daarbij
waren klager en verweerster met haar gemachtigde aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal
opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de
op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de raad kennisgenomen
van de nagezonden stukken van verweerster van 26 juni 2023 en van de nagezonden stukken
van klager van 23 juli 2023.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 In het kader van de opstelling van een ouderschapsplan voor hun zoon, staat
verweerster de ex-partner (hierna: de vrouw) van klager bij.
2.3 Bij e-mailbericht van 9 februari 2022 stuurt de vrouw aan verweerster, voor
zover relevant: “(…)Ik merk dat communiceren met [klager] gewoonweg niet gaat. (…)Ik
heb wederom een vervelende e-mail van [klager] gehad, maar heb er geen reactie op
gegeven. Misschien toch verstandig om weer te vermelden dat alles via mijn advocaat
gaat. (…)”
2.4 Bij e-mailbericht van 10 februari 2022 stuurt de vrouw aan verweerster, voor
zover relevant: “(…) Met [klager] communiceren hoe dan ook gaat heel erg moeizaam.
(…)”
2.5 Bij e-mailbericht van 22 april 2022 stuurt verweerster aan klager, voor zover
relevant: “Tot mij heeft zich gewend [de vrouw] (…) met het verzoek haar behulpzaam
te zijn bij het opstellen van een ouderschapsplan voor het kind dat u samen heeft
en is geboren uit de affectieve relatie. Ik heb begrepen dat u zich tot een sociaal
werker heeft gewend doch adviseer ik u een eigen advocaat in de arm te nemen die namens
u uw belangen behartigd. Ik kan dan het ouderschapsplan haar of hem toesturen en zij/hij
kan mij uw financiële gegevens doen toekomen zodat er een berekening kan worden gemaakt
voor de onderhoudsbijdrage van uw zoon. Graag ontvang ik het adres van de advocaat.
(…)”
2.6 Klager reageert op 29 april 2022 op voornoemd bericht met, voor zover relevant:
“(…) Zelf heb ik nog geen advocaat in de hand gezien ik nog van mening ben dat wij
dit gezamenlijk in ouderlijk overleg kunnen oplossen.(…)Het hoeft derhalve niet ingewikkelder
gemaakt te worden dan nodig. Dit is ook de reden waarom ik nog het volste vertrouwen
heb in constructief overleg kijkend naar de bezwaren en me ook bereidwillig op stel
deze te bespreken richting passende oplossing. (…)” Klager stuurt verweerster daarbij
het laatstelijk tussen partijen opgemaakte concept ouderschapsplan en verzoekt verweerster
hem de bezwaarpunten van de vrouw met betrekking tot het voorliggende concept kenbaar
te maken.
2.7 Bij e-mailbericht van 2 mei 2022 stuurt verweerster aan klager, voor zover
relevant: “Aangezien ik de belangen behartig van [de vrouw] en ik dus partijdig ben,
is het in uw eigen belang dat u zich wendt tot een advocaat. Op deze wijze zijn alle
belangen behartigd en kunnen we rond te tafel zitten en met elkaar overleggen. Laat
u mij weten wie uw advocaat is?” Klager reageert hier dezelfde dag op met, voor zover
relevant: “Onlangs heb ik juridisch advies ingewonnen en daaruit is gekomen, dat ik
momenteel geen juridische bijstand nodig heb. Graag ontvang ik het ouderschapsplan
terug met de bezwaarpunten van [de vrouw], zodat ik deze punten van toegevoegde waarde
voor ons kind weet. Afhankelijk van uw inhoudelijke reactie en opgestelde ouderschapsplan
met inachtneming van het reeds eerder verzonden plan, kan ik een betere overweging
maken of ik mij in rechte wil laten vertegenwoordigen door een advocaat. Gezien ik
bereidwillig ben om mee te werken, lijkt het mij niet noodzakelijk om het proces langer
te maken. Graag zie ik het ouderschapsplan tegemoet.”
2.8 Bij e-mailbericht van 25 mei 2022 stuurt de vrouw aan klager, voor zover relevant:
“(…) Tevens verzoek ik jou, zoals mijn advocaat dat ook meerdere malen had aangegeven,
om een eigen advocaat in handen te nemen. Hiermee kunnen we gezamenlijk een ouderschapsplan
ondertekenen. (…) Nogmaals, zonder eigen advocaat komt er geen ouderschapsplan. (…)”
2.9 Op 25 mei 2022 stuurt klager verweerster een reminder met betrekking tot zijn
verzoek van 2 mei 2022. Verweerster reageert hier dezelfde dag op met, voor zover
relevant: “Zoals ik al in mijn e-mail van 2 mei 2022 heb uiteengezet, zal ik graag
met uw advocaat in contact komen en willen overleggen. Laat u mij weten wie dit is?”
Klager reageert hier op 28 mei 2022 op met, voor zover relevant: “Zoals ik ook eerder
heb aangegeven in de mail van 02-05-2022, is een advocaat niet van toepassing in dit
stadium. (…)”
2.10 Bij e-mailbericht van 28 mei 2022 stuurt klager aan de vrouw, voor zover relevant:
“(…)Met betrekking tot het in de hand nemen van een advocaat, wil ik wederom aangeven
dat je in Nederland niet verplicht bent een advocaat in de hand te nemen, toch weigeren
zowel jij als de advocaat die jij in de hand hebt genomen enige vorm van communicatie
zonder tussenkomst van een advocaat. Ik juich het feit dat jij persoonlijk juridische
bijstand hebt toe, op deze manier weet jij dat je niks tekort wordt gedaan. Mijn wensen
met betrekking tot het ouderschapsplan heb ik persoonlijk naar jou geuit en op papier
gezet. Vanuit jou kant heb ik tot op heden zowel persoonlijk als op papier geen wensen,
noch aanpassingen mogen ontvangen.”
2.11 Op 30 mei 2022 stuurt de office manager van verweerster (hierna: H), namens
verweerster het ouderschapsplan aan klager. Ook worden in dit bericht de voor de berekening
van de onderhoudsbijdrage noodzakelijke financiële gegevens aan klager gevraagd.
2.12 Op 7 juni 2022 bericht de vrouw aan verweerster dat de communicatie met klager
steeds stroever verloopt.
2.13 Op 8 juni 2022 bericht de vrouw aan verweerster dat zij nog geen reactie van
klager heeft ontvangen op het ouderschapsplan, als ook dat zij (“weer”) e-mails en
berichten met beschuldigingen van klager heeft ontvangen.
2.14 Op 13 juni 2022 stuurt H aan klager dat zij nog steeds geen reactie hebben
ontvangen op het ouderschapsplan en dat zij deze graag alsnog van klager vernemen.
2.15 Op 23 juni 2022 stuurt klager in reactie op het door haar verstuurde ouderschapsplan
een aangepast concept hiervan aan verweerster. In een reactie hierop stuurt verweerster
klager dezelfde dag: “Dank voor toezending van het ouderschapsplan, welke ik aan [de
vrouw] zal doen toekomen voor haar commentaar. U heeft mij wederom uw financiële stukken
niet aan mij doen toekomen. Mocht ik deze wederom niet ontvangen, binnen een week
na heden, dan zal ik [de vrouw] hieromtrent adviseren. Nogmaals het lijkt mij praktisch
en in het belang van uw kind dat u uw financiële gegevens stuurt en ook een advocaat
in de arm neemt die uw belangen behartigd.”
2.16 Op 1 juli 2022 stuurt klager aan verweerster, voor zover relevant: “(…) Graag
wil ik met u en [de vrouw] verder praten over het ouderschapsplan en ontvang ik hierbij
antwoord over mijn aanvullingen op het plan. Indien u weigert een inhoudelijke reactie
te geven en blijft verzoeken om financiële gegevens, zal ik de deken op de hoogte
brengen van uw bejegening jegens mij.”
2.17 Op 18 augustus 2022 stuurt de vrouw aan verweerster, voor zover relevant:
“(…) Wat kan/moet ik doen, wat zijn de vervolgstappen? De handelingen van [klager],
een persoonlijk gesprek, telefoontjes, whatsapp berichten ervaar ik als erg vervelend.
Wat als het enge dreigementen worden? [Klager] geeft mij het gevoel dat hij zeggenschap
wilt hebben over [de zoon] en alles wilt regelen op zijn manier en dat ik ermee akkoord
moet gaan. (…)” Hierop reageert verweerster dezelfde dag met, voor zover relevant:
“U kunt nu naar de rechter stappen en de rechter om bemiddeling verzoeken een zogenaamd
artikel 1:253a BW procedure. (…) Zal ik dan maar een verzoekschrift gaan opstellen?
(…)”
2.18 Op 3 september 2022 heeft klager de klacht tegen verweerster ingediend bij
de deken.
2.19 Op 21 september 2022 heeft verweerster namens de vrouw een artikel 1:253a
BW procedure bij de rechtbank aanhangig gemaakt.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster
obstructie te hebben gepleegd in de voortgang van het opstellen van een ouderschapsplan.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 Het betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is
dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt
te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid
is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich
niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten
mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat
bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij
niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts
dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het
feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan
op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid
daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het
voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient,
opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de
advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of
die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig
nadeel aan de wederpartij toebrengen.
5.2 Een advocaat in familiekwesties moet in het algemeen waken voor onnodige polarisatie
tussen de ex-echtelieden. Van een advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid
worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedure een grote rol kunnen
spelen, met name belangen van kinderen.
5.3 Klager verwijt verweerster obstructie in de voortgang van de zaak te hebben
gepleegd door te blijven aandringen op het door klager inschakelen van een advocaat
en alleen met klager te willen onderhandelen indien hij over een advocaat zou beschikken.
Klager zag hiertoe geen noodzaak, nu er door partijen enkel een ouderschapsplan moest
worden opgesteld. Door de handelwijze van verweerster heeft de zaak onnodig lang geduurd
en is het geschil onnodig verhard en gejuridiseerd. Klager heeft herhaaldelijk bij
verweerster aangeven bereid te zijn om met elkaar om de tafel te zitten en het over
de door haar cliënte aangehaalde punten te hebben, maar er is vanuit verweerster op
geen enkel moment getracht om dit gesprek te aan te gaan.
5.4 Verweerster betwist dat zij met haar handelswijze de belangen van klager onevenredig
zou hebben geschaad. Verweerster voert hiertoe aan dat zij juist in het belang van
klager erop heeft gewezen dat klager een advocaat diende in te schakelen. Als klager
zich tot een advocaat had gewend, dan had een viergesprek tussen partijen kunnen plaatsvinden
en dan hadden partijen er onderling uit kunnen komen. Daarbij diende verweerster het
belang van haar cliënte, de vrouw. Zij was ziek en voelde zich niet goed. Klager veranderde
steeds van standpunt en het was voor de vrouw te stressvol om enkel met klager te
overleggen, zonder dat hij zich liet bijstaan door een advocaat. Verweerster vermoedt
dat de vrouw het ook niet prettig had gevonden als verweerster alleen met klager,
dus buiten aanwezigheid van de vrouw, was gaan praten.
5.5 De raad stelt op grond van de overlegde e-mailcorrespondentie vast dat verweerster
meermaals, te weten op 22 april 2022, 2 mei 2022, 25 mei 2022 en 23 juni 2022, aan
klager heeft gevraagd om zich tot een advocaat te wenden. Eerst dan kon er overleg
worden gevoerd. Klager heeft hier telkenmale afwijzend op heeft gereageerd en te kennen
gegeven dat hij voor rechtsbijstand geen noodzaak zag, als ook dat de kwestie volgens
hem in goed onderling overleg kon worden opgelost. Ook heeft klager aan verweerster
bericht dat rechtsbijstand in een dergelijke procedure niet verplicht is.
5.6 Waar verweerster zich in haar verweer op het standpunt heeft gesteld dat haar
cliënte, de vrouw, enkel met klager om de tafel wilde gaan indien klager zich door
een advocaat zou laten bijstaan en dat verweerster daarom is blijven volharden in
haar verzoek hieromtrent, blijkt dit naar het oordeel van de raad onvoldoende uit
de inhoud van de overgelegde correspondentie. Alhoewel hieruit een verstoorde verstandhouding
tussen partijen blijkt (als gevolg waarvan de vrouw geen rechtstreeks contact met
klager wenste), volgt hieruit niet dat het aanhoudende verzoek aan klager tot het
in de arm nemen van een advocaat een voor de vrouw noodzakelijke voorwaarde was. De
vrouw heeft hier in haar e-mail van 25 mei 2022 aan klager ook op gewezen, maar daarmee
lijkt zij niet meer dan het eerder ingenomen standpunt van verweerster te herhalen,
en in elk geval biedt een losse opmerking in een email tussen de cliënte van verweerster
en klager onvoldoende grond voor verweerster om hieruit te kunnen afleiden dat zij
van haar cliënte niet met klager in overleg mocht gaan zonder dat laatstgenoemde een
advocaat had. Dat ligt ook niet voor de hand, want de cliënte van verweerster had
uiteraard de mogelijkheid om het overleg met klager te laten voeren door verweerster
en niet zelf deel te nemen.
5.7 De raad is van oordeel dat verweerster zich met haar handelswijze te star heeft
opgesteld en dat zij met name haar eigen opvatting (en niet noodzakelijkerwijs die
van haar cliënte) lijkt te hebben gevolgd en daarmee de belangen van de wederpartij,
klager, onnodig heeft geschaad zonder redelijk doel. Daarbij had verweerster, mede
gelet op haar rol als familierechtadvocate, meer inspanningen kunnen en ook moeten
verrichten om uit de ontstane impasse te geraken. Zo had zij in ieder geval kunnen
proberen om een keer met elkaar in gesprek te gaan, waarbij verweerster zo nodig als
“buffer” voor haar cliënte had kunnen optreden of zij had klager kunnen bellen en
hem op die manier kunnen aanhoren. Op die wijze had er wellicht een begin van een
(constructief) overleg tussen partijen tot stand kunnen komen. Door echter verdere
stappen afhankelijk te maken van inwilliging van haar verzoek aan klager tot het in
de arm van nemen van een advocaat, terwijl duidelijk was dat klager hiertoe niet zou
overgaan, heeft verweerster de zaak onnodig gejuridiseerd en mogelijk ook vertraagd.
Dit valt haar tuchtrechtelijk te verwijten. De klacht is gelet op het voorgaande gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door te blijven volharden
in haar standpunt dat klager een advocaat in de arm diende te nemen, terwijl klager
dit niet wilde en rechtsbijstand in de procedure ook niet verplicht was. Verweerster
heeft zich met deze starre handelswijze onnodig juridiserend opgesteld. De maatregel
van een waarschuwing acht de raad hierbij passend en geboden. Bij de bepaling van
de maatregel houdt de raad rekening met de context waarbinnen over verweerster is
geklaagd, namelijk een familierechtprocedure die een niet polariserende houding van
een advocaat vereist.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel
46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden
binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen
twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster
door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond
van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van een waarschuwing op;
- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de
Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald
in 7.3.
Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. D. Horeman en M. Bootsma, leden, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 december 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 22 december 2023